dinsdag 12 september 2017

Bommel zonder Bulten

Er was eens een heer van stand in het kleine pittoreske Rommeldam. Hij heette eigenlijk voluit Olivier B. Bommel van Bommelstein, maar mensen noemden hem gewoon respectvol Bommel. Op een avond ging hij na zijn eenvoudige doch voedzame maaltijd lekker onderuit zitten in zijn gemakkelijke fauteuil naast het knapperende houtvuur onder de grote doch oergezellige schouw. Zijn onafscheidelijke vriend Tom Poes ging schuin tegenover hem zitten op zijn gebruikelijke poef. Joost schreed het vertrek binnen met een zilveren dienblad op zijn vijf uitgestrekte vingers, die zorgdroegen voor voldoende balans aan een glas vuurrode Côte du Staay Superieur. Tom Poes keek op naar Bommel en zei: ‘ Zou U dat wel doen heer Bommel?’. Maar die ontstak zijn pijp met hulp van een takje dat hij uit het oh zo gezellig knetterend houtvuur had gepakt. Bommel blies een grote rookwolk uit, en dacht zichtbaar na en zei: ‘ Zoals mijn goede vader al zei’. Tom Poes wachtte geduldig af wat zijn goede vader hem dan wel had verteld, maar Bommel verzuchtte terwijl hij door het wijnglas keek: ‘En daar houd ik mij aan!’.

‘Over mijn goede vader gesproken, het lijkt me cultuurhistorisch van groot belang om al onze voorouders van Rommeldam in kaart te brengen’, vervolgde Bommel. ‘Dan moeten we de mensen van d’n Bokkel en Hout-Bommel zeker niet vergeten’, vulde Tom Poes aan. ‘Verzin toch eens een list jonge vriend. Geld speelt geen rol’, zei Bommel en ging er eens breeduit voor zitten. De rokende pijp in zijn linkerhand, het glas met het kostbare Staayvocht in de ander. Zijn camelkleurige jas, met ruiten van rode en zwarte strepen omzoomden zijn weldoorvoede ronde buik. Tom Poes staarde in het vuur en zweeg. Bommel ging verder: ‘Een heer moet ook alles alleen doen’. Maar die opmerking bracht Tom Poes op een idee: ‘Ik denk dat we de hulp inroepen van Anna Marie Doddel, maar zonder de expertise van onze genealoog Kwetal zal het nooit lukken’. ‘Hier ligt een mooie taak’, sprak Bommel de wijze woorden, ‘zoals mijn goede vader zei’.

Maanden, jaren gingen voorbij, en zorgvuldig onder de bezielende leiding van Kwetal groeide een Gezinsklapper voor Rommeldam, d’n Bokkel en Hout-Bommel. Elke vergadering begon Kwetal met de bezielende woorden: ‘Heer Bommel is een groot denkraam’, om daarna zelf met het volgende lumineuze idee te komen. Alle gezinnen met hun onderlinge relaties tussen 1433 en 1920 werden zorgvuldig uit de parochieboeken getranscribeerd, gecontroleerd en geanalyseerd. ‘Misschien kunnen we eerst kijken of er al iemand stukjes heeft uitgewerkt?’, had Anne Marie Doddel geprobeerd. ‘Nee, dit wordt een uniek stuk werk waarbij geen enkel detail wordt vergeten! Elke ondoordachte fout zou heer Bommel vreselijk vinden’.

De tijd verstreek. Op een avond zaten Kwetal, Anne Marie Doddel, Tom Poes en heer Bommel voor de grote open haard. Kwetal was zichtbaar opgewonden, getuige zijn hoogrode koontjes. Toen Kwetal heel trots de nieuwe Gezinsklapper had gepresenteerd, waren zes ogen strak gericht op heer Bommel. Er viel een doodse stilte, de grote deur ging piepend open en daar schreed Joost het vertrek binnen met een zilveren dienblad met daarop vier kristallen wijnglazen met Côte du Staay Superieur. Ieder nam een glas voorzichtig bij de voet van het kostbare glas en de stilte nam adembenemende vormen aan. Heer Bommel stond op en stak zijn glas omhoog, het houtvuur schitterde door de vuurrode wijn in zijn glas. ‘Uniek, werkelijk uniek’, sprak Bommel plechtig, ’als je begrijpt wat ik bedoel’. Het was nu de zorg dat alle, maar dan ook alle Rommeldammers inzage kregen in dit gigantisch eerbetoon aan al hun voorouders. ‘Geld speelt geen rol’ zei Bommel en zo werd besloten dat de Gezinsklapper op papier in het archief van Rommeldam kwam te liggen, maar ook digitaal op het RWW (Rommeldamse-Wide-Web). En die hem thuis in alle rust wilden bekijken konden tegen kostprijs een DRD (Digital-Rommeldamse-Disc) bemachtigen. ‘En die er dan nog niet uitkomen, nodigen we uit in de leesbibliotheek van Bommelstein’, sloot Bommel af. En Joost mocht het weten, want hij knikte decent naar heer Bommel.

Anne Marie Doddel schreef alle mensen van Rommeldam, d’n Bokkel en Hout-Bommel aan. Ook de mensen die inmiddels elders hun emplooi hadden gevonden. Maar één van de geniepige Rommeldammers hadden ook Andreas Q.X. op den Bulten op de hoogte gebracht. Hij heette voluit Andreas Querulijn Xaverius markies de Canteclaer op den Bulten, door de bewoners van Rommeldam steevast respectloos Canteclèr genoemd. Het is een hooghartige haan, die vanachter zijn lorgnet neerkijkt op de mensen. Hij leefde teruggetrokken op Troebelo en liet een paar van zijn weinige ‘amices’ in accoord werken aan zijn online Hanengezang en Vleugeljaren. Hij kon maar niet aantonen dat hij van adel was, en liet geen enkele mogelijkheid onbenut om heer Bommel neer te halen. Bij het zien van de uitnodiging voor de unieke Gezinsklapper van Rommeldam schijnt hij geroepen te hebben: ‘Parbleu, wat denken die wel? Goede sier en gewin halen met mijn hanige opdracht. Fi donc, wat denken die horige Bommel en die plagiaatzuchtige Kwetal wel niet?’ Canteclèr stuurde een galspuwend klaagschrift aan iedereen die het maar horen wilde. Ook naar onze integere heer Bommel en zijn jonge vriend Tom Poes.

‘Hoe vreselijk is dit alles! Verzin toch eens een list jonge vriend!’, reageerde heer Bommel nogal ingetogen en nuchter.
Zijn jonge vriend dacht na, heer Bommel verwachtte van hem een bondig standpunt. ‘Kwaliteit verloochent zich niet’, fluisterde Tom Poes zachtjes en weloverwogen, ‘uiteindelijk zal ook hij moeten vaststellen wat een uniek stuk werk u hebt geleverd heer Bommel. Zijn hooghartigheid zal struikelen over zijn eigen onbenulligheid. Vanaf nu zullen we hem zijn ‘parbleuse’ Troebelose pad ongemoeid laten voortploeteren en hem voortaan negeren’.

‘Als U begrijpt wat ik bedoel’, eindigde Tom Poes. Heer Bommel keek hem aan, en beiden schoten in een proestende slappe lach.

Geen opmerkingen: