zondag 17 september 2017

Kreperen

We staan op een camping in Saint Aygulf en zitten te genieten van een koel wit wijntje onder ons luifeltje. Aan de andere kant van het straatje meldt zich een nerveuze camper. Een klein manneke met een enorme klep aan zijn petje stapt uit en trekt zijn afgezakte korte broek op. Hèhè, die heeft zijn vakantiebestemming bereikt. Hij kijkt naar links en hij kijkt naar rechts. Zijn vrouw in keurig kleurig jurkje in bloemmotief komt achter de camper vandaan. Zij loopt resoluut naar een specifieke graspol en gebaart met beide gestrekte armen in een hoek van exact 90 graden waar zij de camper wil hebben. Het manneke schuift de klep wat achterover, trekt zijn broek weer op en dribbelt heen en weer. De vrouw laat haar armen zakken maar blijft duidelijk op haar strepen staan. De man loopt om de camper heen, kijkt naar de struiken, kijkt of zijn TV-schotel straks vrij staat. Hij heeft duidelijk een alternatieve plek in gedachte, gaat in de houding staan en spreidt eveneens beide armen onder 90 graden. ‘Hij wil liever daar gaan staan’, zegt Marijke. Ik denk er het mijne van, want de vrouw strekt haar beide armen nog resoluter dan de eerste keer in de bekende stand en stampt met haar rechtervoet op de grond.

De toon is gezet, hier past geen tegenspreken en hij stapt mopperend achter het stuur en manoeuvreert zijn kleine paleisje waar zijn koningin hem graag wil hebben. Zij blijft stokstijf staan, en op het moment dat hij haar bijna omver rijdt, slaat ze met de vlakke kant ‘pats’ op de achterkant. Het manneke stapt uit, en hijst zijn korte broek weer op. De vrouw verdwijnt in de camper. De man tovert een lange compleet-in-de-warre kabel uit de achterklep en begint de knopen er een-voor-een klungelig uit te halen. Hij sleept het hele gedoe naar een stroompaal en sluit de boel aan. Net als hij het andere eind in de camper wil aansluiten, komt zijn vrouw naar buiten met een enorme waterpas. Ze doet met beide armen gespreid een neerstortend vliegtuig na, ten teken dat de camper zo scheef als een hoepel staat. ‘Nou ja’, zegt Marijke, ‘die overdrijft toch wel verschrikkelijk’. Hij flikkert de zojuist ontwarde kabel aan de kant en pakt twee oprijstukken onder uit het ruim van de camper. Zij loopt met waterpas achter hem aan en wijst daarmee het linker voorwiel en het rechter achterwiel aan. Ze gaat vervolgens op gepaste afstand staan en het zielige kleine manneke legt die oprijstukken zorgvuldig tegen de wielen, stapt in en start de motor. Breedvoerig stuurt ze hem die oprijblokken op. Die staat prima, dacht ik bij mezelf. Maar zij wappert met die waterpas, en met de duim en wijsvinger van haar andere hand dat hij nog zeker 5 centimeter verder moet. Poeff, kedengg, klieng, klang, godverrrr . . . ‘Dat was dus iets te ver’, zegt Marijke en ik barst in lachen uit. Maar voor dit betreurenswaardige manneke is dit duidelijk heel normaal. Hij stapt uit, trekt wederom zijn te wijde korte broek op en begint een moeizame hersteloperatie. De vrouw weet van geen ophouden en blijft wapperen met die ene hand. Maar hij zet ‘m half op die blokken, trekt resoluut de handrem aan, stapt definitief uit, trek zijn wijde broekje vastberaden op en sluit de stroomkabel aan. Die zit! Zij haalt de schoudertjes op en verdwijnt in haar knibbel-knabbel-knuisje.

Hij is nu niet meer te stoppen, als een opgedraaide ADHD-er draait hij de luifel uit en zet die vast met twee scheerlijntjes. ‘Die staat niet lang’, zeg ik tegen Marijke, ‘het waait veel te hard’. Maar het kleine manneke sleept zich verder te barste over zijn zojuist verworven perceeltje met twee te grote tuinstoelen, twee voetenbankjes en klapt een veel te grote tafel uit. Zij komt naar buiten in uitgesneden badpak, zet de handen in de zij en schopt met haar rechter slipper tegen de zanderige ondergrond. Hij vliegt rechtop, trekt voor de zoveelste keer zijn broek op en kijkt naar links, naar rechts en dan naar ons. Wij zitten rustig te nippen aan ons witte wijntje, op onze bescheiden tuinstoeltjes maar wel op een keurig goed vastgespijkerd vloerkleed. Het manneke dribbelt naar het ruim achterin zijn niet meer zo vorstelijke paleisje. Even later komt hij met een enorm vloerkleed, dat hij verschrikkelijk onbeholpen onder zijn te grote tuinstoelen en tafels probeert te frommelen. Hij is nog lang niet klaar met zijn klungelige klus als een stevige windvlaag onder zijn te grote klep komt. Zijn petje vliegt wel 20 meter ver weg, en ik kan m’n lach niet meer inhouden. ‘Jan, alsjeblieft, gedraag je’, zegt Marijke. ‘Nou ja, hij is er zelf mee begonnen, toch?’, probeer ik me hakkelend te verdedigen. Als hij zijn petje heeft weten te redden en weer terugloopt, komt de volgende windvlaag onder dat enorme vloerkleed. Wat een ellende, denk ik bij mezelf. Ik krijg nu echt medelijden met dat manneke.
 
‘En kijk madam daar eens zitten’, zegt Marijke. Zijn vrouw in haar strakke badpak heeft een van die grote tuinstoelen verplaatst naar de buren, waar ze languit in de luwte van een struik met gestrekte beentjes ligt. Met de rug naar haar man, die nu te veel handen tekort komt. De luifel wordt weer ingedraaid, vloerkleed weer zo goed als zo kwaad opgevouwen. Net als hij zijn tuinstoel, de twee voetenbankjes en de grote tafel weer in de juiste formatie heeft geplaatst op het vermaledijde zand, daar komt mevrouw weer naar buiten. ‘Och god, hij moet eten klaarmaken’, verslikt Marijke zich bijna in haar Chardonnay. Want zij legt twee plastic verpakkingen en een rol aluminiumfolie op tafel. En ja hoor, hij schuift zijn klep naar achteren, krabt zich op zijn voorhoofd en zet de pet weer recht. Zijn hemd hangt intussen slordig uit zijn broek en hij trekt met nog meer moeite zijn broek op. Uit het intussen welbekende ruim komen achtereenvolgens een uitklaptafeltje, een gasstelletje, een gasfles en een blikken windvanger. ‘Ik ben benieuwd hoe dat gaat met die wind’, mompel ik. Hij schijnt het gehoord te hebben, want hij tovert zo’n grote stoffen driehoek uit het onuitputtelijke ruim. Een onmogelijke strijd begint om dat flapperende doek te temmen. Een punt probeert hij vast te zetten aan zijn fietsenrek, en het andere met een onwillige haring in de grond. Heel zielig constateert hij dat de afstand van het derde punt van zijn doek naar die verrekte boom ietsjes te ver is. Geen nood, hij duikt voor de zoveelste keer in het ruim en komt met een kekgeel koord tevoorschijn. Maar net voordat hij trots kan zijn op zichzelf dat het hem eindelijk gelukt is!? Daar draait die verdomde rot wind en het doek flikkert zijn gasstelletje omver. Ik heb het niet meer.

Je gelooft dit niet, als je het niet zelf gezien hebt. ‘Volgens mij is die vrouw ziek, misschien heeft ze wel last van de warmte’, probeert Marijke haar eigen geslacht nog enigszins maar vergeefs te redden. Want zijn vrouw zit al die tijd met de rug naar hem toe, op het perceel van de buren, languit uitgestrekt te genieten van de heerlijke middagzon.

Het manneke is met de etenswaren-in-plastic richting toiletgebouw gelopen. Tien minuten later komt hij terug met een piepklein pakketje keurig in de aluminiumfolie gewikkeld. ‘Dat zal het avondeten zijn’, mompel ik weer. Maar wij moeten gaan borrelen bij m’n zwager en schoonzus. Als we wat later teruglopen naar onze camper zitten de overburen vreedzaam naast elkaar achter de struiken op het perceeltje van de buren. Voor hun camper staan twee voetenbankjes en een veel te grote tafel!
’s Avonds loop ik nog even naar het toiletgebouw, onze overburen zijn inmiddels ook naar binnen. Een driftige TV-schotel draait dat het een lieve lust is op zoek naar de een of andere Astra-satelliet. ‘Potverdomme, zie je nou wel’, laat ik me ontvallen. Die krijgen never nooit beeld, want op het zuiden gericht streelt de TV-antenne steeds weer een enorme tak van een boom. Nou ja, dan hebben ze misschien eindelijk de kans om een goed gesprek te voeren, of een gezelschapsspelletje te doen. Misschien gaan ze wel op tijd naar bed en doen ze een leuk spelletje onder het dekbed, wie weet?

De volgende morgen als ik buiten kom om een stokbroodje te halen, is de plek aan de overkant alweer leeg. Een kekgeel koordje aan de boom herinnert me eraan dat het allemaal echt gebeurd is gisteren. Het campingleven valt niet altijd mee, soms is het ook een beetje kreperen en het blijft regelmatig de broek ophalen.

Geen opmerkingen: