Iedereen viert Kerst op z’n eigen manier. Bij ons begint dat één dag na Sinterklaas als de bananendozen met kerstspullen naar beneden komen en de gehele inhoud wordt uitgestald. De kamer groeit geleidelijk dicht met groen, engeltjes, ballen, kaarsjes, slingers, frutseltjes en zoveel mogelijk lampjes. En die moeten dan vanaf nu elke dag branden, en dat betekent telkens weer de stekkers in het stopcontact, stekkers uit het stopcontact, eigenlijk een klotewerkje. Dus hebben we dit jaar op de stopcontacten afstandsbediening gemaakt, en dat is verrekte handig! Je hoeft er geen moeite voor te doen, dat is niet de bedoeling van kerstmis, of juist wel? Ook de fiets van m’n vader is weer volgehangen met ledlampjes, hij is er al 33 niet meer bij, maar zijn fiets staat er nog, alsof pap gewoon op bezoek is. Elke avond staat hij nu weer te stralen en wordt met ‘welterusten’ op afstand weer in het donker gezet.
Van de week werden opvallend veel eieren, pakken bloem en margarine ‘die-we-nooit-gebruiken’ ingeslagen. En ja hoor, Marijke staat nu in de keuken wafels te bakken. Die heerlijke baklucht met een vleugje olie bezwangert de hele benedenverdieping. Ze staat al de hele dag in de keuken, ze bakt wafels, roert in de erwtensoep en tussendoor worden een paar toeren sokken gebreid. Ik zit aanhoudend te slikken achter de computer, het water loopt me in de mond. Hèhè gelukkig ‘wil je even proeven Jan?’ De stapel goudgele wafels groeit gestaag en verdwijnt op het einde van de dag keurig verpakt in de enorme tupperware doos. Kerstfeest kan losbarsten . . .
Als ik terugdenk aan vroeger, zo’n 60 jaar geleden ging dat toch ietsjes anders. Het startpunt was een grote zinken emmer die met zand uit de tuin werd gevuld. Een prachtige dennenboom, die al een paar dagen buiten lag, werd daarin geplant. We hadden nog geen Europese Unie, dus het was beslist geen groene fijnspar, blauwspar en al helemaal geen Nordmann. Nee, zo’n gewone echte dennenboom uit het naburige bos, en ruiken dat die deed . . heerlijk. Voorzichtig werden daar echte glazen ballen ingehangen, een engeltje, een glazen vogeltje met friemelstaartje, een zilverpapieren slinger en daar overheen uiteen gerafeld engelenhaar gedrapeerd. En dat was venijnig spul, nog na Kerstmis voelde je die hele fijne rotsplintertjes in je vingers. Als ‘verlichting’ kwamen echte kaarsjes in de boom, nog zorgvuldiger dan die glazen ballen met metalen klemmetjes ‘kaarsrecht’ op de takken aangebracht. Mijn vader deed de eindcontrole, want boven elk kaarsje moest het 100% brandvrij blijven. Om de zinken emmer kwam vervolgens groen crêpe-papier en helemaal bovenin de boom kwam de glazen piek. Mam deed nog een kerstkleedje op het kleine tafeltje en met uiterste precisie tilde pap het complete kerst-gevaarte op het tafeltje en schoof hem voorzichtig in de hoek naast ‘zijn’ fauteuil. Er werd nog een beetje ruimte vrijgelaten voor een emmer met water en een emmer met zand. En waar was ik? Al die tijd had ik het hele schouwspel met open mond gadegeslagen, als aan de grond genageld stil staan kijken. Je durfde die hele tijd niets te zeggen, de uiterst geconcentreerde gezichten van mijn ouders stonden ook niet toe om zelfs maar een kuchje te wagen. Eindelijk, ze maken twee passen achteruit en bekijken glimmend van trots hun eigen schitterende kerstcreatie. ‘Wat een mooie boom, die heeft niemand . . ‘ durfde ik eindelijk uit te brengen. Mijn vader en moeder kijken elkaar vluchtig aan, een mooi onvergetelijk moment.
Op kerstavond gaan we met z’n allen minus één naar de nachtmis. Mijn vader gaat niet naar de kerk, die ging nooit mee naar de kerk. Wij vonden dat niet erg, hij had dat ook niet nodig, want met uitzondering van het tweede gebod (Gij zult de naam van de Heer, uw God, niet zonder eerbied gebruiken) was mijn vader een rolmodel voor de tien geboden. De kerk was bomvol, er waren zelfs bidstoeltjes bijgezet, en toch moesten er mensen blijven staan. Het was een schitterend schouwspel, één brok zwaar serieus theater, die Mis met drie heren, enkele oudere acolieten en een zootje misdienaars. Maar het duurde toch wel erg lang, en telkens als het koor begon met zingen gingen die drie heren er ook nog eens bij zitten. Van mij hadden ze wel mogen doorgaan. Er werd kwistig met de wierookvaten geslingerd en die weeïge harslucht vermengd met kaarsenlucht prikkelde mijn maag. Ik rammelde van de honger. De drie heren schreden tergend langzaam alsof ze alle tijd van de wereld hadden, van mij mochten ze wel wat doorlopen. Onder het communie uitdelen werden kerstliederen gezongen en de eersten verlieten de kerk. Het kon niet lang meer duren. Na de laatste zegen van pastoor wenste hij iedereen een zalig kerstfeest en de kerk liep schuifelend leeg. De ouderen wensten elkaar onderweg met een handdruk zalig kerstfeest en ik rende als een bezetene naar huis. ‘Nu maar rustig aan . . ‘ zei m’n vader. Nou ja, blijf daar maar eens rustig onder, de kerstboom brandde oogverblindend, de haard gloeide hartverwarmend en het hele huis rook naar ‘kerboët’ (balkenbrei) en gebakken bloedworst. ‘Zalig kerstfeest pap’ zei ik terwijl mijn smaakpapillen mijn mond overspoelden met naar dat heerlijke eten smachtend speeksel. De anderen kwamen gelukkig ook snel binnen en even later zat ik lekker te bunkeren. Na de zoveelste snee suikerbrood hoorde ik m’n moeder nog zeggen ‘Maar Jan toch, denk aan je maag, morgen is het ook nog Kerstmis’.
Ter afsluiting nog een keertje ‘Stille nacht – Heilige nacht’ zingen voor de kerstboom en dan naar bed. Mijn vader zat in zijn fauteuil naast de brandende kerstboom, de handen in starthouding op de leuning, de twee emmers met zand en water op grijpafstand. ‘Zing de andere kant op’ werd me toegeworpen toen de kaarsvlammetjes wat gingen flakkeren na een fanatieke uithaal van het tweede ‘sluimert in heeemelse rust’. Even later lag ik in bed, mijn maag voelde hard maar voldaan aan, mijn hartje liep over van geluk, ik kon niet slapen. Ik dacht aan pap en mam en dat zalige kersfeest.
Nu zestig jaar later heeft kerstmis toch wel een heel andere lading gekregen. Niet alleen wat versieren en eten betreft. We staan samen met de overal aanwezige media extra stil bij die ellendige oorlog, die vreselijke ziektes en die onacceptabele ongelijkheid in de wereld. We leven mee met mensen in onze directe omgeving die het op dit moment niet gemakkelijk hebben. We denken en praten hoe het beter en vrediger zou moeten en kunnen. Maar laat het dit jaar alsjeblieft niet bij dat stilstaan, meeleven, denken en praten blijven.