Na de eerste werptraining in het nieuwe jaar heb ik m’n
traditionele vaste afspraak met mijn leermeester. Het is goed om af en toe aan
zelfreflectie te doen, probeer het maar, ga ook eens voor die spiegel zitten. Mijn
leermeester is zo’n heldere spiegel die verstandige dingen uitkraamt. Hij zegt
dat hij ooit psychologie heeft gedoceerd, maar vult tegenwoordig slechts zijn
dagen met het verzetten van bergen.
We begroeten elkaar met een stevige
knuffel, zijn baard kriebelt in mijn hals en een doorleefde stem fluistert warm
in m’n oor: ‘De man die bergen verzet,
begint met het wegdragen van kleine steentjes. Het fijne van het verleden is,
dat het voorbij is. Elke minuut dat je je druk maakt om je verleden, gaat af
van je toekomst.’ Beter kun je het jaar niet beginnen.
Ik begin met een stukje reflectie: ’Meester weet U nog, vorig jaar hebt u me nog meegegeven: Continu
werken aan verbetering is de ijzeren wet in het leven van een werper. Als je in
de put zit, moet je vooral niet verder graven. Want een mens die in een poging
om consistent te zijn probeert zijn gelijk te behouden drijft zichzelf in een
onjuiste positie’.
‘Tuttuttut
hoho, toe maar . . .’, de meester gaat rustig zitten op de grond,
trekt zijn grijze mantel over z’n knieën en kijkt dwars door me heen: ‘Je bent meester van de woorden die je niet
hebt uitgesproken maar een slaaf van de woorden die je je wel hebt laten
ontvallen. Je moet namelijk voor ogen houden dat niets qua voorbereiding
moeilijker, qua succes twijfelachtiger en qua uitwerking gevaarlijker is dan
zichzelf opwerpen als iemand die continue verbetering wil doorvoeren. Zij die
age-grading naar hun hand zetten en medaillelimieten opschroeven naar ongekende
hoogtes degraderen zichzelf tot vals optimisme. Zij creëren hiermee vroeger of
later ontgoocheling, woede en wanhoop’.
Echt, we hebben er nog geen woord over gewisseld en zou die
nu al weten wat zich afgelopen jaar heeft afgespeeld, ik weet niet waar hij het
vandaan haalt? Ik waag een poging ook iets filosofisch terug te zeggen: ‘Van nature zijn alle atleten broeders,
echter door alleen maar rondjes te willen lopen verwordt atletiek tot een
recreatieve draaikolk die alles meedogenloos opslorpt. Wie tachtigjarigen
verwart met veertigjarigen, is ziende blind. Wie het verschil tussen
kogelslingeren en kogelstoten niet kent, kent geen van beiden. Atletiek zonder oudere
werpers is net zoiets als in het donker tegen Dafne knipogen. Alles heeft zijn
schoonheid, maar niet iedereen ziet haar’.
De meester slaat zijn blik neer, zijn grijze haren vallen
als rafelige gordijntjes op zijn mantel. Het wordt akelig stil, iets waar ik
niet zo goed tegen kan. Gedachten flitsen door m’n hoofd en ongeduldig kraai ik
verder: ‘Een goed atleet werpt eerst heel
ver alvorens te spreken, en spreekt daarna in overeenstemming met zijn
afstanden. In een club met té hoge verwachtingen is slecht presteren iets om je
over te schamen. In een recreatieve club is té goed presteren iets om je voor
te schamen. Wie de oudere atleten zand in de ogen strooit, zal storm oogsten’.
Mijn meester verroert geen vin, zou hij me nu negeren, nee
hoor, hij analyseert me. Alleen duurt dat bij hem altijd zo verrekte lang. Zijn
schouders bewegen, hij haalt gecontroleerd adem, komt er nu wat? Ja hoor, hij
fluistert rustig en gedragen: ‘Eerst
negeren ze je, dan lachen ze om je, dan vechten ze tegen je en dan blijkt dat
je van ze gewonnen hebt . . . ‘, om vervolgens weer in stilzwijgen te
vervallen.
Als ik bijna dat wegdragen van die berg met steentjes spuugzat
ben, richt hij zich op en kijkt me vriendelijk aan: ‘Wie glimlacht in plaats van tekeer gaat, is altijd de sterkste. De
mens heeft twee oren en één mond om twee keer zoveel te luisteren als te
praten. Het is aardig om belangrijk te zijn, het is belangrijker om aardig te
zijn. Stap één in het oplossen van een probleem is altijd het simpelweg
erkennen dat je een probleem hebt. Maar als je enige trainingsbenodigdheden een
paar trimschoentjes zijn, ziet elk probleem eruit als een werpkooi. Mensen
struikelen niet over bergen, alleen over gaten in het gras. Het is de tegenwind
die de discus doet stijgen, en de slingerkogel die de wind laat fluiten. Lachen
kost geen stroom en geeft minstens zoveel energie’.
Wat kan een oude man innemend zijn als hij glimlacht en daarbij
ook nog eens verstandige dingen zegt. Ik schuif wat dichter bij mijn leermeester,
we doen een high-five en mijn levensles 2016 begint. Maar het is zo verdomde
moeilijk om mijn leermeester te volgen, ik raak er soms wel behoorlijk door
verward. Zo’n verwarring die ook ontstaat als je na de zoveelste mislukte
poging gelijktijdig van John, Michel, Klaus, Frans, Wim, Jan, Henk en Erwin te
horen krijgt wat je allemaal fout gedaan hebt. Mijn meester heeft echter geen
tijd voor mijn overpeinzingen en vervolgt: ‘Vriendelijkheid
in woorden schept vertrouwen, vriendelijkheid in denken schept diepzinnigheid,
vriendelijkheid in geven schept liefde, praten zonder denken is als slingeren
zonder kogel’.
‘Een
nederlaag is vaak een tijdelijke toestand, pas als je opgeeft wordt hij permanent.
Wie een fout begaat en deze niet herstelt, begaat er nog een. Leer van
andermans fouten, want het leven is te kort om ze allemaal zelf te maken. Het
kleinste gebaar is meer waard dan de beste bedoelingen.’
Soms tollen zijn wijsheden door m’n hoofd, het is weliswaar
niet netjes, maar ik moet hem dan even onderbreken: ‘Ja maar meester, ze luisteren niet naar me, ik krijg geen antwoord of
hun computer doet ’t niet.’ Mijn grijze wijze spiegel vertoont weer die
innemende glimlach, en plaagt mij weer met dat lange wachten: ‘De meeste haperingen van die zogenaamde
computer zitten simpelweg tussen het toetsenbord en de stoel, die ervoor staat!
Discussiëren is kennis uitwisselen, ruziemaken is onwetendheid uitwisselen. Een
onenigheid leidt meestal tot een verhit gesprek, waarbij twee mensen tegen
elkaar praten en naar zichzelf luisteren. Trek het je niet aan als iemand je
gemeen noemt, trek het je aan als je gemeen bent. Wie zijn privileges
belangrijker vindt dan zijn doelstellingen zal ze vroeg of laat allebei
verliezen. Twee halve waarheden maken een hele leugen en diplomatie is de kunst
om ‘brave hond’ te zeggen, totdat je een stok gevonden hebt.’
‘Nou
nou meester, als er stokken aan te pas komen, daar ben ik te oud voor, dan kan
ik beter stoppen met atletiek?’
Mijn leermeester stelt me gerust: ‘We stoppen niet met atletiek omdat we oud worden, we worden oud als
we stoppen met atletiek. Onze grootste roem ligt er niet in dat wij nooit
geblesseerd raken, maar dat we iedere keer weer opstaan. Het is goed openhartig
naar anderen te zijn, maar met eerlijkheid moet je voorzichtig zijn, en als het
mogelijk is moet je respectvolle en aardige woorden gebruiken. Een wijs man
zoekt het in zichzelf, de dwaas zoekt het in anderen.’
‘Ja
meester, maar wat moet ik daarmee. We hebben te maken met storend eigenbelang,
het oudere atleetje pesten en gewoon niets doen is dan geen . . .’.
Mijn leermeester laat me niet uitpraten: ‘Eigenbelang is een prachtig werktuig om je op aangename wijze zand in
de ogen te strooien. En niets doen? Als je troebel water met rust laat, wordt
het vanzelf helder. Voorkom het moeilijke door het gemakkelijke te doen. Niets
doen is ontzettend moeilijk, je weet immers nooit wanneer je klaar bent. Men
kan het niveau van beschaving van een club meten aan de manier waarop die club
met zijn werpers omgaat. Eerlijke kritiek is moeilijk te verdragen. Vooral als
hij komt van een verwante, een vriend, een vijand, een ervaren atleet of een
werper. Iemand die het altijd beter denkt te weten maar het nooit beter kan, werpt
zich meestal op om zijn eigen trainer te coachen. Wanneer iedereen zijn wil zou
richten op het goede, zou er niets slechts meer zijn.’
‘Meester,
ik heb het gevoel dat we nu afdwalen, en mijn welgemeende excuses maar uw berg
met steentjes verwordt tot een stuifduin. Maar kunt u me wel nog de weg op het
werperspad duiden voor 2016’.
Mijn meester staat moeizaam op, het bergen verzetten en de
voortschrijdende tijd hebben hem zichtbaar gesloopt maar zeker niet afgestompt.
Hij legt zijn handen op m’n schouders en doorgrondt me met die goudeerlijke
ondoorgrondelijke blik: ‘Waarheen je ook gaat,
ga met heel je hart. Waar een wil is, is een weg en een pad ontstaat alleen
maar door er op te lopen. Wie geen vertrouwen in anderen stelt, zal ook nimmer
het vertrouwen van anderen winnen. Het is verstandiger een kaars aan te steken
dan te klagen over de duisternis. Maak je een planning voor één jaar, dan plant
je graan, maak je een planning voor tien jaar, dan plant je bomen, maak je een
planning voor het leven, dan plant je jonge talenten in een werpkooi . . . .’.
‘Dank U
wel meester’, en met zijn laatste woorden verdween zijn
spiegelbeeld en stond ik er weer alleen voor.