Er zwemmen een drietal witte zwanen in de Moezel
die zich regelmatig voor onze camper ophouden. Ze zijn hier echt thuis, wij
zijn maar voor even hier op bezoek. Ze zijn steeds samen, ik heb nog even nagedacht
om ze een naam te geven, maar toch maar besloten het zo te laten. Zwanen zijn
hun leven lang trouw aan hun partner, dus ik vermoed dat het een mannetje en
een vrouwtje zijn. Met daarbij een derde samengaande alleenstaande weduwe of zomaar
een vrijgezel. Ze accepteren en respecteren elkaars aanwezigheid. Ik kom er
niet uit en heb ook te weinig aanknopingspunten om vast te stellen wie van hen een
mannetje of een vrouwtje is. Maar het zijn prachtige statige beesten met hun
lange sierlijke hals, hun mooi gevormde oranje snavel onder die donkere oogjes.
Met hun oogverblindend wit verenkleed dobberen ze op het water. Een zwarte poot
laten ze rusten op hun rug en met de andere peddelen ze wat rond. Alleen als ze
uit het water komen worden het wat krakkemikkelig voortstrompelende oudere dametjes.
Met de pootjes wat ver uit elkaar flappen ze naar links en rechts waggelend op
hun grote zwemvliezen door het gras. Het lijken ineens wel kleuters met een te
grote luier om. Of oudere dametjes met een overmaats inlegkruisje, ik weet niet
hoe ik het moet omschrijven. In ieder geval maken ze geen sierlijke beweging
meer, maar ze blijven oogverblindend mooi.
Wij genieten ervan en Marijke heeft er veel
foto’s van genomen. Helaas blijken we de enigen, want iedereen heeft een hekel
aan ze omdat ze voor de campers schijten. Het door de zwanendarmen verwerkte
gras en waterplanten spuit er af en toe uit en laat dan van die groene
eenpersoons vlaaitjes achter, die jammer genoeg dan niet altijd zijn te
ontwijken. Ons driespan komt dagelijks langs om de verse grassprietjes voor
onze campers weg te grazen. Maar onze buurvrouw links stuurt ze weg. Onze
zwanen zijn het er duidelijk niet mee eens en maken een protesterend blazend
geluid, spreiden hun mooie vleugels en hobbelen in onze richting.
‘Snap
jij dat nou, zij hebben er last van en dan sturen ze die zwanen onze richting
uit?’.
‘Wat
maakt het uit, nu hebben wij ze mooi dichtbij, geniet er maar van’.
En zorgvuldig de beste grassprietjes selecterend
graast ons driespan gezapig aan onze camper voorbij. Af en toe strekken ze hun
sierlijke hals en kijken even in onze richting, om vervolgens weer door te
gaan. Ik weet zeker dat zij nu zeker weten dat wij ze ongemoeid laten. Zij
horen hier meer thuis als wij, zit ik me te bedenken. En ze passen ook nog eens
veel mooier in het landschap, weet ik ook zeker. Want net passeert een
vreselijk dikke Duitser in zijn korte broekje. Op zijn bolle kop zo’n zwart zeemanspetje
gedrukt met zo’n typisch klein klepje. Hij draagt alleen een korte vale kaki
broek en twee lelijk witte spillebeentjes steken uit die te wijde verschoten
pijpjes. Twee mannenborsten, waar menige vrouw jaloers op is, staan stevig
boven een afgrijselijk vette hangbuik die tot over de helft van zijn gulp hangt.
Met in de zij uitlopend in zo’n vettige spekrol als overmaatse huidplooi.
Een van de zwanen kijkt hem na, en ik weet zeker
dat we allebei hetzelfde denken. De man passeert in zwanengang en de drie
zwanen grazen weer verder. Oei, twee campers verder blijken ze ook al niet erg welkom.
Een Belgische madam stuurt haar veel te dik lichtbruin poedeltje erop af. Blazend
en tegensputterend verplaatsen de drie zwanen zich als rechtop lopende apen
naar het water.
‘Snap
jij dat nou? Die doen toch niks’, zegt Marijke.
‘Nee,
wij niet, maar niet iedereen denkt zoals wij’, antwoord ik.
Ons driespan is het water in gejaagd en dobbert
voor ons uit. Soms duikelen ze voorover met de staart recht omhoog. Blijkbaar
hebben ze besloten over te gaan op sappige waterplanten, die ze ondersteboven
van de bodem plukken. Af en toe strekken ze hun hals en kijken nieuwsgierig in
de richting van de campers.
‘Die zijn
niet dom, die slimmeriken wachten hun beurt af’, zegt
Marijke.
‘Denk
ik ook, vanavond slaan ze hun slag’.
En inderdaad, als ik ’s avonds voor het slapen
gaan nog even naar buiten loop, doen drie zwanen zich tegoed aan het gras bij
de buren. Ik kan een lach niet onderdrukken. Een van de drie kijkt me aan, en
gaat vervolgens weer vastbesloten verder.
Gisteren hadden we lekker gegeten in het dorp, en
onze schnitzel dorstlessend weggespoeld met Viez (uit te spreken als fiets), een
jonge appelwijn. We besloten een blokje om te fietsen na het eten. In Mehring
de brug over en dan naar Longuich om een ijsje te eten. Maar al halverwege de
brug had ik er al spijt van, het was immers bloedheet. En dan moeten wij zo nodig
gaan fietsen op het heetst van de dag, met twee ‘Viez-en’ uitzakkend naar de kuiten. Als we ter hoogte van onze
camping zijn, maar dan wel aan de overkant van het water, zie ik ineens drie
gestrekte sierlijke halzen. Het is ons driespan dat lekker in de schaduw in het
koele water van de Moezel ligt te dobberen. Die hebben het beter voor mekaar,
denk ik. Maar stel ik me dat voor of is het echt zo. Twee zwanen kijken elkaar
aan. Een van hen schudt overduidelijk zijn statige kop. De derde dobbert
ietsjes verderop en beweegt heel snel zijn kop op en neer. Die lachen ons uit,
ik weet het zeker.
We fietsen door de hitte naar Longuich en komend
uitgeblust en uitgedroogd aan in het kleine pietluttige pittoreske wijndorpje.
‘Wat
pak jij voor een ijs?’, vraagt mijn zwager.
‘Ik
denk het grootste choco-ijs dat op de kaart staat’, zeg
ik met kurkdroge mond.
‘Het is
wel erg rustig op het terras’, zegt Marijke, exact op het
moment dat ik een bord zie staan met overdreven sierlijke letters ‘Dienstag Ruhetag’.
‘Potverdomme,
dat hebben wij weer’, vervolgt Marijke.
En zwijgend en in gezapig tempo klimmen we in
Longuich weer de brug over en trappen we terug. Ik ruik asfalt en voel de
brandende zon op mijn rug.
‘Dan
gaan we in Mehring maar even op het terras zitten’, hoor
ik achter me. En een half uurtje later zitten we aan het grootste choco-ijs en
de dames aan een Erdbeerbecher mit Sahne. Als toetje besluiten we met een halve
liter Bittburger en de dames met een Rooibos-thee. Terug op de camping is het bloedheet
en het water van de Moezel daagt me uit. Resoluut stap ik in het koele water,
heerlijk. Marijke beoordeelt mijn moedige stap als foto-waardig en komt met
haar cameraatje naar de waterkant. Ik lig zalig te dobberen in het water en
mijn lichaam neemt geleidelijk de temperatuur van de Moezel aan.
‘Kijk
nou eens, kijk eens achter je’, zegt Marijke. Ik draai me om
en zie dat ik omringd ben door drie prachtige zwanen die me alle drie recht
aanstaren.
‘Ongelooflijk,
blijf even stil liggen, dan maak ik er een foto van’. En de
drie zwanen en ik blijven rustig dobberen totdat Marijke haar foto gemaakt heeft.
Ik voelde me voor heel even heel gelukkig. Niet alleen door dat verkoelende
water. Maar door die mij omringende nieuwsgierige volkomen ontspannen zwanen.
We weten alle vier dat we mekaar volkomen accepteren en compleet met rust laten.
Al verschillen we nog zoveel in kleur, eet- en schijtgedrag. Als we ons sociaal
en niet als machtswellustelingen weten te gedragen, leven we nog lang en
gelukkig in dit aardse paradijs.