dinsdag 21 februari 2012

Staan wij in dienst van iets wat groter is dan wijzelf?

Ingewijden kennen mij als voorvechter voor de werpnummers in de atletiek. Tegenstanders heb ik ook, zij kennen mij als zeer irritante bedreiging van ‘hun’ atletiekaccommodatie. Ingewijden weten dat ik ‘unne eigenwijze’ ben en de strijd voor die machtige werponderdelen niet snel opgeef. Tegenstanders ergeren zich en duwen intussen de technische atleten steeds verder weg van ‘hun’ sport, het eindeloos rondjes lopen rondom een ‘doelloos’, strak en leeg grasveldje. Beide groepen wil ik niet passeren in deze ‘schijnwerper op werpfaciliteiten’.

Atletiek wordt niet zomaar de moeder aller sporten genoemd. De oude Grieken trainden al intensief op onze basisbewegingen lopen, springen en werpen. Regelmatig bestreden ze elkaar in de schaduw van die goddelijke berg Olympus. Ik hoop dat jullie de moeite willen nemen deze ‘schijnwerper op werpfaciliteiten’ door te lezen tot het eind, want dat is echt wel nodig. Ik wil proberen om het niet tot een klaagzang te laten verworden, maar in alle oprechtheid zal het ook een niet geheel objectieve analyse worden wat ik als oudere atleet op de werpnummers heb moeten ervaren op sportpark Vrijenbroek in Venlo (2007-2009) en sportpark de Wijher in Roermond (2009-2012). Het is niet mijn verwachting dat hiermee het werpen direct in de vaart der volkeren wordt meegesleurd, maar heel even in die schijnwerper moet toch wel kunnen! Het is zeker ook geen beschuldiging richting betrokkenen, maar een serieuze schreeuw op empathie in de positie van ‘atleten op de werpnummers’ binnen onze regio. Een noodkreet van onze trainer Wim Coenen aan het bestuur van Swift Atletiek zette mij aan tot deze geheel persoonlijke overweging.

Terugblik 2007-2012:
De afgelopen vijf jaar proberen we met een kleine groep Masters (veteranen) de werpnummers in de atletiek wat meer te promoten (kogelslingeren, kogelstoten, discuswerpen, speerwerpen, gewichtwerpen). Het is overduidelijk vast te stellen dat de atletiek in onze regio geleidelijk verworden is tot ‘lopen’ en het organiseren van ‘trimlopen’. Het lopen maakt een geweldige groei door, moet ook wat ons betreft blijvend gestimuleerd worden en daar is ook absoluut niets mis mee. Echter ook deze medaille heeft zijn keerzijde die ik graag wil belichten, atletiek is immers méér dan lopen alleen. Het is een Olympische sport met tal van machtige loop-, spring- en werponderdelen. Een objectieve terugblik laat zien dat met name de spring- en werpnummers bijna geheel zijn weggedrukt in onze regio. Een aardige uitschieter op een spring- of werponderdeel wijst op potentieel groot talent, zeker geen logisch gevolg van structurele training. Ook invulling en activiteiten van de regionale atletiek-bestuurderen en -kaders raken steeds meer gefocust op duurlopen, en ook dat is een begrijpelijk en bijna natuurlijk proces.

Ook wij als kleine groep Masters werden indertijd ‘weggedrukt’ naar Eindhoven Atletiek en TV 1860 Erkelenz. Misschien ook met een beetje berouw en spijt wilden we in onze nadagen terugkeren op ons oude nest in Venlo en iets positiefs nalaten, een solide en succesvolle werpgroep. Onze doelstelling hierin is nog steeds heel simpel: continue groei van actieve werpende atleten en op zoek naar potentiële werptalenten, advies en begeleiding op weg naar succes, het streven naar een regionale deelnemer op een werponderdeel bij een verre Olympische Spelen. Bij Scopias in Venlo groeiden we snel uit naar een groep van 12 man. Buiten Venlo groeide het respect en aanzien (zeven Nederlandse kampioenschappen!), op sportpark Vrijenbroek groeide echter steeds meer de weerstand. Klachten over de veiligheid en het beschadigen van de grasmat. De spanningen tussen werpers en bestuur liepen te hoog op, de vijandige houding van de lopers werd onverteerbaar en ons draagvlak bleek te klein. Dat ook wij ons daarbij niet altijd diplomatiek hebben gedragen, valt achteraf te betreuren en te verklaren. Bemiddelingsverzoeken aan de wethouder van sport en de vertrouwenspersoon werden onbegrijpelijk genegeerd. Om een en ander niet verder te laten escaleren besloot het overgrote deel, inclusief de werptrainer van Scopias, in 2009 over te stappen naar Swift Atletiek Roermond.

In tegenstelling tot Venlo werden we hier wel gastvrij geaccepteerd, Swift Atletiek had immers een ‘verloren’ status op werpgebied. De legendarische werptrainer Douwe Smit had in de 80er jaren voor (inter)nationale successen gezorgd, zijn voormalige pupil en nationale topwerper Wim Coenen werd onze nieuwe trainer. Momenteel telt onze groep zo’n 25 werpsters en werpers, en anders dan in Venlo schuiven hier ook de junioren door. Ze komen niet alleen uit de eigen gemeente bij ons trainen, ook uit Helden (2), Baarlo (2), Hückelhoven (2), Nuenen, Siebengewald en af en toe zelfs uit Culemborg. De eerste talenten dienen zich aan, de trainingen worden vaak zo druk bezocht dat onze trainer genoodzaakt is om op te splitsen. Dit lezend zou je denken ‘eind goed – al goed’, maar helaas groeit ook hier intussen die weerstand, ook uit onverwachte hoek van de ‘gemeente’. Als zich nieuwe loopgroepen aandienen wordt er zonder meer verwacht van de werpers dat ze de helft van het middenterrein afstaan. Op ‘onze’ eigen trainingsavond, niet leuk, maar daar valt nog mee te leven. Afgelopen week kregen we uit ‘die andere hoek’ de kille mededeling dat voor de ‘zoveelste’ keer er tijdelijk niet geworpen mag worden op sportpark de Wijher. Reden voor bovengenoemde noodkreet van onze trainer! Bij dooi, gras inzaaien of baanrenovatie wordt zonder meer medegedeeld dat er niet geworpen mag worden. We moeten zelf maar naar een oplossing zoeken, de verantwoordelijken zwijgen in alle talen. Als oude rot weet ik hoe belangrijk continuïteit is in een opbouwfase. Ik voel en zie de groep afbrokkelen, de rek is eruit, we worden niet serieus genomen. Als er dan ook nog wisselende instructies van de gemeente komen over het wel of niet ophangen van de netten, het beter vullen van de gaten na het kogelslingeren!!?? Het kraakt binnen de groep, er wordt gemopperd! Dat is funest op momenten dat er serieus moet worden getraind, alleen de trainer moet gehoord worden tijdens die training met zijn technische aanwijzingen, er moet met plezier en inzet gepresteerd worden. We raken de grip alweer kwijt . . . . !

Wat is de positie van werpnummers op een atletiekveld?
Graag zou ik een paar bondige en logische stellingen op tafel willen leggen, die de ‘achilleshiel’ laten zien in de acceptatie van werpers binnen de atletiek. Ze ontspruiten echt niet alleen aan mijn fantasie. Uitvoering en respecteren van deze uitgangspunten zouden het tij kunnen keren:
- Op een atletiekaccommodatie is het complete middenterrein bestemd voor de technische nummers. De kop- en zijkanten zijn voor de springnummers, daarbinnen wordt er gegooid, gestoten, geslingerd en geworpen, het liefst steeds naar het middelpunt gericht. Het middenterrein mag nooit gebruikt worden voor (overstekende) lopers, bij wedstrijden is het middenterrein ‘verboden gebied’, zelfs voor aanmoedigingen. Buiten dat middenterrein is letterlijk een hele wereld beschikbaar voor de loopnummers.
- Een atletiekaccommodatie wordt regelmatig streng gekeurd door de Atletiekunie. Daarbij wordt zeer secuur gelet of de werpkooien voldoen aan specifiek vereiste veiligheidsaspecten. Bestuur en trainers dienen toezicht te houden op een correct gebruik ervan. Als er dan toch klachten komen over onveilige gevoelens van lopers moeten die serieus worden genomen, maar mag dat nooit aanleiding vormen tot het ‘verbieden’ om te werpen.
- De werpsectoren hoeven niet aan dezelfde eisen te voldoen als de ‘greens’ op een golfbaan. Discussen, kogels en speren veroorzaken onoverkomelijk deuken, gaten en prikgaatjes in het gras. Klachten over ‘gevaar voor enkels’ zijn heel begrijpelijk, maar het middenterrein is niet bedoeld om er loopoefeningen te doen. Het onderhoud zou hier ook op aangepast moeten worden, het middenterrein is geen ‘gazon in het park’ en geen ‘golf green’.
- Werpers zijn vanwege veiligheid en faciliteit compleet aangewezen op hun werpkooien, dat betekent dat die feitelijk altijd beschikbaar voor trainingen moeten zijn. Sportpark dicht betekent niet trainen, lopers halen de schouders op en lopen hun rondje om de kerk of in het bos! Werpers (en ook springers) kunnen hun hobby dan niet beoefenen.

Een paar aanvullende overwegingen:
- Een aantal gemeenten hebben problemen met werpers c.q. het alternatieve gebruik van het middenterrein voor andere sporten zoals voetbal opgelost met een ‘bijveld’. Een lap braakliggend terrein ter grootte van ¾ voetbalveld is al geschikt om alle werponderdelen te doen. [zie o.a. sportparken in Weert, Rotterdam, Veldhoven]
- Stimuleren van de sport in het algemeen door de overheid is perfect. We weten allemaal dat het niet alleen gezond is, het vermindert ziekteverzuim en verlaagt de agressie. Het leert je afzien, plannen, opletten op voeding, elkaar accepteren en respecteren. Maar helaas worden twee basisbewegingen, springen en werpen, nooit gestimuleerd! In dikkertjes die niet meekomen met lopen verschuilt misschien wel de nieuwe Rutger Smith. Die magere lange spriet, die ze alleen al uitlachen om haar onbeholpen slingerende pas, verbergt misschien wel de nieuwe Tia Hellebaut!! Ik zie beide types zwaar teleurgesteld afdruipen van de atletiekbaan.

Wij klein groepje Masters proberen al een paar jaar in onze regio iets moois van de grond te krijgen, maar het lukt ons maar niet. Zou het dan toch helemaal alleen aan ons liggen? Werpers zullen altijd die kleine minderheid blijven vormen. Heel afhankelijk, heel kwetsbaar binnen het loopgeweld, een te kleine stem in de ledenvergadering.

Een persoonlijke verantwoording
Deze schijnwerper op werpnummers is zeker geen eigenbelang, maar ik denk recht van spreken te hebben. Ik ben bijna 65 jaar, doe dit jaar 55 jaar onafgebroken actief aan wedstrijd-atletiek, ben 25 jaar bestuurlijk / organisatorisch actief geweest, 20 jaar technische training gegeven aan de jeugd, 12 keer een Nederlands record verbeterd, 7 keer Nederlands kampioen en ik persoonlijk zal het plezier in de atletiek niet meer verliezen. Mijn garage is verbouwd tot krachthonk en mijn trainingsveld ligt al vele jaren op een braakliggend terrein in de schittering van Scheuten Glas in Blerick, omsloten door de James Cookweg – van Heemskerckweg – Magelhaesweg. Op dit honden-uitlaat-veldje kan ik vrij en volkomen geaccepteerd in mijn nadagen lekker kogelslingeren, kogelstoten, discuswerpen, speerwerpen en gewichtwerpen. Mijn naaste omgeving vindt dit een flagrante vernedering, voor mij dé enig overgebleven plek waar ik nog puur van mijn sport kan genieten!

Maar ik gun de jeugd en al die verborgen talenten toch echt betere faciliteiten en vooruitzichten. Ik denk aan de toekomst van dé atletiek, hoeveel plezier in dat machtige werpen ontnomen wordt. Het maakt mij echt verdrietig als ik werpkooien en netten onbenut zie wegrotten op de sportparken.

Ik hoorde een schitterend statement van 'integere en grote bestuurder' Job Cohen bij zijn afscheid, waarmee ook ik wil afsluiten. Het geldt zeker ook voor de verantwoordelijken op en rondom atletiek-accommodaties:

‘Want wij staan in dienst van iets wat groter is dan wijzelf’.

woensdag 15 februari 2012

Meldingsformulier?

Hebben jullie al zo’n meldingsformulier ingevuld? Welk meldingsformulier? Ja, precies, dat van de PVV, nou ik wel! Vraag me trouwens wel af waar iedereen zich druk over maakt. Als je ziet waar ze tegenwoordig overal enquêtes over houden! En hoeveel meldpunten we hebben in Nederland. Nee hoor, ik hou me in en ga me nu niet verlustigen aan de meest belachelijke omstandigheden waar je in ons kleine landje overal over kunt klagen. En als ze onvoldoende respons krijgen, vult de professor ze gewoon zelf in, geheel anoniem.

Vanmorgen wilde ik weer eens lekker buiten gaan trainen op mijn privé trainingsveldje. Hèhè, eindelijk af van dat ijsgedoe en die bevroren vingers met trainen. De buitentemperatuur geeft 6⁰ aan bij het tankstation, best aangenaam. Heerlijk, ik heb er zin in, effe warmdraaien en dan maar weer eens kogelstoten. Want over drie weken is het NK-masters en dan wil ik toch weer in de buurt van de 12 meter stoten. Nou, vandaag wil dat nog net niet lukken maar het voelt weer goed. Het volgende trainingsonderdeel is kogelslingeren. Dat moet een beetje voorzichtig gebeuren, dus steeds even wachten of er geen (vracht)verkeer langs komt. Maar het slingeren gaat boven verwachting, een paar keer ingooien en daar vliegt ie weer boven de 40 meter, goed zo ouwe!

Maar daar komt zo’n klein brom-autootje aangeknetterd, LIGIER staat met grote letters op het nummerbord. Potverdomme, moet dat nou, die gaat bijna met zijn achterwiel op mijn handdoek staan. Ik loop met m’n slingerkogel achter me aan slepend in de richting van die overmaatse koekjestrommel. Stapt daar een tenger oud vrouwtje uit, gehuld in een lichtbruin gewatteerde lange winterjas, met daaronder van die donkerbruine suède laarsjes. Haar strak bijeengetrokken asgrauwe haarbos heeft de strijd tegen het blonderen overduidelijk opgegeven. Een grote herdershond en zo’n klein kuthondje zitten te keffen achter de te kleine beslagen ruitjes. Ze steekt heel behendig een sigaret op, het is vast en zeker de zoveelste van vandaag. Ik zeg tegen dat kreng:’Je staat bijna op m’n handdoek, ik ben daar aan het kogelslingeren’. Ze hoest, gevolgd door een ordinaire rollende rochel en antwoordt: ‘Oh, ik ben zo weer weg!’. De honden worden bevrijd en komen keffend en blaffend op me af. ‘Ze doen niks hoor’. ‘Nee, dáár ben ik ook niet bang voor, maar wat dacht je, moet ik nu wachten tot je weer weggaat?’. Er komt geen antwoord, en ze sjokt naar het midden van mijn prachtige trainingsveldje. En zoals te verwachten viel, krommen die twee mormels hun ruggen en schijten op de plek waar straks mijn discus hoort terecht te komen. ‘Nu weet ik ook waar die stront vandaan komt’ roep ik ’n beetje wanhopig. Maar er wordt me geen blik waardig gegund, althans ik denk van niet, want die gore kop is compleet in rook gehuld. Nou ja, dan ga ik maar eerst gewichtwerpen, dat doe ik normaal als afsluiting van mijn training. Maar die vliegt niet zo ver, dus dat kan nu wel.

Na twee sigaretten trekken de drie mormels zich weer terug in hun beschuitblik en bewegen hoestend en puffend richting Blerick. Ik besluit die twee verse drollen maar op te ruimen en ik kan weer verder met m’n training. Maar zeg nu eerlijk, ik heb helemaal niks verzonnen, dat is toch echt asociaal gedrag. Als zo iemand dat in m’n tuin zou doen, mocht ik haar van onze minister-president Rutte een schop onder haar kont geven. Gelukkig pakt Wilders dat veel structureler aan, mensen kunnen klagen tegen dergelijke overlast, dat wordt keurig geclusterd, geanalyseerd en dan wordt het opgelost. Thuis gekomen heb ik dan ook meteen dat meldingsformulier opgezocht op internet en ingevuld, kijk maar hieronder. Het is niet goed te lezen, maar als je erop klikt moet het wel lukken!

donderdag 9 februari 2012

It giet oan potdomme . . . .

Normaal gaat het wedstrijdseizoen baanatletiek in de winterslaap van 1 november tot 1april. Voor werpers is dat eigenlijk niet nodig, we trainen gewoon buiten en doen af en toe een oefenwedstrijdje. Meestal moet eerst het water uit de ringen worden geveegd, soms komt de sneeuwschuiver eraan te pas, maar ‘it giët oan potdomme . . .’.

Maar meer als indoor kogelstoten zijn er voor werpers eigenlijk geen wedstrijden in die vijf lange maanden. Maar geen nood, al meer dan 10 jaar onderbreekt Eindhoven Atletiek op de tweede zaterdag van februari onze winterslaap met het winterwerpen. Er worden dan twee onderdelen afgewerkt, kogelslingeren en gewichtwerpen. Frans Klep is er indertijd mee begonnen. En zo stiekem doemen in die periode zo links en rechts wat meer van die winterwedstrijdjes op. Sylvesterhammerwurf in Hückelhoven (B), kogelslingeren in Apeldoorn, ‘4Seasons’ kogelslingeren in Rotterdam en Throwing on the Rocks in Burcht (B). Zelfs tijdens de EK & WK Indoor Masters is er ‘buiten’ inmiddels een officieel kampioenschap voor kogelslingeren, discuswerpen, speerwerpen en gewichtwerpen. Dus eigenlijk hebben de masters geen klagen, en gaat dat wedstrijdseizoen weliswaar sterk uitgedund gewoon door. Maar dan komt er ineens dat mailtje van Eindhoven Atletiek: door het aanhoudende koude weer (lees winterweer) gaat het winterwerpen niet door? Wat is dat nou voor flauwe kul, die in februari een wedstrijd organiseert weet dat het dan op z’n minst aanhoudend koud is. Straks gaan de Olympische Spelen niet door omdat de Grieken geen Olympische vlam meer kunnen betalen. Pinksterwedstrijden gaan niet door omdat de pinksterbloemen nog niet bloeien, Wimbledon wordt afgelast omdat de ballen te zacht zijn, het moet niet gekker worden . . . . ‘it giët oan potdomme . . .’.

We hebben ’n keer in Apeldoorn geslingerd op een atletiekbaan die door koning winter compleet omgetoverd was in één grote ijsvlakte. Je moest al slidderend naar een grote groene legertent achter de slingerkooi om je te melden. Alleen de ring was vrijgemaakt van ijs en werd begaanbaar gehouden met véél, heel véél zout! Tussen de worpen door snel terug in die tent waar een paar gigantische straalkachels de weeïge lucht van snert en koffie vermengden. Niemand klaagde, we waren er met één gezamenlijk doel, een serieuze wedstrijd kogelslingeren. En gezellig dat het was . . . . ‘it giët oan potdomme . . .’.

Nou zit ik hier achter m’n laptopje met m’n goeie fatsoen! De afgelopen weken keihard getraind in m’n eigen krachthonk met afnemende gewichten om met nog meer power en snelheid goed beslagen ten ijs te komen. Nou ja, ijs, ik kan geen ijs meer horen of zien. Je moet je aanpassen aan de omstandigheden, dat doe je ’s zomers met korte broek en dun shirtje, en ’s winters met twee lange broeken en vier dikke shirts! Maar hoe moet ik nu m’n energie kwijt? Nou had ik eindelijk eens vijftig meter kunnen gooien! Dan maar morgenvroeg mijn werpspullen achter in de bak gooien en op naar m’n eigen trainingsveldje bij Scheuten Glas, want een echte sportman is niet tegen te houden . . . . ‘it giët oan potdomme . . .’.

Tot mijn stomme verbazing hoor ik net net dat de Elfstedentocht ‘zeker in het komende weekend’ niet zal doorgaan! Nou snap ik er al helemaal niks meer van. Het winterwerpen in Eindhoven gaat niet door vanwege het 'aanhoudende' winterweer, de Elfstedentocht gaat niet door vanwege het 'tegenvallende' winterweer! De 22 rayonhoofden hebben hun strenge Friese koppen bij elkaar gestoken en Wiebe Wieling ‘wie wie kent hem niet’ heeft het slechte nieuws blij gezind naar buiten gebracht. Op sommige plekken was het ijs te dik, maar op teveel plekken ietsjes te dun. Jammer voor 22 rayonhoofden, jammer voor die honderden vrijwilligers die het parcours sneeuwvrij hebben gemaakt, jammer voor die 16.000 potentiële ijskrabbers, jammer voor die miljoenen mensen die zich verkneuterd hadden op die unieke beelden van die steeds zeldzamer wordende tocht . . . .

‘it giët neet oan potdomme . . .’.

PS:de mooie slingertekeningen zijn van Erwin Suvaal