zaterdag 6 november 2021

Corona in Spanje

‘Jullie boffen maar, jullie hoeven je nergens wat van aan te trekken!’, kregen we al een paar keer te horen uit het thuisland. Ja, we zitten intussen al ruim een maand in Spanje. Ik wist niet direct wat ik daarop moest antwoorden, dus zweeg ik maar in alle talen. Moest ik me nu schuldig voelen? Moesten we ons schamen? Moesten we ons vluchtelingen voelen voor het Corona-gevaar?

Het afgelopen jaar waren we helemaal niet op vakantie geweest. Mede gewaarschuwd door lieve mensen om ons heen bleven we keurig in onze bubbel. Ons leven speelde zich voornamelijk af in Blerick vier-hoog. Ja, wel elke dag een wandelingetje of een fietstocht in de omgeving.  
‘Ja, jullie behoren tot de risicogroep!’, kregen we vaak te horen. We voelden ons in één klap voor het eerst echt oud geworden. Dus hielden we ons keurig aan de maatregelen. Natuurlijk begrepen we d’r af en toe niets meer van, maar we hielden ons er keurig aan en lieten ons twee keer vaccineren.
Intussen groeide de weerstand met de dag, ook in onze eigen omgeving. De maatregelen werden versoepeld, mondkapjes verdwenen uit het straatbeeld en lagen voor oud vuil in de goot. Er werd twijfel gezaaid over het nut van vaccineren. Een kleine maar extreme groep ontkende zelfs het bestaan van het virus! De groep die de vrijheid terug eiste werd steeds luider te horen. De zucht naar grote bijeenkomsten was niet meer te stoppen. Volle voetbalstadions, dance-events, onbegrijpelijke field-lab-experimenten. We voelden er ons niet prettig bij. Om me te beschermen tegen onzinnige discussies moest ik zelfs ‘vrienden’ blokkeren op Facebook.
Met echte vrienden hadden we het plan om ’n paar maanden naar Spanje te gaan. Eind oktober zouden we vertrekken. De scholen begonnen weer, de zogenaamde vrijheidsstrijders trokken steeds stoutere schoenen aan. De hakken gingen in het zand, respectvol met elkaar argumenteren werd grof weggerukt uit onze eens democratische samenleving. Ons demissionaire kabinet kreeg steeds meer het niveau van een ordinaire muppet-show.
‘Als dat maar goed gaat!’, zeiden we tegen elkaar.
‘Kunnen we niet wat eerder gaan, straks mogen we niet meer reizen’, zei Marijke ongerust. En dus vertrokken we 2 oktober naar Benijófar. Hèhè, bij aankomst voelden we ons een paar maanden teruggeworpen in de tijd. Het voelde als een herademing. Iedereen droeg een mondkapje bij zich, onder de kin, met zo’n koordje op de borst of met die twee lussen om de onderarm. En zonder uitzondering ging dat ding om in gesloten ruimtes als winkels en restaurants. Maar ook op de markt moest dat ding om. Zelfs op het strand! De simpele uitleg was: ‘Bij verplaatsingen binnen altijd en bij verplaatsingen buiten als de onderlinge afstand van 2 meter niet aangehouden kan worden!’. En iedereen houdt zich hieraan, en niemand protesteert. En mocht je ‘m vergeten zijn dan word je er vriendelijk aan herinnerd.


Intussen zien we Nederland weer pieken naar een volgende lock-down, en hier in Spanje blijft het rustig.
‘Jaja, maak dat de kat maar wijs. Daar geloof ik niets van!’, hoor ik iemand hardop denken. Het enige dat ik daar tegenover kan stellen: wat feiten opzoeken. Ze staan keurig in het tabelletje. Spanje heeft 2,7 keer zoveel inwoners als Nederland en het aantal gevaccineerden ligt actueel 10,9% hoger als in Nederland. Als we kijken naar het gemiddelde aantal nieuwe Corona-gevallen, dan ligt dat 10 keer lager dan in Nederland. Oftewel in Nederland ligt het gemiddelde over de afgelopen 7 dagen per één miljoen inwoners op 456, in Spanje op luttele 44.
‘Jaja, maar Spanje is een héél ander land’, hoor ik iemand opperen. Dat klopt ook, de bevolkingsdichtheid ligt een factor 6 lager dan in Nederland. En ja, het is er gemiddeld 6,4 graden warmer dan bij ons. Dan is het wat gemakkelijker om buiten te verblijven.
Maar wat blijft staan is dat de vaccinatie-bereidheid van de Spanjaarden echt hoger ligt. En niet onbelangrijk en voor mij hartverwarmend om elke dag te zien: die aangename democratische solidariteit om je aan maatregelen te houden!
Ik ga me even niet mengen in de binnenlandse politiek van Spanje, maar dit doen ze goed. Hèhè, i
k voel me ineens niet meer zo schuldig. Het is weliswaar geen enkele garantie tegen Corona, maar het voelt hier een stuk prettiger in een ontspannen omgeving. En dat gun ik echt iedereen! Denk nog eens goed na, zoek in je diepste ik naar 'jouw eigen' argumenten. Voeg je in onze democratische besluitvorming en sluit daarna de gelederen en laat geen bres slaan door wat dan ook.
Of die vijand nu corona, polarisatie, racisme, emancipatie of populisme heet.

maandag 1 november 2021

Een warme zondag in Benijófar

Het is zondagmorgen 31 oktober, het wordt naar verwachting 30°C vandaag. We gaan toch maar een stukje wandelen, want straks is het te heet en we moeten toch in beweging blijven. We zijn alweer bijna een maand in Benijófar, een dorpje dat aanleunt tegen Rojales. Mede door de vele pensionado’s is Rojales de laatste decennia geëxplodeerd van 5.000 naar 18.000 inwoners. De dichtstbij gelegen plaats aan de kust is Torrevieja met zo’n 85.000 inwoners. Die niet zo vertrouwd zijn met deze omgeving zien Torrevieja vaak nog als een klein vissersplaatsje in Zuid Spanje. Wij weten inmiddels beter.

Het is rustig op de Calle de Malhucen en na enige tijd doemen de drie markante kruisen op, die hoog boven Rojales uittorenen. Van hieruit heb je een prachtig uitzicht over het dal van de Rio Segura. Natuurlijk wel minder indrukwekkend als de Maas. De rivier ontspringt in de Sierra de Segura en slingert door de provincies Jaén, Albacete, Murcia en Alicante om na 325 kilometer in Guardamar uit te monden in de Middellandse Zee. Rechts zien we de oude grotwoningen, daar moeten we nog een keertje gaan kijken. We lopen de kruisweg af naar het dorp, langs de veertien staties, die de lijdensweg van Jezus Christus in beeld brengen. Mijn knieën herinneren me onmiddellijk aan dat lijden, maar toch genieten we van de mooie grote cactussen en de ruïnes van de grotwoningen. Door een smal straatje met oude typisch Spaanse huisjes lopen we langs de Rio Segura. Heerlijk koel onder groene ficus-achtige bomen tot aan de stenen brug. Ik heb het al een beetje gehad en we slaan linksaf naar de Plaza de España. Daar moet je je niet teveel bij voorstellen, want het stelt qua oppervlakte helemaal niets voor. Maar op het terrasje van Cafetaría Maui ploffen we neer. Mijn gevoelige knietjes voelen weldadig aan als ik ze kan strekken. Op dit vroege moment blijkt Cafetaría Maui een echt buurtcafeetje. Vooral mannen lopen in en uit voor een pakje sigaretten en een vluchtig drankje aan de bar. Wij genieten buiten van onze Café Americano en delen het terras met twee zwervers. De ene zit voorovergebogen in een ontieglijk smerige lange broek naar zijn versleten sandalen te kijken. Een smoezelig vest zit strak om zijn dikke ronde buik. Ik zie denkbeeldige vliegen om zijn vette haren tollen. De ander zit met zijn boodschappenwagentje met al zijn bezittingen aan een tafeltje verderop. Hij heeft zich binnen een pakje sigaretten gekocht en verwent zichzelf met een glas bier. Hij rookt de ene sigaret na de andere en nipt daar tussendoor met kleine teugjes aan het bier. Hij zit echt te genieten en strijkt door zijn ongewassen wilde haardos.
‘Waar zullen die vannacht geslapen hebben?’, vraag ik Marijke.
‘Ik denk dat we dat niet willen weten . . ‘, krijg ik als antwoord.
‘Waar zullen die hun eten vandaan halen?’, probeer ik weer.
‘Waarschijnlijk bij de Sociedad, ik weet het niet’.

Onder het tweede kopje koffie genieten we van het ontwaken van het dorpje. We wandelen terug langs de Rio Segura, ongemerkt verlaten we Rojales en zijn alweer terug in Benijófar. De vele gepensioneerden hebben hier het uitgaansleven een behoorlijke boost gegeven. Vele restaurantjes schreeuwen om klandizie. Voor minder als een tientje heb je hier compleet gegeten en gedronken, ongelooflijk maar aantrekkelijk. En ook nog erg lekker en gezellig. Maar wij wandelen even door naar het Parque Cañada Marsá, een mooi gevarieerd langgerekt park in een dieper gelegen glooiing van het landschap. We zoeken een bankje langs het meertje met zijn ontelbare kakelende kippen, hanen, eenden en ganzen. Spaanse gezinnetjes met kinderen komen de eendjes voeren of laten hun kinderen los op de speeltoestellen. Marijke maakt helemaal voorovergebogen een foto van een eigenwijze haan die haar recht aankijkt. Ik zou daar graag zelf een foto van willen maken, maar mijn mobieltje zit in de tas van Marijke en ik zou die foto toch nooit en aan niemand mogen laten zien!? Een moeder voert aan de overkant de eendjes en haar twee dochtertjes jagen ze dan weer in het water. Stelletje pestkoppen! We zitten rustig op die bank als Marijke zegt:
‘Zie jij dat ook? Die vrouwtjes-eenden waggelen allemaal en die mannetjes-eenden niet’. En verdomd, die vrouwtjes-eenden draaien allemaal met hun gevederde kontje en die mannetjes dribbelen bijna onbewogen recht vooruit. Het valt me er zomaar uit:
‘Eigenlijk is dat toch geen verschil met vrouwtjes-mensen en mannetjes-mensen, toch?’. Naast mij blijft het angstvallig stil. Daar komt een jong stelletje met kinderwagen aangelopen. Volgens mij zijn ze pas moeder en vader geworden. Zij straalt in haar lange zwarte broek en vuurrode truitje. Hij loopt er wat onwennig en kleurloos langs. Zij heeft van die prachtige volle ronde borsten onder dat truitje. Verschillende gedachten schieten door mijn kruin:
‘Dat kindje zal niet vlug last krijgen van koemelk-allergie!’
‘Dat moedertje heeft geen Nutricia onder die kinderwagen verborgen!’
‘Die heeft de boel op de goeie temperatuur binnen handbereik’
.
Als ze vlakbij ons zijn haalt dat moedertje haar oogappeltje uit de kinderwagen en pakt hem op de arm. Het is inderdaad nog een piepklein baby-tje Als ze ons voorbij lopen draait ze de baby zo, dat wij reikhalzend met lange nekken het kindje kunnen bewonderen. Wij stralen allebei en het moedertje lacht tevreden terug. De jonge vader draait nog wat meer onwennig met zijn hoofd de andere kant op. Een stukje verderop maken ze selfies met z’n drieën. Steeds moet het moedertje even kijken of de foto gelukt is. En telkens moet vader in een iets andere positie zijn werk overdoen. Dat gaat wel even duren, maar het prille geluk blijft ervan af spatten.
‘Moet je niet even vragen of je ze kunt helpen met een foto maken?’. Normaal zou ik dat altijd spontaan aanbieden, maar nu hield iets me tegen:
‘Die kunnen dat goed zelf en je mag nooit storen in een gelukkig huwelijk’. Marijke is het ermee eens, we staan op en lopen het park uit:
‘Zullen we maar naar de Chinees gaan?’.
En daar zeg ik nooit geen nee op!

woensdag 27 oktober 2021

Ut is pas 25 jaor geleje

Ut is mei 1992 en ik bin allein met mien twieë groeëte jónges de winter doorgekómme. Maar die wille neet met mich un stök wandele en die zièn ouk döks zelf op de joets. En zoeë huùrt det ouk. Tuurlik ging ik ouk waal in ut wiekend op paad met de handbal-veterane. Tuurlik keek ik waal ens nao andere maedjes. En zeej ouk nao mich, maar as se te doeënbeej kwame dóch ik: ‘Laot maar effe zitte, aan mien lièf nog efkes genne polonaise’.

'Waorum schafs se dich gennen hónd aan?’, hadde ze mich al ens gezag. Wie langer ik dao euver nao dóch, deste mièr sprook mich det idee aan. En zoeë leep ik op unne vreje zaoterdig door dae gank van ut diere-asiel. Un stök of tieën van die hundjes keke mich zielig aan. Sómmige blafde taege mich, die vele metein aaf. Maar ik kós gen keus make. As se d’r eine oèt zuks, mós se die andere achterlaote. Ik merkde det ik neet allein in ut asiel waas, d’r leep ouk un knap bruudje van óngevièr miene laeftièd.
‘Zuks dich ouk un hundje?’.
‘Jao, maar ik kin neet keze’, zag det met un hièl vrintelik aangenaam stumke. Ik hoord’waal det ut wat later Blièricks had gelièrd. We stoke allebei de baovekant van ós hand oèt nao zón hundje det ós zielig aanglouwde. Hae douwde zien naat neuske aafwisselend taege zien hand en taege die van mich. Ouk hae kós neet keze. Det bruudje zóch nog effe wiejer en ik waas alweer op waeg nao hoès.

Un paar waeke later, d’r waas un wielerrónde in Blièrick en ik stónd met mien vrinde op de Pepijnstraot te kièke. Ik wis neet wae ik mós aanmoedige dus ik schrieuwde maar wat taege emus dae op kop loog:
‘Det is mien broor’, huurde ik un bekind stumke naeve mich.
‘Haej, det is ouk toeval! Heb se ouk gen hundje kinne oètzeuke?’, dao stónd det leuk maedje zoeë maar naeve mich. Ik vroog of ut zoeë metein mei woel gaon nao de Witte.
‘Jao, maar ik kin neet lang bliève, want mien broor kump nao mich toe. En ik woeën allein, dus . . ‘. Mien hert makde un sprungske en in zien moèje ouge zoog ik un vunkske. We hebbe maar ein pilske same gedrónke beej de Witte en we schreve ós tillefoonnummers achter op un beerviltje. Dae nach heb ik gen oug mièr dich gedaon. En ut ergste waas, ik wis neet ens wie ut hoot of wao ut woeënde. We zuje de waek dao nao de kermis in Düsseldorf ónveilig gaon make met det losgeslage stel van de handbalclub. Ik dóch beej mich zelf, ik vraog gewoèn of ut met wilt.

De volgenden aovend leep ik wie unne dolle asiel-hónd door de kamer. Zal ik um belle? Tuurlik gaon ik um belle? Wat mót ik doon as ut neet met kin nao Düsseldorf? Zal ik um dan vraoge um wat met mich te gaon aete in Mönchengladbach? Un stumke in miene kop zag:
‘Noow pak daen tillefoon höllewölle’. Ik haolde deep aom en dreide det nummer, det met un moèj handschrif op d’n achterkant van det viltje stónd:
‘Hallo, met Marijke’, zag un leef stumke aan d’n andere kant.
‘Hallo Marijke, met Jan, meschiens kins se mich nog van zóndaag beej de Witte?’.
‘Jao zeker, wat leuk . . .’.
‘Ik woel vraoge of se zaoterdig met mich met wils nao de kermis in Düsseldorf?’.
‘Jao zeker huur, wat leuk . . .’.

En zoeë reje we dae zaoterdig met dreej wages met die schalevaegers van de handbalclub nao Pruusses. Tuurlik makde die metein van die döbbelzinnige aanspeulinge. En Marijke en ik zote wat verlaege naevenein en deje de allerièrste persuùnlikke verkinninge. We zatte de auto’s weg en ik weit ut nog hièl good. We meuste zón hoeëg taluud aafloupe. Ik reikde Marijke hièl galant mien hand. En det veulde waal zoeë good! Alle zenuwe ware inens weg, un werme óntspanning trok door mien ganse lièf. Ut veulde metein mièr dan good. En we hebbe ós de gansen aovend vasgehalde en dao nao ouk noeits mièr losgelaote.

Un paar jaor later zien we getrouwd en det veult allemaol nog zoeë kort. Ut is eigelik pas 25 jaor geleje. We viere det heej in Spanje intens met zien twieë, want dan zien we allebei ut meis gelökkig.

dinsdag 26 oktober 2021

Top manta in Guardamar

Het fenomeen top manta langs de Spaanse stranden is de normale omschrijving van al die Afrikaanse illegale verkopers. Het Spaanse manta betekent laken. Als je over de boulevard van Guardamar slentert dan kun je ze niet missen. Hun grote lakens volgestouwd met schoenen, tassen, horloges en T-shirts liggen hinderlijk in de weg. De top manta is een echte plaag aan het worden want het lijkt er wel op dat de autoriteiten er niets willen doen of niets kunnen doen aan de vaak illegale straatverkopers die illegale namaak spullen verkopen. Op het eerste oog lijkt het eigenlijk wel leuk en gezellig, een soort van openlucht markt of rommelmarkt met veel goedkopere spullen als in de legale winkels.

Maar moet ik iets kopen bij die arme mensen? Verdienen ze mijn compassie? Welke moeilijke weg hebben ze moeten afleggen, aan welke ontberingen waren ze blootgesteld? Het merendeel van de verkopers komt uit landen onder de Sahara, Senegal en diverse andere Afrikaanse landen en zijn vaak op illegale wijze Spanje binnengekomen. Zijn we ons bewust dat het meeste geld niet naar die arme mensen gaat maar naar de maffiabazen die op de achtergrond vele tienduizenden euro’s verdienen aan de dubbele illegaliteit van verkopers en producten. 

Maar toch is het ook weer lucratief! Wat moet ik doen? Want ze verkopen producten die ver beneden de prijs aan je worden opgedrongen en vormen een oneerlijke concurrentie voor de normale winkeliers, die wel aan alle wettelijke verplichtingen moeten voldoen. Ik kan me nog herinneren dat ze jaren geleden al actief waren met de verkoop van CD’s en DVD’s maar die markt is blijkbaar opgedroogd. 

Dat zit ik me te bedenken als ik met Marijke op een terrasje zit in Guardamar met een glas witte wijn en een tapa-tje. Drie aardige jongemannen zitten verveeld bij hun koopwaar. Een vierde komt met een steekwagen met twee grote blauwe zakken erop en begint uit te stallen. De andere drie kijken even op en gaan verder met swipen op hun mobieltjes. Waar zoeken ze naar of waar kijken ze naar. Zijn dat ook mogelijk illegale praktijken of appen ze naar hun familie in Senegal of zo. Of zoeken ze speed-dates met wanhopige vrouwen van middelbare leeftijd om ze wat lichter te maken. Ik weet het niet en ik mag dat misschien ook niet denken.
Opeens kijkt er eentje maar links en staat op! Haastig grijpt hij de vier punten van dat grote laken. Hij tilt de vier punten over z’n schouder met al zijn handelswaar. De anderen doen hetzelfde en schielings verdwijnen ze op het strand van Guardamar. Ik kijk naar rechts en zie tergend langzaam de Policía over de boulevard naderen. Als ze ons nog geen 100 meter gepasseerd zijn, klimmen de vier mannen weer de boulevard op en beginnen onverstoord met het rangschikken van hun koopwaar. Dat is ook wat, wat moet ik hier weer van vinden? Als we een uurtje later de boulevard aflopen, terug naar de auto, zien we dezelfde politiewagen weer aan komen rijden. We blijven staan, draaien ons om en zien de vier mannen weer hun grote balen op hun rug tillen. De politiewagen staat even stil:
‘Potdomme, ze wachten om ze de tijd te geven om weg te komen!’, zeg ik tegen Marijke.
‘Die spelen gewoon een spelletje kat-en-muis!’
‘Het lijkt wel dat ze dit gedogen, maar het is dus wel echt illegaal’.

Een beetje in de war stap ik in de auto. Top manta hoort niet! Het is gewoon illegaal en voor die arme jongens simpelweg mens-onterend. De enige manier om hier van af te komen is dus:
‘Nooit iets bij hen te kopen’.

donderdag 14 oktober 2021

Desprendimiento

Voor de oude Blerickenaren: nee, dit is niet de titel van een nieuw liedje van de Vrijbuiters. Maar 12 oktober was ik ’t zat, al meer dan een week had ik last van mijn rechteroog. Dat was 3 augustus in Maastricht met spoed geopereerd aan een netvliesloslating. Bij de laatste controle na zes weken op 14 september bleek alles perfect in orde. Dus niets stond onze reis naar Spanje meer in de weg. Maar net in Benijófar gearriveerd begon dat oog me ontzettend te irriteren, een vervelende zenuwpijn. Bij eventuele nieuwe klachten zou ik contact moeten opnemen met de oogpoli in Venlo. Maar ja, als blijkt dat je pas na vijf werkdagen reactie kunt verwachten? Dus had ik onze steun en toeverlaat Piet en José een berichtje gestuurd hoe ik in Spanje hulp kon zoeken. En wat dacht je? Vijf minuten later stond Piet al voor de deur!

‘Hedde ge dat blauwe pasje bij je van oew zorgverzekering’, vroeg Piet meteen. Even twijfel, maar al snel had ik het gevonden in m’n portemonnee. En tien minuten later waren we met z’n drieën onderweg naar ‘hospital Quiron’ in Torrevieja. Het was een mooie avond en het zonnetje ging diep oranje onder. De auto snel voor de hoofdingang geparkeerd en wij naar binnen. Potdomme, daar was alles donker dus we kozen ieder een donkere gang. Ik had het geluk om de eerste verpleegster tegen te komen. In mijn beste Engels vroeg ik om hulp, maar de Spaanse schone lachte haar mooie tanden bloot. ‘Oooo, emergencia?’, zei ze vragend en wees met een breed gebaar naar de grond, ‘follow the red line’. Daar liep inderdaad een rode plakstrip die ons slalommend door het ziekenhuis naar de andere ingang leidde, die we hadden moeten hebben. Potdomme, daar was het druk maar een vriendelijke man achter de balie gebaarde me en zei: ‘Tarjeta azul y identificación’. Piet had ons goed voorbereid en Marijke reikte mijn blauw verzekeringspasje en rijbewijs aan. Die kreeg ik even later terug met een héle lange vragenlijst in het Nederlands. Met twee man die controlerend en aanvullend over m’n schouders meekeken lukte het om alle vragen correct in te vullen. De man verwees ons naar de wachtkamer. Nou, dat kon wel even duren dachten we. Maar na een kwartiertje kwam een man, compleet verpakt in dun blauw plastic de kamer binnen en riep: ‘Johannes Wilhelmus’. We veerden met z’n drieën op, maar ik moest helemaal alleen volgen. Ja, corona-maatregelen, ze mochten niet mee. Ik werd in een kamertje geleid waar mijn temperatuur, bloeddruk en hartslag werd gemeten. Zonder iets te zeggen verdween hij weer en even later kwam de dokter. Tuurlijk had ik me goed voorbereid en thuis goed geoefend. Met het blaadje in de hand zei ik: ‘He tenedo un desprendimiento de retina y una nueva lente ocular. Desde en cinco de octubre hay dolor en el ojo’. Hèhè, dat was eruit. Nu weet ie hopelijk dat ik een netvliesloslating heb gehad, tevens een nieuwe lens heb gekregen en dat ik vanaf 5 oktober last van mijn oog heb. De dokter lachte:
‘Hablas español?’.
‘No no, un poco pequeña’
, fluisterde ik verlegen.
‘Alemán’, vroeg hij.
‘Si . . uh . . Ja’, antwoordde ik. Nou dat was een hele opluchting en maakte het gesprek wat makkelijker. Hij keek goed in mijn oog en wat er omheen zit en concludeerde in begrijpelijke taal:
‘Sie haben eine Augenentzündung, wir machen das Auge sauber und Sie bekommen Tropfen’, en verliet weer de onderzoekkamer. Het duurde niet lang voordat de eerste zwijgzame verpleger terug kwam en gebaarde dat ik moest gaan liggen. Het leek wel alsof mijn oog door de wasstraat ging dus na enige tijd protesteerde ik al van: ‘sla de hotwax deze keer maar over’. Maar de man in plastic bleef onverstoorbaar, maakte mijn oog goed droog en eindigde heel zorgvuldig met twee druppels. Hij drukte mij het flesje in de hand en zei:

‘Espera aqui al doctor’. Ik wist dat ‘aqui’ hier betekent en dokter is internationaal, dus ik bleef rustig liggen. Even later kwam de dokter en vertelde nog eens keurig in het Duits wat ik precies had en dat ik een weekje moest druppelen en ’s nacht een zalfje moest gebruiken. De druppels kreeg ik meteen mee en de receptie zou me vertellen waar we het zalfje konden halen. Ik bedankte de man uitvoerig en spoedde me naar Marijke en Piet om verslag uit te brengen. De man van de receptie schreef het adres van de Farmacía op in Torrevieja:

‘You can’t miss it, its direct on the corner’. Nou, daar zouden we achter komen. Wij naar buiten, het is intussen stikkedonker en de auto staat helemaal aan de andere kant. We tikken het adres in onze navigatie, het was zo’n zes kilometer rijden. We storten ons in de donkere krochten van Torrevieja. Ongelooflijk, alleen maar éénrichtingsverkeer in een labyrint van smalle straatjes. Overal langs de kanten staan links en rechts auto’s geparkeerd, er rest slechts een smal éénsporig rijbaantje. Er staan geen borden die verraden dat je op een voorrangsweg zit, en ook geen stopbord als dat niet zo is. Dat kunnen we alleen afleiden aan de dikke witte lijnen op ieder kruispunt met heel groot STOP ervoor. Soms in de weg van rechts, soms links en soms plotseling voor onze neus. Zonder onze navigatie hadden we dat zelfs overdag nooit of te nimmer gevonden. Marijke houdt ook de veelvuldige wisselingen van al dan niet voorrangsweg in de gaten en zucht regelmatig ‘pas op Jan’. Gelukkig zit onze gids Piet achterin die af en toe heel geruststellend laat horen: ‘Je zit nog helemaal goed’. Ineens zien we in de verte een helder groen knipperend kruis.
‘Daar is het’, zegt Piet, ‘pak maar de eerste vrije parkeerplaats’. En dat doen we dan ook meteen. Piet blijft op de auto passen en Marijke en ik lopen de Farmacía binnen. Ik schuif het receptje van mijn oogzalfje over de balie en een jongedame gaat op zoek en komt even later terug. Intussen was ik al aan het rekenen, bij ons betaal je zonder dat zalfje voor apothekerskosten zo’n 10 euro. En dat kan ’s avonds of ’s nachts zelfs oplopen naar 45 euro! Dus ik verwacht dat ik 25 euro kwijt zal zijn, want we leven binnen één Europa toch?
‘Dos euros cincuenta por favor’, zegt de jongedame. En dat is toch echt in goed Rutte-Nederlands twee euro en vijftig cent. Ongelooflijk maar wel een goed gevoel, en lachend lopen we terug naar Piet. We stellen de navigatie in op ons tijdelijk thuisadres en storten ons weer in het donkere labyrint tussen twee rijen auto’s, geparkeerd tegen torenhoge huizenrijen. Met dat éénrichtingsverkeer is het wel zo dat geen enkele weg hetzelfde is als op de heenweg.
‘Tomme, wat is dat Torrevieja toch groot’, verzucht ik. Piet schiet achterin de auto in de lach en zegt:
‘Laatst vertelde ik dat we in de buurt van Torrevieja woonden. En toen zei die man: dat kleine vissersplaatsje in Zuid-Spanje?’. We schoten alle drie in de lach. Eindelijk verlieten we ons labyrint en Piet herkende de rechte weg terug naar Benijófar.

Thuisgekomen kreeg ik van zuster Marijke meteen mijn volgende druppeltjes en gingen we over op de witte wijn en mijn alcoholvrij biertje. Na een goede nachtrust met een gezalfd oog gaat het ineens weer een stuk beter. Met dank aan de goede en goedkope Spaanse zorg. En niet je blauwe zorgpasje vergeten als je naar Spanje gaat!

zaterdag 9 oktober 2021

Onderweg naar Spanje

Het is 4 oktober, we zitten aan het ontbijt in hotel Flamingo in l’Ampolla. Vandaag rijden we de laatste 400 kilometer naar Benijofar. Gisteren en eergisteren waren dat 800 kilometer, dus dat moet vandaag meevallen. Met Jan en Mai vertrokken we twee dagen geleden in een herfstachtig Blerick, twee auto’s volgepakt voor de komende drie maanden. Het miezert treurig, de ruitenwissers bewegen neerslachtig op-en-neer. Die grauwe stad Luik ziet er nog troostelozer uit dan normaal. De hele Ardennen blijven verborgen in de mist en het regent aanhoudend. In Luxemburg is de eerste stop om met mondkapje te tanken en een eerste koffiestop te doen. We rijden Frankrijk in en het wordt droog. De Route du Soleil doet zijn naam eer aan.

De temperatuur is opgelopen naar 22 graden als we de auto’s parkeren bij hotel Kyriad in Givors, net voorbij Lyon. Keurig hotel direct aan de oever van de brede Rhône. Plakstrips op de grond geven aan dat we twee meter afstand moeten houden en de mondkapjes moeten voor. Een vriendelijke jongeman vraagt om de internationale QR-code. Marijke schrikt, ze vergat even door te schuiven van ‘Nederland’ naar ‘Internationaal’. Het geeft toch een goed en veilig gevoel. Zelfs in de verste vertes voel ik niets van onderdrukking. Zelfs de termen dwang en drang blijven opgesloten in het woordenboek. Ook afschrikwekkende symbolen uit een oorlog die we gelukkig niet hebben meegemaakt verschijnen niet op mijn netvlies.
De avond brengen we door met een paar flessen wijn in een Brasserie aan de oever van die mooie Rhône, de vakantie is begonnen. Lekker pitten, ’s morgens een uitgebreid ontbijt en op weg naar Spanje. Het zonnetje breekt door en de temperatuur loopt op naar 28 graden. Links en rechts doemen de bergen op en als we op de borden Narbonne onderscheiden, begint het loeihard te waaien. Op de Franse tolwegen is het goed doorrijden, alleen als we een grotere stad naderen wordt het wat drukker. Bij le Boulou rijden we Spanje binnen door de uitlopers van de Pyreneeën. Jarenlang was dat een overnachtingsplek met onze camper. De Spaanse autowegen zijn tolvrij en we zullen de kustlijn blijven volgen. Regelmatig noemt Marijke een plaatsnaam gevolgd door: ‘Weet je nog, daar zijn we ook geweest!’. We herinneren de campings waar we gestaan hebben, waar we lekker gegeten hebben en wie we daar ontmoet hebben. Misschien wel daarom schiet het goed op en anderhalf uur achter Barcelona verlaten we de autobaan bij l’Ampolla. We hebben hetzelfde hotel van twee jaar geleden. Het ligt direct aan de Middellandse Zee en het zonnetje kleurt het water blauw. Precies zoals Toon Hermans dat zo prachtig bezong: ‘Méditerannée, zo blauw zo blauw. Méditerannée, zo blauw zo blauw. Met je mademoiselles, belles belles belles. Méditerannée’.
Met onze bagage voor-één-nacht lopen we hotel Flamingo binnen. De aangegeven looprichting leidt ons over een Corona-mat naar de balie, de QR-code wordt alvast opgezocht. Maar dat blijkt niet nodig, een vriendelijke jongedame neemt onze temperatuur op. En bij het inchecken krijgen we twee mondkapjes, keurig verpakt in een zakje. Met de lift vier-hoog naar onze kamer die verzegeld blijkt met een grote plakker ‘desinfectado’. Heej, toch wel apart. Onze kamer is brandschoon en de handdoeken zijn allemaal verpakt in plastic. Overdreven? Nou nee hoor, het geeft ons een veilig gevoel in een beschermde omgeving. We voelen ons absoluut niet gemuilkorfd binnen een repressief regime. Ook die blauwe Middellandse Zee weerspiegelt geen enkel gruwelijk of huiveringwekkend symbool uit die Tweede Wereldoorlog die we gelukkig niet hebben meegemaakt.
Die avond eten we in het visrestaurant Can Pañana aan de kust. De vissoep en de wijn waren slechts ingrediënten. De vriendelijkheid en gezelligheid op het terras waren zalig. Achter ons zat een jong Spaans stelletje met een baby van drie maanden. We raakten in gesprek, dat hoort zo in Spanje.

En nu zitten we dus aan het ontbijt in hotel Flamingo in l’Ampolla. Het is een buffet, dus krijgen we plastic handschoentjes aangereikt om de spullen te pakken. Overdreven? Ben je gek, het geeft slechts aanleiding tot grapjes over die gynaecoloog en zo. Het is ervaring, dus iets meer dan een mening: ‘Die gevaccineerd of getest zijn kunnen met een veilig en ontspannen gevoel reizen door België, Frankrijk en Spanje’. Om op die simpele maatregelen verwerpelijke etiketjes van doodskisten, galgen of wat dan ook te plakken begrijp ik echt niet. En om rond te lopen met huiveringwekkende symbolen van een verwerpelijk fascistisch regime? Dat is pas echt ziek makend! 

vrijdag 8 oktober 2021

Guardamar

Het is 7 oktober, we sjokken langs het strand. De sandalen bungelend in één hand en de blote voeten spelend met de golfjes van die helderblauwe Middellandse Zee. We lopen niet ver vandaag, we zijn nog een beetje moe van de reis. Op het strand zitten meest oudere echtparen, de mannen zwaar uitgezakt in te grote zwembroeken. De vrouwen wat vormeloos in te nauwe badpakken, blijkbaar hebben die hun pasmaat toch wat onderschat.

Een stukje van het strand ligt de langgerekte boulevard met zijn vele aanlokkelijke terrasjes. Ook wij laten ons verleiden. Voorover gebogen slepen we ons door het mulle zand omhoog en ik zie dat er nog één tafeltje vrij is. Hèhè, we zitten. Achter ons telefoneert een Duits echtpaar op de speaker met het thuisfront. Het hele terras kan mee genieten en horen dat ze het over 800 euro ‘Rente ohne Steuer’ hebben. Voor onze neuzen staan intussen twee tot aan de rand gevulde glazen met koele witte wijn. Op de menukaart zoeken we ’n paar tapa’s uit. We weten al wat we gaan bestellen. Gamba’s in knoflooksaus, stukjes varkens-poulet met dikke pittige tomatensaus en gebakken stukjes kaas met zoete rode jam. En daarbij als basis een voorgesneden stokbroodje en een portie ‘patatas bravas’.

We nippen aan het beslagen glas wijn en kijken elkaar aan: ‘Dit is het echte leven’. Over de boulevard lopen drommen mensen op en neer. Zomaar onderweg naar niks en nergens. Oudere echtparen strompelen van het strand omhoog en moeten even bijkomen met de handen op hun knieën. Schuin voor ons zitten drie Afrikaanse mannen, ieder op gepaste afstand op een grote ronde betonnen bank. Omdat ze met z’n drieën in die eigen herkenbare houding zitten, noemen we ze al snel ‘horen, zien en zwijgen’. Alle drie hebben ze hun handel uitgestald op een groot wit doek. De eerste verkoopt sportschoenen, hij heeft er zichtbaar geen zin in want zijn blik is continu gericht op zijn eigen blote voeten. De tweede stalt nog uit, we weten niet wat er in die kleine pakjes zit. De derde zwaait naar het  voorbij slenterend ongeïnteresseerd publiek. Hij verkoopt tassen en sportschoenen. ‘Goeie combinatie’, zegt Marijke, ‘hebben ze meteen wat om in te doen’.
We zitten heerlijk te smikkelen van onze tapa’s maar houden ook de ons passerende bonte parade der onbekenden in de gaten. ‘Daar komen de Veerkampjes’, zeg ik tegen Marijke. ‘Dat zijn moeder en dochter’, mompelt ze tussen twee gamba’s door. Wat hadden die twee zich verschrikkelijk opgedirkt. Moeder droeg een voorzichtig permanentje in haar dunne haartjes. Dochter droeg drie van die grote rollen geelblond haar in drie forse verdiepingen. Moeder had een veel te krap lichtblauw jurkje aan. Met van die overdreven grote donkerblauwe en witte bloemen die de aandacht weghielden van wat ooit vrouwelijk schoon moet zijn geweest. Het jurkje kroop aan de voorkant heel irritant omhoog tussen de bolle buik en de twee borsten. Daarnaast trippelde dochterlief op véél te hoge naaldhakken, ze liep met korte pasjes ongemakkelijk op haar tenen. Dat kon ook moeilijk anders want ze droeg een nauwsluitend rood jurkje met van die lullige blauwe bloempjes erop. Het jurkje zat zó strak dat haar bovenbenen langs mekaar schoven. ‘Die is vanavond schraal tussen de benen, daar moet wat trekvet tussen’, liet ik me ontvallen. Maar Marijke reageert al lang niet meer op die opmerkingen. Daarboven droeg dochterlief een push-up braa, maar dat was wat overdreven over-de-top. Want op die twee plankjes hoort iets bolligs te liggen. Het enige wat ik ontwaarde waren twee deuken in het bovenstukje. ‘Kijk wat die opgespoten lippen heeft’, fluisterde Marijke en sopte een stukje stokbrood in de knoflooksaus. Die twee Engelse echtparen naast ons hadden het ook gezien en schoten ongegeneerd in de lach. Mij bekroop bij die twee té overdreven geprononceerde dikke vette lippen slechts een gevoel van medelijden. Afschuwelijk, wat kunnen mensen zich zelf verminken. Maar al met al een schitterend schouwspel, niets mooiers dan mensen kijken.
We sloten ons heerlijk etentje af met twee ‘café americanos’ en slenterden over de boulevard terug. ‘Heej, daar zitten de Veerkampjes’, zei Marijke. Dochterlief zat kaarsrecht op haar stoeltje te balanceren, want zij moest die drie haarbollen in de lucht houden. En die tetters van pruillippen helpen daar niet bij. Moeder zat op haar gemak wijdbeens in haar korte jurkje met haar borsten rustend op het tafeltje. ‘Die laat de kippen uit’, mompelde ik, niet rekenend op een reactie. Eindelijk kwamen we bij de auto: ‘Zal ik de slaapzak eruit halen, kunnen we op het strand even uitbuiken?’.
En even later lagen we naast elkaar met de oogjes toe op het strand van Guardamar. Onze niet meer zo kwieke lichamen zakten gewillig uit in het losse zand. En ik besloot het toch maar voor jullie op te schrijven. Misschien moeten we wat vaker in de spiegel kijken.

zaterdag 11 september 2021

Atletieknestor Jan Smit wordt 90 jaar

That's one small step for man, one giant leap for mankind’, waren de woorden van Neil Armstrong toen hij in 1969 als eerste mens voet op de Maan zette. Als hij het niet was geweest dan had iemand anders dat zeer waarschijnlijk ’n paar jaar later gedaan. Zo gaat dat met pioniers, zo is dat ook met Jan Smit, atletieknestor, die 22 september de gezegende leeftijd van 90 jaar bereikt.

Jan Smit (geboren 22-09-1931) behoeft eigenlijk geen introductie in de Nederlandse atletiek, en ik weet niet of ik hem voldoende recht doe, maar ga het toch even proberen. Hij is inmiddels gestopt met zijn atletiek, maar Jan blijft nog even de nestor van ons Nederlandse werpers-peloton, én blijft voor altijd de pionier van de werpvijfkamp. Na zijn omzwervingen in Amerika en opgedane ervaring in Zuid-Afrika besloot Jan zo’n 25 jaar geleden de werpvijfkamp in Nederland te introduceren. PSV-Atletiek (tegenwoordig Eindhoven Atletiek) had hier wel oren naar, alleen die werpgewichten? Waar halen we die vandaan! Geen probleem, Jan liet uit eigen zak een complete set overkomen uit Amerika. En daarmee zette Jan ‘one small step for man, one giant leap for the throwing pentathlon’. In 1996 hoorde ik dat hij samen met Frans Klep die eerste officiële werpvijfkamp in Nederland had georganiseerd. Alle vijf de werpdisciplines achtereenvolgend op één dag: Kogelslingeren – Kogelstoten – Discuswerpen – Speerwerpen – Gewichtwerpen.
Dat leek me wel wat, en voor de tweede werpvijfkamp in 1997 meldde ik me dan ook aan. Wat een geweldige happening, het heeft me niet meer losgelaten. Ik was in die tijd zeker geen werper, maar dat valt allemaal nog wel te leren. Jan Smit was mijn grote voorbeeld, hij was toen immers Nederlands recordhouder discus M60 met 48.04 meter. Een sympathieke man, die terloops ook nog discuskampioen van Zimbabwe schijnt te zijn geweest. Een grote promotor voor de atletieksport, en dan vooral voor het (toen) in Nederland achterblijvende werpen. Jan Smit stond aan de bakermat van de eerste Nederlandse kampioenschappen werpvijfkamp. En toen er problemen ontstonden met de organisatie van het NK-Kogelslingeren bij de masters: ‘Geen probleem, dan doen wij dat toch hier in Eindhoven . . !’. En Jan mobiliseerde de juiste personen om zich heen, en regelde en passant ook nog het eerste Nederlands kampioenschap Gewichtwerpen. En of je het gelooft of niet, maar samen stonden we aan de basis van het eerste Duitse Werpvijfkamp-Kampioenschap in Borken. Bij ons jaarlijks bezoek aan Borken had hij trots zitten vertellen dat WIJ een nationaal kampioenschap werpvijfkamp hadden en ZIJ niet! Het daarop volgende jaar mochten wij als eregasten ‘ausser Wettbewerb’ meedoen. En ik kan het weten, want Frans Klep en ik waren erbij! Want wij twee waren zijn enthousiaste volgelingen. In de daarop volgende jaren reeg Jan Smit de Nederlandse records en kampioenschappen aaneen.
Zo ook in 2013 in Krefeld-Uerdingen (D), waar hij zijn Nederlands record verbeterde met kogelslingeren M80: 25.62 meter. 'Zo zie je maar, als je lekker ontspannen draait gaat ’t vanzelf . . ‘, vertrouwde hij ons glimlachend toe en ging ’s avonds glimmend van trots met de ‘Tagespreis’ naar huis.

Het is 2014, Jan Smit vroeg of ik hem wilde helpen met het inschrijven voor het NK Masters in Utrecht! 'Kijk ook eens naar mijn medaillelimieten, want die kan ik niet vinden!'. Natuurlijk doe je dat, maar toen ik die medaillelimieten onder ogen kreeg voor de mannen 80+ op de werpnummers schrok ik me wezenloos: 'Dat haalt die nooit . . . hoe kan dát nou, hoe kán dat nou . . . ?'. Ik had alleen nog vluchtig naar mijn eigen limieten gekeken: ‘Nou, dat gooi ik nog met links!’, dus ik had aangenomen dat die voor Jan Smit ook een makkie zouden zijn. Hij is immers een véél betere werper als ik, daar moet iets niet kloppen.
Die zijn echt veel te hoog gegrepen bij de oudere leeftijdsklassen! Hij zal wel kampioen worden, maar om een daarbij horende waardering (een medaille) te halen moet hij zijn eigen Nederlandse records kogelslingeren (25.62m) en gewichtwerpen (10.49m) verbeteren. Dat kan toch niet, wie heeft dat nu weer bijeen gefantaseerd? Ik ben 16 jaar jonger en hoef maar luttele 29.10 en 10.80 meter te gooien, respectievelijk op respectabele 25 en 7 meter van die Nederlandse records. Hoe schrijnend kun je het verzinnen. Daar heeft iemand ontzettend zitten schutteren! Het gaat toch om Nederlandse kampioenschappen naar Nederlandse maatstaven?

Een dag later gaat de telefoon: ‘Met Smit spreekt u. Beste Jan, die medaillelimieten van jou daar klopt helemaal niets van, een oude man van bijna 83 jaar kan onmogelijk elk jaar zijn Nederlands record verbeteren. Waar zijn die mee bezig?’. En Jan start een ellenlang wetenschappelijk betoog over het progressief verlies van krachten vooral vanaf de 60 jaar! Verlies van krachten is afname spiermassa en dus prestatie. Ik kan de spraakwaterval slechts af en toe instemmend onderbreken. ‘Jaha, uhhuh, ik weet ‘t . . . ‘.
Het plaatsvervangend schaamrood stijgt me geleidelijk naar de kaken, ik merk dat ik diep bedroefd raak terwijl ik er feitelijk niets aan kan doen. Ik heb die limieten toch niet gemaakt! Fout ligt immers bij de Atletiekunie, die blijkbaar iemand de opdracht geeft om medaillelimieten vast te stellen. Er liggen al tig jaren redelijke en geaccepteerde Medal Standards bij de Europese bond EVAA, maar ja, de Atletiekunie moet weer eens opnieuw het wiel uitvinden. Natuurlijk had ik al contact opgenomen met de verantwoordelijke maar die had geen enkel begrip en schoof voor geen meter. Jan vervolgt zijn betoog:

‘Weet je nog dat we afgelopen jaar verschillende keren door de sneeuw naar Papendal zijn geweest? Dat we nog een keer overnacht hebben bij van der Valk om toch maar op tijd te zijn? Toen wilden ze me in één klasse stoppen met mannen, die mijn zoons hadden kunnen zijn. En dan ook nog laten strijden om hét Nederlands kampioenschap!’.
‘Ja Jan, dat was heel erg vernederend wat we daar hebben moeten doormaken. Maar we hebben gevochten voor onze masteratletiek en uiteindelijk start iedereen nu wel gewoon in zijn eigen klasse!’.
Jan hoort het blijkbaar niet: ‘Toen wilden ze die oudjes al wegjagen van het atletiekveld, en nu worden ze ook nog eens vernederd met ridicule limieten . . . ‘.

Mijn linkerhand is gebald tot een vuist, de rechter knijpt de telefoon bijna tot gruis. Ik bespeur een machteloze woede in me opkomen, mijn ogen worden vochtig bij het staren naar die klote medaillelimieten.
‘Jan, we komen zo niet verder, laten we het voorleggen aan het Platform masters’.
‘Nou ja .
. (ik bespeur grote twijfel) . . maar we gaan niet meer naar Papendal, dat vond ik wel zo . . .’.
We beëindigen ons telefoongesprek en met een gloeiend nasuizend rechteroor zit ik nog even, niet meer zo trots, naar mijn analyse te staren. ‘Snappen ze dat nu niet? Iedereen snapt dat toch als ze dit zien!’. Vanaf de mannen M35 tot aan de M60 liggen de medaillelimieten voor het NK zo’n 20% onder de Medal Standard EVAA voor Europese kampioenschappen, kippetje, 10% had ook gemogen. Vanaf de mannen M65 ziet iedereen, die kleuterschool gehad heeft, dat de Nederlandse limieten lineair progressief uit de pas gaan lopen met de Europese standaard, toch???

Ik ga bij Marijke op de bank zitten, maar het laat me niet los. In gedachten weggezonken zie ik Jan in Borken vertellen dat WIJ een nationaal kampioenschap werpvijfkamp hadden en ZIJ niet. Ooit ontmoette ik in Tata (Hongarije) Georg Glöckner, de man die in Duitsland de werpvijfkamp introduceerde. Er worden nu werpvijfkampen georganiseerd die zijn naam dragen. De man werd in Tata met alle égards tegemoet getreden, als ware hij de president. Jan Smit zou dit nooit willen. Jan Smit is een veldwerker, sportman en atletiekpromotor, een doener in hart en nieren. Enthousiast en de mouwen opstropen voor eerlijke sport. Voor mij verdient hij een standbeeld. Maar ja, waar maak ik me druk over?

Het is de laatste zaterdag van oktober in 2016 dat Jan Smit zijn laatste Nederlandse records als 85-jarige verbetert. In Zutphen vloog de slingerkogel naar 17.03 meter. Het werpgewicht kwam neer in de sintels na 6.91 meter. Het record op zijn werpvijfkamp werd getild naar bescheiden 2103 punten. Het jaar erop stopte een markante atleet, de geest ontembaar maar het lijf weigerde dienst. Zijn naam prijkt niet meer in de uitslagen maar wel op zijn werpkooi op sportpark de Hondheuvels in Eindhoven.

Op 22 september wordt Jan Smit 90 jaar, hij ziet slecht en zijn fysieke krachten ebben verder weg. Maar zijn passie voor de werpnummers in de atletiek is onveranderd. Zijn vriend van het eerste uur, Frans Klep, gaat regelmatig op bezoek. Samen praten ze bij over de prestaties van de aanstormende jeugd en de aftakelende oudjes op de werponderdelen.

Zou hij zich realiseren wat hij betekent heeft in die gigantische ontwikkeling van de werpnummers in Nederland? Hij was niet zomaar een gepassioneerden werper, hij was ook een voorvechter die opkwam voor de belangen van het oudere werperspeloton. Een echte pionier! Misschien is dit verhaal aanleiding om hem een verjaardagskaart te sturen, dat kan! Stuur uw kaart dan naar: Jan Smit, Molenstraat 189, 5691 AH Son en Breugel.