We waren net op tijd terug op de camping. In ons straatje is
een asociaal grote spiksplinternieuwe hagelwitte camper zich op de toegewezen 10
bij 10 meter aan het wurmen. ‘Heej, dat lijkt Ivo Opstelten wel’, zegt Marijke.
Inderdaad, ik dacht eerder de kop van een bejaarde buldog te herkennen.
Onverstoorbaar blijft de man de 10 meter lange camper in kleine stukjes naar
voren, en even grote stukjes weer naar achteren draaien. ‘Inderdaad, dat lijkt verdomd
veel op het beleid van onze voormalige minister van justitie. Veel gedraai, druk
werken met de ellebogen en er verandert niets’, antwoord ik. ‘Och God, hij is maar
alleen, want ik zie geen vrouw in de buurt’, zegt Marijke. ‘Die ligt vast op
bed misselijk te worden van dat gedraai, en denkt waarschijnlijk dat die bolle met
het voorspel is begonnen’. ‘Jan toch!’.
We richten onze tuinstoelen om het spektakelstuk nog beter
te kunnen volgen. De grote bullebak van die camper en bestuurder graaft zich
steeds verder vast in het keurig aangeharkte grind. ‘Hij staat’, zegt Marijke
wanneer de motor afslaat en de deur open zwaait.
Ik schiet spontaan in de slappe lach. ‘Boehahahahaaa . . . .
boehahahahaaa . . ‘.
‘Jan, hou op of ga in de camper zitten!’, zegt Marijke. Maar
ik heb het echt niet meer. Die buldog stapt uit, het is potdomme echt Ivo Opstelten.
Keurig in gesteven wit overhemd, opgeknoopt in een VVD-stropdas in de kleuren
blauw en oranje. Daaronder, je gelooft me niet meer, een donkerblauwe krijtstrepen
korte broek met twee doorlopende streepjes. Tussen mijn tranen van het lachen
door blijken die doorlopende streepjes zijn witte beentjes te zijn. Het geheel
staat keurig geparkeerd in zwarte (nog) glimmende schoenen en bijpassende
blauwe sokjes. Hoe heeft die man zich op die beentjes staande weten te houden? Ik
trek me even terug achter onze camper, want ik heb het even niet meer.
‘Sorry meneer, maar Uw camper staat gedeeltelijk op het stuk
van de buren’, probeert Marijke mijn lachbui te maskeren. De man loopt langs zijn
schots en scheef staande camper, constateert dat Marijke gelijk heeft en komt
glimlachend in onze richting. ‘Uhhh, tsjaaa, U spreekt keurig verstaanbaar Nederlands
mevrouw. Uhhh nneee, dat is niet erg mevrouw. Uhhh, U weet dat niet, U mag dat
ook niet weten, maar daar komt mijn secretaris morgen te staan . . .’. Het
wordt nu echt interessant en ik waag me weer achter de camper vandaan. ‘Volgens
mij bent U meneer Opstelten . . . ‘, de buldog draait zijn krijtstreepjes in
mijn richting. Ik knijp even de ogen dicht, als die spillebeentjes dat maar
aankunnen. ‘Uhh zegt U maar Ivo, maar laten we daar vooralsnog geen
gespreksnotitie van maken!’. Ik stap op hem af en steek een hand toe: ‘Ik heet
Jan en ben kogelslingeraar. Dat is een verrekte mooie camper Ivo, zeker betaald
van het eerste wachtgeld, ik zou dat bonnetje maar goed bewaren!’. ‘Uhhh . . .
alaaf, ik dacht het al te horen. Die Limburgse carnavalsvierders houden wel van
een grapje . . . ‘. Zijn vrouw heeft inmiddels de uitgang van die immense
camper gevonden en komt met een bonnetje richting haar man, nee hè. ‘Ik kan de
Wifi niet vinden Ivo, kun je even helpen?’. ‘Uhhh . . je ziet dat ik in gesprek
ben, ik kom zo . . ‘, en naar mij: ‘dat is overigens niet het bonnetje van de
camper maar van de Wifi-code.’.
‘Ik wil niet brutaal overkomen Ivo, maar je bent hier wel volledig
gevrijwaard van Den-Haag-Vandaag, Achter-het-Nieuws en hoe die programma’s ook allemaal
heten. Zelfs Frits Wester krijg je hier niet te zien’. ‘Uhhh . . nou ja . . k’vind
het toch wel zo leuk om een en ander op afstand op de tillevisie te kunnen
volgen. Uhhh . . . jaaa . . .een beetje ijdelheid is ook een ex-politicus niet
vreemd, Jan . . ‘. Ivo lacht en wrijft vergenoegd zijn handen voor deze (denkt
hij) gevatte opmerking. ‘Dacht ’t niet Ivo, je gloednieuwe schotel zit vast
onder die tak en onder die boom heb je zeker geen bereik . . . . ‘. Ivo grijpt met
zijn linkerhand naar zijn flodderende losse onderkin en gelijktijdig met zijn
andere hand naar zijn stugge grijze kuif. Hij kijkt me nogal nors nadenkend aan
en roept in het luchtledige: ‘Er is vanavond geen goede-tijden, slechte-tijden
schat . . . ‘.
Net op dat moment komt een vooroorlogs Renaultje 4 tussen de
bomen door scheuren, terwijl camping Didota toch keurig verharde paden kent.
Een keurig onderhouden maar wel piepklein Eriba-tje huppelt er wulps achteraan.
Ik sla mijn handen voor mijn gezicht, als dat maar goed gaat. Er wordt geremd
en als het stof is opgetrokken, staat een waanzinnig slechte imitatie van Fred
Flintstone naast me. Nog een Ollander zal mijn Belgische buurman denken. Want
deze heeft een heus petje in de Nederlandse driekleur op, een kekgeel te strak
zittend T-shirt boven een verschoten te wijd zittende veelkleurige korte broek.
‘Uhhh . . heej Fred’, hoor ik Ivo zeggen en uiterst discreet
doe ik een paar passen naar achteren, ‘je bent een dag te vroeg’. ‘Welnee,
excellentie . . . (hahahahaha), samen de bons (knipoogje) . . . . , samen naar
de Mediterranée, toch!’. ‘Verrekkes mooie camper Ivo, ik zou het bonnetje maar
goed bewaren als ik jou was . . . ‘. ‘Uhhh . . jaaaa, dat zei die overjarige
snuggere Limburger ook al’, zei die terwijl hij in mijn richting wees. ‘Maar uhhh
. . . ik zal je niet vertellen wat ik ervoor betaald heb, dat is bij jou zeker niet
zo’n succes’. ‘Uhhhh . . . maar . . ik dacht dat je ook een nieuwe camper ging
halen van je eerste zuurverdiende wachtgeld?’. ‘Nee, Ivo, ik hou me even
bescheiden op de achtergrond tot het zwijggeld van Cees H. is overgemaakt’, en
weer dat ellendige irritante knipoogje.
Dit wordt me teveel, ik ben hier getuige van iets dat ik absoluut
niet wil en waar ik onmiddellijk voor-volk-en-vaderland iets mee moet! Mijn
uitmuntende stemming zakt door het Spaanse grind, het lachen is me vergaan.
Wildgebarend zet ik op hoge toon in: ‘Jullie potverdommese
stelletje klootz . . . .’.
Iemand stoot me aan: ‘Jan wat is er, wordt eens wakker,
vannacht slaap je weer niet’. Versuft zit ik even voor me uit te kijken, mijn
droom is niet af, ik was nog niet klaar met die twee klojo’s.
‘Is er iets schat, alles goed??’.
Ja hoor, ik zal het je vanavond laten lezen . . . .