dinsdag 20 augustus 2013

Hoe laat je een wedstrijd lopen?

Laatst stond ik geïnteresseerd te kijken naar een wedstrijd polsstokhoogspringen. Naast me stonden een man en vrouw iemand aan te moedigen in een oersaaie 10.000 meter. Zegt de man tegen de vrouw: ‘Wat een vervelende sport, zo heel af en toe springt er eentje, ruimt z’n stok weer op en dan gaat ie weer ’n half uur in ’t gras zitten’. ‘Ja, stom hè, waarom laten ze die niet gewoon drie keer springen en klaar is kees!’, zegt de vrouw. ‘Afschaffen die handel, ze gaan maar flierljeppen in Friesland’, vervolgt de man. ‘Kom op, volhouden Rob . . ‘ roepen ze allebei in koor terwijl de voorbij sjokkende Rob voor de zoveelste keer wordt ingehaald door de koploper. Ik moet glimlachen, atletiek kent vele uitersten. Lopen, springen en werpen, mooie bewegingen vertaald naar veel machtige, olympisch verankerde disciplines! Gelukkig zijn die allemaal even goed gereglementeerd, alhoewel . . . . !!??

discusVelen van ons hebben het wel eens meegemaakt. Je hebt ingeschreven voor een avondwedstrijdje discuswerpen, het is wel ’n uurtje rijden maar de wind staat goed en je hebt er zin in. De wedstrijd begint, even melden bij de jury. ‘Er is te veel deelname, jullie krijgen vier pogingen’, wordt de deelnemers te vaak toegeworpen. Dat valt effe tegen, bovendien moeten afwijkingen van het aantal pogingen vooraf worden gemeld op de uitnodiging. Een wedstrijd werpnummers, verspringen en hinkstapspringen bestaat uit drie pogingen en de beste acht (per leeftijdscategorie) hebben recht op drie finale-pogingen. Organiserende verenigingen (en topjury) zijn maar al te vaak niet op de hoogte van het wedstrijdreglement. Als je hiertegen (terecht) protesteert of cynisch laat vallen ‘je laat op de 5000 meter toch ook niet na drie rondjes alleen de eerste acht doorlopen?’, word je maar al te vaak als mopperkont weggezet.

Zo heb ik laatst wat meegemaakt bij een wedstrijdje kogelslingeren, er bleken 29 deelnemers te hebben ingeschreven bij de mannen! Er zijn niet zoveel wedstrijden kogelslingeren, dus die anderhalf uur rijden doe je dan toch maar. Het slingeren bij de dames was ver uitgelopen, en bij de invallende duisternis begon onze wedstrijd. Na de alweer tegenvallende aankondiging ‘iedereen vier pogingen en we gaan meteen beginnen, er wordt niet ingeworpen’ begon de wedstrijd. Nadat de eerste twee deelnemers hun eerste poging hadden gedaan gaf de veldjury aan dat ze het te gevaarlijk vonden. Er werd besloten voor de volgende gewijzigde procedure. Alle juryleden (inclusief veldjury) gaan naast de kooi staan als de volgende deelnemer zijn poging doet. Veldjury loopt vervolgens het veld in, meet de geworpen afstand en keert weer met slingerkogel terug naast de kooi. De volgende deelnemer kan werpen etc. etc.. Na ’n half uur kon ik eindelijk m’n eerste poging doen. De eerste ronde duurde ruim 50 minuten, even doorgerekend zouden we ver na middernacht klaar zijn. Dat was me iets teveel, dan toch maar afmelden. Teleurgesteld ga je naar huis. Ik had me verheugd op een goeie wedstrijd, de juryleden hadden ongetwijfeld de intentie ons een plezierig verloop te bieden. Dubbele pech voor iedereen, gewoon een klote-wedstrijd!

Maar het kan echt wel anders en beter. Met mijn sportmaten kiezen we de laatste jaren bij voorkeur voor (werp)wedstrijden in Duitsland en België. Simpelweg vanwege het feit dat wedstrijden hier gewoon beter ‘lopen’. En bijna altijd begint de wedstrijd met de aankondiging ‘iedereen zes pogingen’. Maar hoe flikken ze dat, wat doen zij anders?
  • Bij de inschrijving moet de beste prestatie worden opgegeven. Aan de hand hiervan worden deelnemers keurig gerangschikt op de startlijst. De minste afstanden bovenaan en de verste werpers achteraan. Lekker makkelijk en overzichtelijk voor de veldjury.
  • Zijn er meer dan 20 deelnemers dan wordt er gesplitst naar twee groepen. De totale wedstrijd duurt even lang, maar heeft een geweldig voordeel voor de atleet, minder wachttijd. En de veldjury houdt het makkelijker uit elkaar.
  • Er zijn niet alleen twee sectorlijnen uitgezet, maar bij de lange werpnummers geven ook vaste (of tijdelijke) sectorbogen om de 10 meter houvast aan de veldjury en de deelnemers.
  • Bijna altijd worden bordjes gebruikt, en wordt er pas gemeten na drie pogingen. Vaak laat men ook deze tussenmeting in overleg met de atleten achterwege. De sectorbogen geven voldoende indicatie ‘hoever we al gegooid hebben’. En wil iemand toch een tussenmeting, dan gebeurt dat simpelweg.
  • Een héél belangrijke indicatie: het gebruik van bordjes en achteraf meten gaat 40% sneller ten opzichte van geen bordjes en elke poging afzonderlijk meten. Twijfel je hieraan, dan neem net zoals wij de stopwatch mee en meet de verschillen zelf maar eens!!
Ik hoor jullie al denken: ‘Waarom zeg je dat niet tegen die jury of die organiserende vereniging?’ Wees gerust, dat doen we heus wel. En ook meestal al vooraf, als we grotere deelname verwachten. Helaas, helaas, de goeie uitzondering daargelaten, luistert men hier niet naar. Erger, je wordt zoals eerder vermeld als ouwe mopperkont weggezet, alhoewel onze toon en benadering steeds coöperatief blijft. Sterker nog, we worden steeds begeleid door onze eigen ‘gooi-ze-vrouwen’, en als de nood aan de man komt en er te weinig jury aanwezig is? Men hoeft ze niet eens te vragen, ze nemen spontaan de startlijst ter hand of ondersteunen de veldjury.

Maar wat wil je nu eigenlijk met dit betoog? Nou! Simpelweg een dringend advies geven aan de organiserende verenigingen, maar vooral aan de Atletiekunie, om voor alle ‘kleinere’ wedstrijden:speer
  • Gewoon het wedstrijdreglement te volgen. Een wedstrijd werpnummers, verspringen en hinkstapspringen telt drie pogingen, de beste acht (per leeftijdsgroep) krijgen drie finale-pogingen. En als er een of twee deelnemers net buiten de boot vallen, niet flauw doen, gewoon ook laten deelnemen aan die extra drie pogingen.
  • Maak werpwedstrijden voor jury en deelnemers meer aantrekkelijk en overzichtelijk door deelnemerslijsten te rangschikken op beste prestatie, gebruik bordjes bij lange werpnummers, laat niet iedere poging meten en zet sectorbogen uit.
  • In het veld jureren (niet alleen bij speerwerpen) is echt moeilijk en vraagt training en ervaring. Nodig de potentiële veldjury uit op een training en oefen samen met een ervaren werper / jurylid.
  • En héél belangrijk: bij twijfel niet zoeken naar die ene uitsluitende regel maar geef het voordeel aan de atleet. Respecteer en behandel elk onderdeel lopen, springen of werpen gelijk.
Nog even terug naar die wedstrijd polsstokhoogspringen. Een atleet springt nipt over de 4,60 meter. ‘Jaaaahhh . . .’, schreeuw ik en klap zo hard ik kan mijn handen blauw. De man en vrouw naast me draaien zich verschrikt om, kijken elkaar aan en schudden hun hoofd. ‘Waar klap jij voor’, vraagt de man, ‘ze moeten nog vijf rondjes!’. ‘Die jongeman sprong een persoonlijk record met polsstok’. ‘Ooohh’, zegt de vrouw, ‘maar waar is Rob eigenlijk gebleven?’. ‘Die is net uitgestapt en op weg naar Friesland’, vertrouw ik hen toe. ‘Friesland . . ?’, zegt de vrouw terwijl ze samen gearmd weglopen.

Nog net hoor ik de man fluisteren: ‘Flierljeppen, want lopen kan die niet . . ‘.

donderdag 1 augustus 2013

Gargamel bestaat echt

Ongetwijfeld kennen we de stripfiguren van de Smurfen. Waaronder tovenaar Gargamel die in een bouwvallig kasteel vlakbij het Smurfendorp woont, en voortdurend op de Smurfen jacht maakt. Eerst omdat hij een Smurf nodig had als ontbrekend ingrediënt voor de steen der wijzen (lees: macht uit te kunnen oefenen), later vergroot zijn haat tegenover het blauwe volkje en begint hij ze allemaal te vangen om karweitjes te laten opknappen. In de tekenfilm wil hij ze vangen om ze op te eten, in sommige verhalen om goud te maken of om hen uit te roeien. Met gemene smurf3trucs probeert de tovenaar de Smurfen uit de tent te lokken. De heks Agatha noemt Gargamel altijd Karnemelk. Zij is een gemene, kale heks met een pruik die vliegt op een grote vogel. Ook zij jaagt op de Smurfen. Gargamel heeft een kat, Azraël genaamd. Azraël is een roodharige gewone huiskat met een normaal postuur. Een Smurf is reddeloos verloren in de klauwen van Azraël, maar Gargamel staat niet toe dat Azraël een Smurf verschalkt. Kortom, Gargamel is een geweldige etter die het leven van de Smurfen behoorlijk verpest. Geloven jullie in sprookjes? Ik wel sinds gisteravond!

Elke atletiekvereniging heeft wel zijn eigen Gargamelletje en zijn eigen heks Agathaatje. Je kent ze wel, die klojo’s die bij twijfel nooit ‘het voordeel van de atleet’ over de lippen kunnen krijgen. Die met een glimlach op het gezicht met scherpe toon het ‘ongeldig’ of het ‘gediskwalificeerd’ uitspreken. Van die figuren die in hun jeugd ongetwijfeld gepest zijn, thuis niks in de pap te brokkelen hebben, van de maatschappelijke ladder zijn gesodemieterd, bij clubkampioenschappen altijd de laatste plek moeten incasseren en al hun opgekropte frustratie botvieren in die hatelijke rode vlag, dat verlossende startpistool of zomaar die verwachtingsvolle startlijst met atletiekliefhebbers. Die tegen-beter-weten in betweters, die krijsend hun gelijk willen halen en al hun zogenaamd gereglementeerde macht misbruiken om de atletieksport naar de klote te helpen.

smurf1Gisteravond was er een avondwedstrijd in het Belgische Lanaken, vlakbij Maastricht over de grens. Altijd een drukke en beregezelige wedstrijd. We krijgen van een alleraardigste suppoost de allerlaatste parkeerplek toegewezen. Op weg naar het sportpark kruist ‘miaaauuuwww . . ‘ een roodharige kat ons pad, achteraf gezien was dit de eerste waarschuwing. Als Ollanders hoeven we geen inschrijfgeld te betalen en we spoeden ons naar het eerste onderdeel, het speerwerpen. Er is veel volk op de been, veel toeschouwers en erg veel deelnemers van het organiserende ATLA Lanaken in hun opvallende blauwe clubtenue. Het lijken wel Smurfen. De geur van ‘hotdogs-met-veel-ui’ trekt aan onze neuzen voorbij, vermengd met dat verlokkelijke vleugje ‘Leffe-of-Trappiest’. Maar wij moeten eerst nog doen waar we voor zijn gekomen, het discuswerpen. Samen met Frans, Jan, Henk en Tina zoeken we alvast een plekje in de buurt van de discuskooi. Een geweldig drukdoend manneke met een opvallend gekromde neus doet verwoede pogingen om zijn territorium te onderdrukken. We wachten rustig, het loopt uit, de blauwgekleurde ‘cadetten’ lopen de laatste series, de verlichting moet al aan. Volgens Jan zijn er 21 deelnemers aangemeld voor het discuswerpen, een beetje veel, maar ja. Onze Duitse vrienden vinden het te laat worden en keren ‘n beetje teleurgesteld ‘zurück in die Heimat’. Jammer voor hen, maar volgens Cruyff heb elk nadeel zijn voordeel.

Het is inmiddels half elf, we zijn aan de beurt en gaan inwerpen. daar komt dat manneke met die kromme neus. ‘Ophouwe met inwerpen, we gaan beginne en er wordt niet gemeten en die het niet eens is . . . ‘. Verrekt, die vervelende vent is helemaal niet van plan ons een fijne wedstrijd te bezorgen, die . . . . . hij lijkt plotseling op Gargamel! Hij wil de namen en volgorde afroepen maar wordt gestoord door een speaker, die keurig de laatste uitslagen van de laatste series Smurf-cadetten afroept. ‘Zo stop ik ermee . . die speaker moet zwijgen, ik moet morgen ook nog werken’, krijst Gargamel. Hij loopt twintig meter richting wedstrijdleider en schreeuwt hem de huid vol. ‘Als hij twintig meter was doorgelopen, had hij dat op normale toon kunnen vragen’, fluistert Michel me toe. We moeten lijdzaam wachten totdat de speaker klaar is en daar roept die schreeuwlelijk onze namen op, het blijken er ineens 27 te zijn, ik heb nummer 13. Onze eerste Belgische collega’s proberen de opgewonden Gargamel vriendelijk tot kalmte te manen, hetgeen slechts leidt bij Gargamel tot gestrekte beentjes, samengeknepen billen en een ongekende scheldkanonnade. Dit wordt niks meer, we kunnen beter aan de Trappiest. Maar ja, je bent liefhebber en we zijn niet voor niks gekomen. Er wordt opvallend veel ‘ongeldig . . null!’ gekrijst door Gargamel. Ook onze Belgische vrienden beginnen zich op te winden en trakteren ons schouderophalend met ‘sorry’. Maar waarom? Wij komen speciaal naar België voor zijn gezellige wedstrijden en zijn geweldig inlevende (en wellevende) juryleden. Een rotte appel kan er wel eens tussen zitten.

smurf2Tijdens de tweede ronde zien we boven het sportpark zo’n chinees gelukslampionnetje voorbij drijven. ‘Heej wat leuk’ hoor ik naast me. Maar ik schiet in de kramp, dat zal toch niet de heks Agatha zijn die ook nog eens roet in het eten komt gooien. ‘Gekke vent, doe effe normaal, dat kan niet’. Maar plotsklaps valt de verlichting aan één kant van het sportpark uit. Geschokt grijp ik naar mijn kaal wordende kop, dit kan toch niet? ‘Stop, iedereen legt de discus neer, ik ben verantwoordelijk als er wat gebeurt’ schreeuwt en krijst Gargamel in het halfdonker. Alsof er ook maar bij iemand opkwam om nu te gaan gooien. Druk gebarend worden wedstrijdleider en scheidsrechter bij de haren gesleept. Tot overmaat valt ook aan de andere kant van het veld de verlichting uit. Een aantal doet het startnummer af en pakt de tassen in. Wij blijven nog even zitten en zien die etter van een Gargamel bezwerende gebaren maken smurfen met overslaande stem duidelijk maken dat het aan iedereen behalve aan hem ligt. Net als ook wij richting de Trappiest en de Hotdogs lopen floept het licht weer aan. Voordat we het goed en wel in de gaten hebben doen onze oren weer pijn ‘jullie krijgen nog één poging, maar wel snel . . . ‘. En zoals eerder gezegd, we zijn liefhebbers en doen ons shirtje weer aan. Een van de deelnemers is doofstom en krijgt het niet allemaal goed mee, en wij vergeten in de mêlee om hem te verwittigen. Totdat zijn naam wordt opgeroepen. We snellen naar hem toe en gebaren dat hij nog één poging krijgt. Paniekerig spoedt hij zich in het vereiste tenue en net als hij Gargamel passeert gebaart deze met gekruiste armen en een glimlach: ‘tijd is om, ongeldig’, en roept de volgende deelnemer. Onder de liefhebbers slaan de stoppen door, de wedstrijdleider zit met gebogen hoofd naast de werpkooi en zwijgt!!!

Het is mijn beurt. Zoals bij elke poging neem ik me nu ook weer voor er een geweldige performance van te maken. Je weet dat de discus altijd te snel en te dichtbij in het gras ploft, maar de niet aflatende intentie om te excelleren is onuitwisbaar. En warempel, het kreng zeilt naar 35 meter en trots als een Smurf-pauw stap ik de kooi uit. ‘Ongeldig’ kraait de glimlachende Gargamel. Totaal overdonderd loop ik het veld in en vraag de veldjury wat er mis was. ‘Bij ons niks, maar je moet in de kooi een fout gemaakt hebben’. Ik loop terug naar de neerbuigende wedstrijdleider en vraag wat er aan de hand was. ‘Geen startnummer’ verzucht de man en bekijkt het gras onder hem nog meer van dichtbij. ‘Watte, de wedstrijd heeft een half uur stilgelegen, niemand draagt nog zijn werpschoenen, clubtenue, laat staan dat klote startnummer’. ‘Ik ben het met u eens en betreur deze gang van zaken ook, mijn excuses hiervoor’ mompelt hij zijn hoofd afwendend van Gargamel. ‘Ja, maar u bent wedstrijdleider, u kunt toch ingrijpen . . . ‘, maar iets in mij zegt laat-maar-zitten-Jan. Dit gaat toch nergens over.

smurf4Mijn Belgische sportvrienden blijken ook ware sportvrienden en komen een voor een met ‘excuses’, ‘sorry’ en ‘we-begrijpen-het-ook-niet’. Zelfs onze doofstomme sportmaat, zelf het meest vernederd door dit verachtelijke onderkruipsel, drukt in gebaar en mimiek uit dat dit toch wel grensoverschrijdend onacceptabel was. Alleen de wedstrijdleider, scheidsrechter en overige jury zwijgen in het Belgisch en overige talen. De hotdogs-tent is gesloten maar die Trappiest laten we ons niet ontnemen. Het was een zeldzame mooie zwoele zomeravond en mijn sportvrienden relativeren de slechte prestaties en opvallende gebeurtenissen, nippend aan hun Belgisch biertje. Ik staar slechts verdwaasd naar de hemel waar een eenzame satelliet tergend langzaam voorbij glijdt. ‘Gargamel bestaat echt’, overdenk ik, de verhalen zijn natuurlijk verzonnen maar echt gebaseerd op menselijke verwerpelijkheden.

‘Zaterdag is in Lommel kogel-discus en speer’, ‘Zondag is in Turnhout hamer-discus en kogel’, melden onze Belgische sportvrienden in het voorbijgaan en leggen een hand op mijn schouder. Ze verdwijnen in de nacht. ‘Verrekt, het is al half één’, en ook wij vertrekken. ‘Ik moet er weer om zes uur uit!’, mompelt Henk. Nog even in de struiken plassen. Door het groen zie ik een roodharige kat trots op het kleedlokaal zitten. ‘Mauwww’, hoor ik en schielings vluchten we allebei het donker in.