Heb je het ook gelezen? Op het kazerneterrein in Blerick is een bijzondere vondst gedaan. Een zogenaamde Merovingische hutkom uit de vijfde eeuw. Archeologen vonden een verkleuring in het zand die bewijst dat er toen een klein gebouwtje heeft gestaan. Volgens de gemeentearcheoloog is het een topvondst, die erop wijst dat het gebied al in de vijfde eeuw permanent werd bewoond. Dit maakt de kans dat er ook een Romeinse nederzetting wordt gevonden misschien wel groter. Nederzettingen uit de vroege middeleeuwen werden namelijk vaak gebouwd bij eerdere Romeinse nederzettingen.
De Merovingen behoorden tot een dynastie van Frankische koningen, die een regelmatig veranderend gebied in delen van het huidige België, Frankrijk en Duitsland regeerden van de 5e tot in de 8e eeuw. De Merovingische dynastie dankt zijn naam aan Merovech, een min of meer legendarische koning van de Salische Franken van 447 tot 457. De hoofdstad van het rijk was tot 486 gelegen in Doornik. Sinds wanneer dit het geval was is onduidelijk. Onder de Merovingen kreeg langzaamaan het middeleeuwse feodalisme gestalte, onder andere door het aanstellen van hertogen die verantwoordelijk werden voor het regeren, verdedigen en rechtspreken in delen van het Frankische koninkrijk. De Karolingen onttroonden de Merovingen in 751, toen Pepijn de Korte de Frankische edelen achter zich kreeg en de laatste Merovingische koning, Childerik III, afzette. De woonhuizen van een Merovingische nederzetting waren circa 6 bij 10 meter en bezaten enige vertrekken om een ingangshalletje met de deur in de lange gevel. Het schilddak rustte op twee nokbalkdragers midden in de plattegrond en de wanden bestonden uit vakwerk met een vulling van leem. De grote woningen waren omgeven door kleine verdiepte hutkommen van 3 bij 4 meter.
Al sinds het begin van onze jaartelling was Blariacum, het huidige Blerick, een waarschijnlijk onbeduidende Romeinse nederzetting bij een kruispunt van wegen. Blariacum staat vermeld op de alom bekende Peutinger kaart (Tabula Peutingeriana). Op de route Atuaca (Tongeren) - Noviomagi (Nijmegen) vermeldt de kaart tussen Catualium (Heel) en Ceuclum (Cuijk) de plaats Blariacum (Blerick). Er was een verbinding over de Maas met Sablones, waar de verbindingsweg liep tussen Coriovallum (Heerlen) en Colonia Ulpia Traiana (Xanten). Er is een krampachtige discussie aan de gang of Sablones het huidige Venlo of het Duitse Kaldenkerken was. Want die van Venlo willen ook wel graag ‘meer historische’ bekendheid. Eigenlijk wat vreemd, want ze hebben alle mogelijke sporen inmiddels uiterst degelijk gesloopt. Sablones betekent overigens zand, en totdat het sluitende bewijs geleverd is, zand erover!
Er is wel veel onderzoek gedaan door Günther Nonninger (Leuth) en Harry Bouten (Panningen) naar Romeinse aanwezigheid in onze regio. Zij zijn van mening dat er in Leuth een Romeins legerkamp is geweest, ergens in het achterland van de Leuther Mühle. Dit feit en het Venlose Jaomerdal hebben volgens hen een tragische verbinding. Door het Jaomerdal liep een lange weg, die vanaf het hoge plateau - waar nabij Leuth een groot Romeins kamp gelegen was - in het Maasdal voerde naar de doorwaadbare oversteekplaats bij Swalmen. Toen het vertrekkende 14e legioen van Julius Caesar in het jaar 54 voor Christus door dit dal trok, werd het in een hinderlaag gelokt, overvallen en grotendeels uitgemoord door Ambiorix, de leider van de volksstam Eburonen. Het is tevens de eerste keer dat in oude teksten een precieze beschrijving gegeven wordt van de nood van de duizenden soldaten die gewond achterbleven op het slagveld. Letterlijk schrijft Julius Caesar de berichten van de weinige overlevenden van de slag in zijn boek De Bello Gallico: 'Het was een geschreeuw en gejammer in het dal'. En ook hier zou het hulpgeroep en gejammer van de gewonde soldaten dagenlang tot in de verre omtrek te horen zijn geweest, waardoor ook dit dal zijn naam kreeg. Maar waarom staken ze niet over van Sablones naar Blariacum?
Na (waarschijnlijk) de bescheiden Romeinse nederzetting en de Merovingen bleef het kazerneterrein in Blerick erg in trek. Rond 1450 was er een Venloos verdedigingswerk op de westelijke Maasoever, achter veerhuis De Staay, op de plek van de huidige kazerne. Het was niet meer dan een houten palissade. Rond Venlo werd een gordel van bolwerken en grachten aangelegd. De soldaten waren toen veelal bij de burgerij ingekwartierd.
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog deed Willem van Oranje in 1572 als eerste een poging de stad Venlo te veroveren op Filips II van Spanje, maar deze poging mislukte. In 1597 deed diens zoon, Maurits, op 12-jarige leeftijd opnieuw een poging. Dit keer lukte het wel en werd Venlo ingenomen.
In 1585 werd op de westelijke Maasoever een hoornwerk aangelegd, een ‘buitenwerk’ bij een vesting. Dit hoornwerk, bestaande uit een schans met wachthuis, deed het jaar daarop dienst als uitvalsbasis bij de belegering door Alexander Farnese, hertog van Parma in dienst van de koning van Spanje.
In 1632 veroverde prins Frederik Hendrik (de Stedendwinger), tijdens de Tachtigjarige Oorlog, Venlo op de Spanjaarden. In 1637 verloor hij de stad, na een lange en zware belegering, weer aan dezelfde Spanjaarden. Deze Spanjaarden wilden de stad beter kunnen verdedigen. Hoewel er sinds de zestiende eeuw al een aardige verdedigingsstructuur aan de Maaszijde bestond, het Steenen Bolwerck, werd toch besloten om aan de overzijde van de Maas een fort te bouwen. Fort Sint-Michiel was dat nieuwe fort en werd genoemd naar de aartsengel Michaël, die in het hoofdstuk Openbaringen van de bijbel oorlog voert tegen Satan en beschermer is van het vrome Israël. De bouw van Fort Sint-Michiel startte in 1641 op Michielsdag, 29 september. Op de dag dat ik dit schrijf dus exact 370 jaar geleden. In 1646 deed Frederik Hendrik een poging om het fort en de stad Venlo wederom in handen te krijgen.
Uit de achttiende eeuw dateren enkele rapporten die zich negatief uitlaten over de kwaliteit van Fort Sint-Michiel. Het fort lag te ver van de Maas, was daardoor relatief eenvoudig door de vijand in te nemen, waarna het juist als uitvalsbasis tegen de stad kon worden gebruikt. Daarom werd in 1831 tussen Fort Sint-Michiel en de Maas het aarden Fort Leopold aangelegd. Diverse Blerickenaren, waaronder mijn voorvaderen, werd hiertoe de grond afgepikt, gewoon gestolen. Ik wacht nog steeds wanneer dit wordt teruggegeven.
Op de sporen uit het verleden van het kazerneterrein in Blerick moet in de toekomst onder meer het nieuwe stadion van VVV komen. Wordt er toch weer gevochten aan de Blerickse kant ter meerdere eer en glorie van Venlo, of Sablones . . . zand erover.
donderdag 29 september 2011
woensdag 21 september 2011
Tango van het blote kontje
Toon Hermans heeft ooit een prachtig liedje gezongen: ‘de tango van het blote kontje’, al twee dagen speelt dat door m’n hoofd. Maar eerst een stukje tekst uit dit geinige liedje:
Het valt me op dat billen op elkander lijken
Vooral wanneer je ze wat langer kan bekijken
Er zijn er bij die lijken uitgesproken geinig
Er zijn er andere, die zeggen mij maar weinig
Ik vind dat billen ook iets hebben van gezichten
Je ziet meteen of ze neven zijn of nichten
En ik zag twee trieste billen in het water staan
Van waarom komt hier nou nooit eens iemand aan
Ik ben niet kritisch, maar de meeste billen hangen
Of ze hebben van die rare kreukels in de wangen
Je hebt belegen billen en ook hele blitse
En chagrijnige mensen hebben van die spitse
Marijke en ik hebben al twee keer een wandeling gemaakt over het prachtige strand van St.Aygulf. En of we dat nu willen of niet, we moeten daarbij over een naaktstrand, zeker om bij die strandbar verderop een lekker koel rosé-tje te nuttigen. Nou, afgezien dat het niets om het lijf heeft, vond ik dat naaktstrand maar een treurige bedoening. Zie je op het ‘normale’ strand fleurige parasols, strandlakens en badpakken, op het naaktstrand niets van dat alles. Zie je op het ‘normale’ strand vrolijk keuvelende mensen, op het naaktstrand allemaal ernstige gezichten. Het lijkt wel alsof ‘naakt op het strand’ een ernstige bezigheid is.
Wat me meteen opviel was het te hoge percentage aan oudere alleengaande mannen. Trouwens die paar blote dames waren ook al tamelijk 'oud belegen'. Maar eerst die mannen. Nou, geen esthetische aanblik. Op de plaats waar we toch graag van die ‘sixpacks’ zien, bevonden zich uitsluitend en alleen van die ‘beertenders’. En dan met van die verfrommelde tapkraantjes eronder. Wat meteen opvalt is dat al die blote mannen zich compleet kaal scheren. Eerst dacht ik ‘wat een gedoe’, maar na een paar van die beertenders wist ik waarom. Het is natuurlijk om dat tapkraantje wat meer vrij te maken en iets meer geprononceerd naar voren te brengen. Want het stelde niet veel voor. Misschien door de ouderdom of door het alleengaan, maar de tapkraantjes leefden een nogal teruggetrokken bestaan. En wat je vaker hoort van oudere mannen klopt ook! Het patroontasje is meestal langer dan het geweer. Nou laten we in dit geval zeggen, het waterpistooltje. En dan stonden ze ook nog met de handen wat nonchalant op de heupen. Niet zoals wij dat normaal plegen te doen, nee, de handen ietsjes meer naar achteren geplaatst. Dit om de beertender met aftappunt iets meer naar voren te drukken. De te ernstige blik daarbij niet naar de prachtige Middellandse Zee gericht, nee, op de slordig op het hete strand uitgestalde hoop blootjesvolk. Sommigen met het aftappuntje in het zand gedrukt, anderen op de rug liggend, daarbij het aftappuntje ongegeneerd scheef over het patroontasje hangend. Je kon zo zien wie er links- dan wel rechtsdragend was. Maar ik was blij dat we eindelijk ons terrasje bereikt hadden, en gerustgesteld dat de rosé uit een normale fles uit de koelkast kwam.
Op de onvermijdelijke weg terug flaneerde een oudere dame voor ons uit. En ik moest weer denken aan dat liedje van Toon Hermans. Verdomd, die billen hadden echt iets van een gezicht. Onmiskenbaar was voor dit gezicht een ooglidcorrectie geen overbodige luxe. De vrouw was te bruin en de billetjes waren te flodderig. Ik moest glimlachen, om beurten kwam een wit halvemaantje tevoorschijn onder de billetjes. Ze leek wel ondeugend te knipogen. De oudere dame draaide zich om, en een compleet ander gezicht keek me aan. Onmiskenbaar een vrouw met twee gezichten. Hier leken de ogen een beetje op van die bruine washandjes waar nog een vingertopje uitstak. De oogjes wiegden een beetje op en neer en keken overduidelijk naar een wat lager gelegen plekje. Normaal zou je dat erogeen moeten prikkelen, maar dan zou het iets meer moeten weg hebben van een poes of een sappige perzik. Dit had meer het gehalte van een kale kippek . . . . . .
Hèhè, gelukkig, net op tijd arriveren we weer op het ‘normale’ strand. Waar een aantal jongelui voorbereidingen treffen of bezig zijn met kite-surfen. Dat is pas echte sport, en ongetwijfeld bedekken de wetsuits van die strakke sixpacks. Ik krijg weer zin in kogelslingeren of gewichtwerpen. Maar die liggen thuis in Baarlo! Ik denk nog aan mijn 42,40m en 17,17m! Wij genieten van het mooie weer, de sportende jeugd en denken aan dat andere liedje van Toon Hermans
‘Mediterannée . . . zo blauw . . zo blauw’.
Het valt me op dat billen op elkander lijken
Vooral wanneer je ze wat langer kan bekijken
Er zijn er bij die lijken uitgesproken geinig
Er zijn er andere, die zeggen mij maar weinig
Ik vind dat billen ook iets hebben van gezichten
Je ziet meteen of ze neven zijn of nichten
En ik zag twee trieste billen in het water staan
Van waarom komt hier nou nooit eens iemand aan
Ik ben niet kritisch, maar de meeste billen hangen
Of ze hebben van die rare kreukels in de wangen
Je hebt belegen billen en ook hele blitse
En chagrijnige mensen hebben van die spitse
Marijke en ik hebben al twee keer een wandeling gemaakt over het prachtige strand van St.Aygulf. En of we dat nu willen of niet, we moeten daarbij over een naaktstrand, zeker om bij die strandbar verderop een lekker koel rosé-tje te nuttigen. Nou, afgezien dat het niets om het lijf heeft, vond ik dat naaktstrand maar een treurige bedoening. Zie je op het ‘normale’ strand fleurige parasols, strandlakens en badpakken, op het naaktstrand niets van dat alles. Zie je op het ‘normale’ strand vrolijk keuvelende mensen, op het naaktstrand allemaal ernstige gezichten. Het lijkt wel alsof ‘naakt op het strand’ een ernstige bezigheid is.
Wat me meteen opviel was het te hoge percentage aan oudere alleengaande mannen. Trouwens die paar blote dames waren ook al tamelijk 'oud belegen'. Maar eerst die mannen. Nou, geen esthetische aanblik. Op de plaats waar we toch graag van die ‘sixpacks’ zien, bevonden zich uitsluitend en alleen van die ‘beertenders’. En dan met van die verfrommelde tapkraantjes eronder. Wat meteen opvalt is dat al die blote mannen zich compleet kaal scheren. Eerst dacht ik ‘wat een gedoe’, maar na een paar van die beertenders wist ik waarom. Het is natuurlijk om dat tapkraantje wat meer vrij te maken en iets meer geprononceerd naar voren te brengen. Want het stelde niet veel voor. Misschien door de ouderdom of door het alleengaan, maar de tapkraantjes leefden een nogal teruggetrokken bestaan. En wat je vaker hoort van oudere mannen klopt ook! Het patroontasje is meestal langer dan het geweer. Nou laten we in dit geval zeggen, het waterpistooltje. En dan stonden ze ook nog met de handen wat nonchalant op de heupen. Niet zoals wij dat normaal plegen te doen, nee, de handen ietsjes meer naar achteren geplaatst. Dit om de beertender met aftappunt iets meer naar voren te drukken. De te ernstige blik daarbij niet naar de prachtige Middellandse Zee gericht, nee, op de slordig op het hete strand uitgestalde hoop blootjesvolk. Sommigen met het aftappuntje in het zand gedrukt, anderen op de rug liggend, daarbij het aftappuntje ongegeneerd scheef over het patroontasje hangend. Je kon zo zien wie er links- dan wel rechtsdragend was. Maar ik was blij dat we eindelijk ons terrasje bereikt hadden, en gerustgesteld dat de rosé uit een normale fles uit de koelkast kwam.
Op de onvermijdelijke weg terug flaneerde een oudere dame voor ons uit. En ik moest weer denken aan dat liedje van Toon Hermans. Verdomd, die billen hadden echt iets van een gezicht. Onmiskenbaar was voor dit gezicht een ooglidcorrectie geen overbodige luxe. De vrouw was te bruin en de billetjes waren te flodderig. Ik moest glimlachen, om beurten kwam een wit halvemaantje tevoorschijn onder de billetjes. Ze leek wel ondeugend te knipogen. De oudere dame draaide zich om, en een compleet ander gezicht keek me aan. Onmiskenbaar een vrouw met twee gezichten. Hier leken de ogen een beetje op van die bruine washandjes waar nog een vingertopje uitstak. De oogjes wiegden een beetje op en neer en keken overduidelijk naar een wat lager gelegen plekje. Normaal zou je dat erogeen moeten prikkelen, maar dan zou het iets meer moeten weg hebben van een poes of een sappige perzik. Dit had meer het gehalte van een kale kippek . . . . . .
Hèhè, gelukkig, net op tijd arriveren we weer op het ‘normale’ strand. Waar een aantal jongelui voorbereidingen treffen of bezig zijn met kite-surfen. Dat is pas echte sport, en ongetwijfeld bedekken de wetsuits van die strakke sixpacks. Ik krijg weer zin in kogelslingeren of gewichtwerpen. Maar die liggen thuis in Baarlo! Ik denk nog aan mijn 42,40m en 17,17m! Wij genieten van het mooie weer, de sportende jeugd en denken aan dat andere liedje van Toon Hermans
‘Mediterannée . . . zo blauw . . zo blauw’.
maandag 5 september 2011
Frits vs Kim Jong-il : 18-0
Afgelopen zaterdag was het vroeg uit de veren, onze kleindochter moest voetballen met SV Blerick tegen de Venlosche Boys en dat wilden we zeker niet missen. We waren al opgewarmd, want het grote Oranje had de avond tevoren voetbalgeschiedenis geschreven, we hadden gewonnen met 11-0 in de EK kwalificatiewedstrijd tegen San Marino. Ik had er zelfs al van gedroomd, euforisch zag ik die van SVB die ‘van de andere kant van de brug’ vernederen. Kinderen leren snel en ik zag mijn kleindochter de ‘bananenbal’ van Wesley Sneijder perfect kopiëren. Samen met Marijke op de fiets van Baarlo naar sportpark ‘t Soarbrook in Blerick was de perfecte voorbereiding. Het was schitterend weer en de opkomende zon boven de laaghangende mist boven de Maas tussen Baarlo en Blerick was mystiek veelbelovend.
We zetten de fietsen op slot en onze schoondochter wuifde al waar we moesten zijn. ‘Hoi, hallo, goeiemorrege . . . ‘. Net geïnstalleerd aan de zijlijn horen we ‘potverdomme, 1-0 voor Venlosche Boys’. Al snel gevolgd door 2-0 en 3-0. Hoe abrupt en hoe afgrijselijk kunnen dromen en werkelijkheid uit elkaar gerukt worden. Het was geen wedstrijd en het had in mijn optiek ook niets met sport te maken zoals sport bedoeld is. Een paar egoïstische straat-dribbelaartjes van Venlosche Boys negeerden om beurten hun tegenstanders, ja zelfs hun eigen teamgenootjes en slalomden de bal vernietigend in het doel van ons SVB. Het waren ook volgens mij de enige twee die plezier hebben beleefd aan dat wat eigenlijk nooit een wedstrijd is geworden. De Blerickse supporters bleven tegen beter weten in aanmoedigen, en naarmate het scoreverloop dramatische vormen aannam groeide er ook wat kritiek. Onterecht overigens, want er waren er maar twee die echt konden voetballen. De rest toonde hun goeie wil, hield het potentiële talent kennelijk voor ons verborgen en moest gewoon nog erg veel leren. Ik ging eens bij de supporters van de tegenstanders staan, niet dat ik me schaamde of bij de betere partij wilde horen of zo. Nee, gewoon even proeven hoe de beleving aan de andere kant was. Nou, het bleef netjes, maar ze bleven hun team wel onnodig opzwepen, daarmee de vernedering groter en het respect voor de tegenstander kleiner makend. Ik moest terug denken aan vroeger, als we op straat ‘een partijtje’ voetbalden en het ene team liep te ver uit dan werd er spontaan uitgewisseld. Gewoon een paar sterke spelers uit het bovenliggende team uitwisselen met het team dat achterstond. Dat leverde uiteindelijk een evenwichtig partijtje op, waaraan iedereen met plezier deelnam. Maar al te vaak werd de winnaar bepaald door ‘die de laatste goal maakte’. Nu weet ik wel dat je dat moeilijk kunt doen tussen SVB en Venlosche Boys . . . . maar waarom eigenlijk niet? Dit was gewoon een zwaar ongelijke strijd, had in mijn optiek daarom niet veel met sport te maken.
Plotseling realiseerde ik me hoe dicht ik me fysiek bevond bij mijn vorige blog van 12 augustus. Ik zei tegen Marijke: ‘zie je daar die rij struiken, daar liep vroeger die beek die ik 54 jaar geleden over sprong van SVB naar het atletiekveld van Festina’. Ik was dan ook niet meer tegen te houden en moest gaan zoeken naar sporen uit dat verleden. De twee hoogspanningsmasten bleken de enige herkenbare getuigen. Achterop een van hen had altijd Festina gestaan met grote witte letters, en als ik met de trein uit Eindhoven kwam gaf dat altijd een goed gevoel van 'bijna thuis’. En verdomd, onder de zwarte verflaag kon je dat Festina nog voelen. Even een foto maken. Hier moet ongeveer het clublokaal hebben gestaan, daarginds lag de Demka en verderop langs de spoorlijn de ring voor kogelslingeren. Onvermijdelijk moest ik terugdenken aan Frits Vaessen, mijn allereerste trainer. Al eerder schreef ik een blog over hem, en even mijmerde ik weg in de tijd!
Als we met de fiets naar 't Saorbrook gingen stond Frits ons al op te wachten. Dat gaf je meteen dat goede thuisgevoel, Frits had al een rondbaantje uitgelegd in het hobbelige gras met tomatentouw en tentharingen, de training kon beginnen. Ons clublokaal, nou ja, het was een laag-bij-de-gronds afgeschreven oud kippenhok met pannendak dat wat hoger geplaatst was op een muurtje van die grote grijze betonstenen. Je kon nog duidelijk zien waar de kippen destijds in- en uitliepen. We hadden geen stromend water, wel een handpomp waarmee je het donkerbruine moeraswater kon promoveren tot wasgelegenheid. Er was geen elektriciteit, maar een paar heuse olielampen zorgden voor enige verlichting waar en wanneer dat gewenst was. Middenin het enige vertrek stond een oude potkachel tegen een gemetselde schoorsteen, hij zal niet vaak gebrand hebben, maar Frits Vaessen zorgde er toch wel voor dat 'zien jônges' zich konden warmen als het buiten guur en koud was. Op de vloer lagen trottoirtegels en langs de wanden stonden banken en stoelen. Romantiek? Ik kan me nog herinneren als we ‘s winters na een bostraining in de Wielder terugrenden naar ons clublokaal. In het stikkedonker wees het fletse licht van de olielamp de juiste looprichting over de ongelijke en zijknatte grasmat, binnen was het warm en rook het naar houtvuur, vermengd met dennenappels. Na afloop dicht in buurt van Frits blijven fietsen tot op de Nieuwborgstraat, daarna mocht ieder z'n eigen weg gaan.
Er wordt bij ons thuis gebeld, ik ren naar de voordeur. Frits staat met z'n fiets voor de deur, zijn zoon voorop in het kinderstoeltje. 'Aahh Frits . . . maaaamm, Frits is ter', mijn moeder pakt snel de portemonnee uit de keukenla en loopt naar de deur. Frits heeft al het juiste oranje lidmaatschapskaartje bovenop liggen, mijn moeder betaalt de contributie en krijgt een klein oranje strookje als overtuigend bewijs voor mij. Gelukkig, komende maand kan er weer getraind worden, 'Hojje Frits, tot zôndaag'.
Zo’n twee jaar geleden, nieuwjaarsreceptie bij Scopias. Ik ben na bijna 25 jaar weer enkele maanden terug op het oude nest. Natuurlijk schuiven we in no-time aan bij Frits, geen woord over ‘fijn dat je weer terug bent’, nee, bij Frits is atletiek tijdloos en vriendschap cluboverstijgend. Ik voel me echt gegêneerd als ik naar voren wordt geroepen om voor een Nederlands record bij de M60 een gigantische wisselbeker overhandigd te krijgen van de voorzitter. Nog met het schaamrood op de kaken loop ik terug naar de staantafel, krijg een dikke zoen van Marijke, zet de beker op tafel en Frits fluistert in m'n oor: ‘Dae is ouk ein bietje van mich’. Ik sla een arm om zijn schouders en knik ‘Jaooh‘. En even staan we zo samen te genieten, niet van die overmaatse beker maar van wat echte atleten samen kan verbinden.
Met een schok keer ik weer in de realiteit en wandel terug naar het voetbalveld. Het is inmiddels 17-0 en nog net op tijd ben ik getuige van de 18-0, de definitieve eindstand. Onderweg naar huis moet ik nog denken aan Frits. Altijd wist hij iedereen te motiveren, niemand stond bij hem aan de zijlijn, atletiek kent te veel disciplines en iedereen was wel ergens goed in. Frits zorgde dat je er echt bij hoorde, kraakte je nooit af en is een van de belangrijkste factoren dat ik nog steeds actief aan atletiek doe.
Maar de atletiekwereld om me heen is sterk veranderd, te vaak waart een ijzige Kim-Jong-il-geest rond. Te vaak heerst er een Noord-Koreaanse sfeer in sportclubs, vaak veroorzaakt door etterige machtspelletjes. En wat denk ik dan vaak met weemoed terug aan dat thuisgevoel dat Frits voor iedereen bij Festina wist te creëren.
Potverdomme, wat een fijne mens!
We zetten de fietsen op slot en onze schoondochter wuifde al waar we moesten zijn. ‘Hoi, hallo, goeiemorrege . . . ‘. Net geïnstalleerd aan de zijlijn horen we ‘potverdomme, 1-0 voor Venlosche Boys’. Al snel gevolgd door 2-0 en 3-0. Hoe abrupt en hoe afgrijselijk kunnen dromen en werkelijkheid uit elkaar gerukt worden. Het was geen wedstrijd en het had in mijn optiek ook niets met sport te maken zoals sport bedoeld is. Een paar egoïstische straat-dribbelaartjes van Venlosche Boys negeerden om beurten hun tegenstanders, ja zelfs hun eigen teamgenootjes en slalomden de bal vernietigend in het doel van ons SVB. Het waren ook volgens mij de enige twee die plezier hebben beleefd aan dat wat eigenlijk nooit een wedstrijd is geworden. De Blerickse supporters bleven tegen beter weten in aanmoedigen, en naarmate het scoreverloop dramatische vormen aannam groeide er ook wat kritiek. Onterecht overigens, want er waren er maar twee die echt konden voetballen. De rest toonde hun goeie wil, hield het potentiële talent kennelijk voor ons verborgen en moest gewoon nog erg veel leren. Ik ging eens bij de supporters van de tegenstanders staan, niet dat ik me schaamde of bij de betere partij wilde horen of zo. Nee, gewoon even proeven hoe de beleving aan de andere kant was. Nou, het bleef netjes, maar ze bleven hun team wel onnodig opzwepen, daarmee de vernedering groter en het respect voor de tegenstander kleiner makend. Ik moest terug denken aan vroeger, als we op straat ‘een partijtje’ voetbalden en het ene team liep te ver uit dan werd er spontaan uitgewisseld. Gewoon een paar sterke spelers uit het bovenliggende team uitwisselen met het team dat achterstond. Dat leverde uiteindelijk een evenwichtig partijtje op, waaraan iedereen met plezier deelnam. Maar al te vaak werd de winnaar bepaald door ‘die de laatste goal maakte’. Nu weet ik wel dat je dat moeilijk kunt doen tussen SVB en Venlosche Boys . . . . maar waarom eigenlijk niet? Dit was gewoon een zwaar ongelijke strijd, had in mijn optiek daarom niet veel met sport te maken.
Plotseling realiseerde ik me hoe dicht ik me fysiek bevond bij mijn vorige blog van 12 augustus. Ik zei tegen Marijke: ‘zie je daar die rij struiken, daar liep vroeger die beek die ik 54 jaar geleden over sprong van SVB naar het atletiekveld van Festina’. Ik was dan ook niet meer tegen te houden en moest gaan zoeken naar sporen uit dat verleden. De twee hoogspanningsmasten bleken de enige herkenbare getuigen. Achterop een van hen had altijd Festina gestaan met grote witte letters, en als ik met de trein uit Eindhoven kwam gaf dat altijd een goed gevoel van 'bijna thuis’. En verdomd, onder de zwarte verflaag kon je dat Festina nog voelen. Even een foto maken. Hier moet ongeveer het clublokaal hebben gestaan, daarginds lag de Demka en verderop langs de spoorlijn de ring voor kogelslingeren. Onvermijdelijk moest ik terugdenken aan Frits Vaessen, mijn allereerste trainer. Al eerder schreef ik een blog over hem, en even mijmerde ik weg in de tijd!
Als we met de fiets naar 't Saorbrook gingen stond Frits ons al op te wachten. Dat gaf je meteen dat goede thuisgevoel, Frits had al een rondbaantje uitgelegd in het hobbelige gras met tomatentouw en tentharingen, de training kon beginnen. Ons clublokaal, nou ja, het was een laag-bij-de-gronds afgeschreven oud kippenhok met pannendak dat wat hoger geplaatst was op een muurtje van die grote grijze betonstenen. Je kon nog duidelijk zien waar de kippen destijds in- en uitliepen. We hadden geen stromend water, wel een handpomp waarmee je het donkerbruine moeraswater kon promoveren tot wasgelegenheid. Er was geen elektriciteit, maar een paar heuse olielampen zorgden voor enige verlichting waar en wanneer dat gewenst was. Middenin het enige vertrek stond een oude potkachel tegen een gemetselde schoorsteen, hij zal niet vaak gebrand hebben, maar Frits Vaessen zorgde er toch wel voor dat 'zien jônges' zich konden warmen als het buiten guur en koud was. Op de vloer lagen trottoirtegels en langs de wanden stonden banken en stoelen. Romantiek? Ik kan me nog herinneren als we ‘s winters na een bostraining in de Wielder terugrenden naar ons clublokaal. In het stikkedonker wees het fletse licht van de olielamp de juiste looprichting over de ongelijke en zijknatte grasmat, binnen was het warm en rook het naar houtvuur, vermengd met dennenappels. Na afloop dicht in buurt van Frits blijven fietsen tot op de Nieuwborgstraat, daarna mocht ieder z'n eigen weg gaan.
Er wordt bij ons thuis gebeld, ik ren naar de voordeur. Frits staat met z'n fiets voor de deur, zijn zoon voorop in het kinderstoeltje. 'Aahh Frits . . . maaaamm, Frits is ter', mijn moeder pakt snel de portemonnee uit de keukenla en loopt naar de deur. Frits heeft al het juiste oranje lidmaatschapskaartje bovenop liggen, mijn moeder betaalt de contributie en krijgt een klein oranje strookje als overtuigend bewijs voor mij. Gelukkig, komende maand kan er weer getraind worden, 'Hojje Frits, tot zôndaag'.
Zo’n twee jaar geleden, nieuwjaarsreceptie bij Scopias. Ik ben na bijna 25 jaar weer enkele maanden terug op het oude nest. Natuurlijk schuiven we in no-time aan bij Frits, geen woord over ‘fijn dat je weer terug bent’, nee, bij Frits is atletiek tijdloos en vriendschap cluboverstijgend. Ik voel me echt gegêneerd als ik naar voren wordt geroepen om voor een Nederlands record bij de M60 een gigantische wisselbeker overhandigd te krijgen van de voorzitter. Nog met het schaamrood op de kaken loop ik terug naar de staantafel, krijg een dikke zoen van Marijke, zet de beker op tafel en Frits fluistert in m'n oor: ‘Dae is ouk ein bietje van mich’. Ik sla een arm om zijn schouders en knik ‘Jaooh‘. En even staan we zo samen te genieten, niet van die overmaatse beker maar van wat echte atleten samen kan verbinden.
Met een schok keer ik weer in de realiteit en wandel terug naar het voetbalveld. Het is inmiddels 17-0 en nog net op tijd ben ik getuige van de 18-0, de definitieve eindstand. Onderweg naar huis moet ik nog denken aan Frits. Altijd wist hij iedereen te motiveren, niemand stond bij hem aan de zijlijn, atletiek kent te veel disciplines en iedereen was wel ergens goed in. Frits zorgde dat je er echt bij hoorde, kraakte je nooit af en is een van de belangrijkste factoren dat ik nog steeds actief aan atletiek doe.
Maar de atletiekwereld om me heen is sterk veranderd, te vaak waart een ijzige Kim-Jong-il-geest rond. Te vaak heerst er een Noord-Koreaanse sfeer in sportclubs, vaak veroorzaakt door etterige machtspelletjes. En wat denk ik dan vaak met weemoed terug aan dat thuisgevoel dat Frits voor iedereen bij Festina wist te creëren.
Potverdomme, wat een fijne mens!
Abonneren op:
Posts (Atom)