Van 1888 tot zijn verwoesting in 1944 stond een imposant pand in Blerick, villa Arthur. De bouwheer blijkt ene Joseph Steegh, die steevast zijn naam schrijft als Jos.Steegh, dus dat doen we dan ook maar uit respect. Wie was deze Jos.Steegh, wat betekende hij voor Blerick, waar verdiende die zijn geld mee? Op internet bleek niet veel te achterhalen, dan maar naar het archief in Venlo. ‘Hebben jullie gegevens van Jos.Steegh, en van villa Arthur zal ongetwijfeld ergens wel een verzamelmapje liggen?’. Na enige verdere uitleg gaan drie man voor mij op zoek, geweldig met hoeveel inzet je altijd geholpen wordt in het archief. Alleen nu bleef het akelig stil. ‘Ja, het was wel een Blerickenaar, en de villa lag ook in Blerick, helaas niet in Venlo, want anders . . ’, probeer ik nog wat cynisch aan te moedigen. Uiteindelijk is het met vereende krachten en slim zoeken gelukt toch wat informatie te vergaren. Lees het eens rustig door. Maar mijn conclusie staat bij voorbaat vast. Jos.Steegh was een zeer belangrijk man, die door de regionale historici onterecht over het hoofd is gezien.
Familie Steegh
Als we vanuit het centrum van Blerick, op de Antoniuslaan rechtsaf slaan de Maasbrug op richting Venlo, precies op die afslag lag vóór de tweede wereldoorlog de statige villa Arthur. Zie bovenaanzicht rechts van vóór 1940. Dit monumentale pand werd eind negentiende eeuw gebouwd in opdracht van de Blerickse industrieel Jos.Steegh (1838-1923). Hij heette voluit Peter Joseph Hubert Steegh en was de zoon van Gerardus Nicolaas Steegh (1793-1885), herbergier in Blerick, en Joanna Lambertina Hanckx. Kleinzoon van Petrus Steegh, pachter op Groot Raay in Grubbenvorst, en Wilhelmina Titulaer. Hij trouwde 22 oktober 1866 in Horst met Antoinetta Houben (1842-1906) en ging met haar in Horst wonen op de hoek Stationsstraat en de afslag naar het station. In Horst werden hun zeven kinderen geboren, waarvan er helaas vier erg jong overleden. In 1888 verhuisde hij met z’n gezin naar Blerick, waar ze intrek namen in de nieuwe villa Arthur op de Antoniuslaan (tot 1 oktober 1940 was het adres Over de Maas 2). Zijn drie overgebleven zoons Adolph, Richard en Arthur zetten met pa het imperium Steegh voort. In het telefoonboek van Blerick in 1915 zien we vier aansluitingen op de naam Steegh:
- Nr. 205, op naam van Adolph Steegh, adres Fort St. Michiel
- Nr. 288, op naam van Richard Steegh, adres Spoorstraat
- Nr. 204 op naam van Steegh & Esser, adres Spoorstraat
- Nr. 77, op naam van Arthur Steegh-Prinzen, adres Blerick (waarschijnlijk villa Arthur)
De steenrijke Jos.Steegh overleed op 85-jarige leeftijd 22 maart 1923 in Brussel, en wordt vier dagen later bijgezet in het familiegraf achter de Antoniuskerk in Blerick. Boven deze grafkelder bevond zich destijds een kapel. Hier werd onder andere gebeden met Allerzielen als er over het kerkhof getrokken werd om de doden te herdenken. Resten van dit kerkhof bevinden zich nog naast de huidige Antoniuskerk. De kapel van Steegh is verdwenen, de grafkelder is gebleven en geïntegreerd in de nieuwe kerk. In de begindagen van de Tweede Wereldoorlog raakte Villa Arthur door de schermutselingen rond de brug over de Maas onherstelbaar beschadigd. Na de oorlog werd de villa afgebroken.
Jos.Steegh, de industrieel
In oktober 1866 werd de spoorlijn Venlo-Eindhoven in gebruik genomen en Joseph verkreeg een concessie om goederen te mogen vervoeren vanaf het station Horst-Sevenum. Hendrik Soberjé neemt in 1888 deze wagendienst op het station over van Steegh. In 1875 vroeg hij vergunning voor het in gebruik stellen van een stoommachine voor het zagen van hout. Jos.Steegh gaat op grote schaal hout kopen in Horst en Pruisen. In zijn stoomzagerij maakt hij hout geschikt voor de Belgische mijnbouw, in 1887 werken er 25 man. In 1889 komt de stoomhoutzagerij op naam van ene E.Haffmans.
In 1892 zien we hem ook als een van de oprichters van de Blerickse gloeilampenfabriek Constantia. Samen met Chrétien Haffmans richtte hij in 1896 de Bank Haffmans & Steegh op. Om precies te zijn op 29 december 1896 richtten Peter Christiaan Joseph Haffmans, kassier te Roodebeek, gemeente Bergen (Limburg) en Jos.Steegh, industrieel, de Bank Haffmans & Steegh op in Venlo. Een van de drie zonen van Jos.Steegh, Arthur (1877-1970), volgde zijn vader op als directeur van de bank. Diens zoon René (geb.1911) volgde hem jaren later op. In 1919 werd de bank omgezet in een naamloze vennootschap met deelname van de Amsterdamsche Bank. Inmiddels is zij geheel door de AMRO-bank overgenomen en is er geen binding meer met de families Haffmans en Steegh.
Maar echt fortuin heeft hij gemaakt met zijn handel in turfstrooisel. De activiteiten van turfstrooiselfabriek Steegh & Esser[1] in de gemeente Deurne en Liessel begonnen in 1885 met de aanvrage van de Horster koopman Jos.Steegh om van de gemeente Deurne zogenaamde vale turf of grauwveen te betrekken. De gemeenteraad ging in de vergadering van 28 februari 1885 daarmee akkoord. Ook werd door de gemeente gratis een terrein van twee hectaren beschikbaar gesteld voor de stichting van een fabriek, bergplaatsen en loodsen. Het werd een enorm succes vooral omdat turfstrooisel een zeer geliefd product werd voor gebruik in de paardenstallen. Bij een openbare aanbesteding in 1888 in Breda en Utrecht voor de levering van turfstrooisel ten behoeve van de paardenstallen van de artillerie was de firma Steegh en Esser, met een prijs van resp. 8,59 en 8,91 gulden per 1000 kilo, de goedkoopste. Er werden enorm grote hoeveelheden turfstrooisel vanuit Deurne geproduceerd en afgevoerd naar elders. In 1888 werd door Fedor Wolf & Co en Steegh & Esser samen 192.000 m³ vale turf verwerkt. Beide firma's hadden in de zomermaanden samen meer dan 600 man personeel in dienst, een aantal dat in de wintermaanden terugliep tot minder dan de helft. Voor het jaar 1889 werd door Steegh & Esser bij de gemeente Deurne een aanvrage gedaan voor het steken van 125.000 m³ turf voor de productie van strooisel.
De turfstrooiselfabriek van Steegh was gelegen aan de Putweg (Horst-America), nabij de plek waar nu het Beukenhof ligt. Naast een grote loods was er ook een houtzagerij en een smederij. Het geheel lag op 1,26 ha. grond. In 1893 kocht Jos.Steegh ongeveer 100 ha peelgrond van de gemeente Horst. Bij deze verkoop werd overeengekomen dat alleen het grauwveen verkocht zou worden.
Gaandeweg zag de gemeente Deurne in dat het grauwveen zeer waardevol geworden was en weigerde aan Steegh & Esser nog langer concessie te verlenen voor het steken van turf die de contractueel vastgelegde hoeveelheden oversteeg. Toen in 1896 het contract met de gemeente afliep bood Steegh een miljoen gulden voor 910 hectaren veen. De gemeente ging daar, met een krappe meerderheid van 6 tegen 5 stemmen in de raad, niet op in en bood 12.000 gulden voor de overname van alle gebouwen met de bijhorende machines en overige inventaris. Op 17 augustus 1896 werden de gebouwen door de gemeente overgenomen. Steegh & Esser zette vervolgens nog in 1896 haar verveningsactiviteiten in de onmiddellijke nabijheid op het grondgebied van Venray en Horst voort. Ze had daartoe van de gemeente Venray ruim 100 hectaren grauwveen in de Heische Peel gekocht. Een verzoek van het bedrijf aan de gemeente Deurne tot toestemming om bij Halte Helenaveen een spoorlijntje over Deurnes gebied te leggen voor het ophogen met zand van het beoogde nieuwe fabrieksterrein werd afgewezen, vanwege de handelwijze van de firma Steegh & Esser, zo werd beargumenteerd.
Dat ook later de verhoudingen tussen de Gemeente enerzijds, en Steegh & Esser, concurrenten van elkaar, ronduit slecht bleven blijkt uit een klacht van 18 december 1897. De gemeente Deurne had een sloot op haar grondgebied gedempt en daardoor zou er waterschade gekomen zijn aan de turf van Steegh & Esser, die op Venray’s gebied lag. Steegh & Esser wilde namelijk het water dat bij de vervening vrijkwam lozen via een sloot op de grens op Venray’s gebied, die uiteindelijk loosde op een Deurnese sloot waarvan het water via de Kaweise Loop geloosd werd. Deze afwateringskwestie liep hoog op en zelfs moesten er de commissarissen van de koningin van zowel Limburg als Noord-Brabant aan te pas komen.
Ook elders bond Jos.Steegh de strijd aan met het gezag. In het Venloosch Weekblad van 20 december 1899 lezen we ongecorrigeerd: De kantonrechter te Venlo wees jongstleden zaterdag een belangrijk civiel vonnis in de Maasbrug-kwestie. De heer Jos. Steegh, industrieel te Blerick, had de gemeente Venlo gedagvaard tot terugbetaling van een bedrag van 62 gulden 98 wegens aan die gemeente onverschuldigd betaald bruggeld in den loop der jaren 1898-1899, en op zulks grond dat de belastingverordening der gemeente Venlo, regelende de heffing van bruggeld voor het gewoon verkeer over de Maasbrug, in strijd is met de wet, en mitsdien alle bindende kracht mist daar bedoelde brug een ‘rijkswerk’ en de gemeente alléén bevoegd is belastingen te heffen van het gebruik en genot van openbare ‘gemeentewerken’. De kantonrechter verklaarde den eischer ontvankelijk in zijn vordering.
De bouw van de Antoniuskerk
In de tweede helft van de 19e eeuw ontstond onder Blerickse katholieken behoefte aan een grotere parochiekerk dan de oude Lambertuskerk, die vanaf 1219 tot 1837 onder patronaat had gestaan van de Norbertijnenabdij te Averbode. Na eerdere, vergeefse, plannen kwam een nieuw initiatief tot kerkbouw voort uit de samenwerking tussen notaris J.Clercx, Tweede Kamerlid, de als schenker optredende bankier Jos.Steegh, het bisdom Roermond, pastoor J.A. Stassen van de Lambertuskerk en Antoniusvereerders in heel Nederland. Samenbindend element werd een eind 1894 opgericht landelijk maandblad De Liefdadigheid, bode van het godvruchtig werk der broden van den H. Antonius van Padua. Abonnees hiervan werden herhaaldelijk aangespoord 'stenen' bij te dragen ter bekostiging van de bouw van wat genoemd werd 'de Geloftekerk van de Heilige Antonius te Blerick'. De opmerkelijke 'overstap' van Lambertus naar Antonius kan verklaard worden uit de toenemende populariteit van deze laatste in katholiek Nederland tegen het einde van de 19e eeuw, met een piek in 1895 toen gevierd werd dat Antonius 700 jaar eerder was geboren. Mogelijk is hier ook de persoonlijke voorkeur van geldschieter Jos.Steegh in het geding geweest. Omdat niet alle parochianen het eens waren met deze ingrijpende verandering, werd hun beloofd dat de eerstvolgende parochiekerk waarover Blerick in de toekomst zou beschikken, weer aan Lambertus zou worden toegewijd, hetgeen daadwerkelijk geschiedde in 1934. De statige Antoniuskerk werd opgeblazen in 1944 en geruimd. Blerick moest 18 jaar wachten op een nieuwe kerk. De huidige parochiekerk werd ontworpen door de architecten Jozef Fanchamps (Kerkrade) en Baan Titulaer (Blerick). De kerk werd gewijd in 1962 en staat weer op vrijwel dezelfde locatie aan de Antoniuslaan. Van de eerste Antoniuskerk is alleen de grafkelder van de familie Steegh behouden en in de nieuwe kerkbouw verwerkt. Ook is een groot deel van het oude kerkhof, dat aan de westzijde van het kerkgebouw ligt, bewaard gebleven.
Villa Steegh als tijdelijke begraafplaats[2]
Vrijdag 10 mei 1940, het is een frisse dag met 13°C, een zwakke wind waait uit het noordoosten, de brute inval van Hitler-Duitsland in Nederland. Er heerste spanning in de kazemat bij de Maasbrug in Venlo. Het blijft niet lang rustig, ’s morgens even over vier lopen een tiental soldaten in Nederlands uniform de brug op. De eerste twee met de handen in de lucht. Er komt nog steeds geen bevel van hogerhand om de brug op te blazen. Even later probeert een van die soldaten naar een overigens niet meer functionerend ontstekingskastje te klimmen. Sergeant Boeser beseft dat hier iets goed fout is, hij wacht dat bevel niet af en besluit tot het enige juiste, hij blaast de brug op. ‘Leutnant’ Hertel en negen van zijn mannen van het ‘3.Pionier Bataillon 156’ vliegen gelijk met de Maasbrug de lucht in. Allen vinden de dood, minimaal drie van hen vinden een tijdelijke rustplaats in de tuin van Villa Steegh, te weten Helmut Böhrig, Willy Haufe en ene Leutner. Uiteindelijk worden twee van de tien slachtoffers in Duitsland begraven, de overige acht worden via een tijdelijke begraafplaats op het ‘Ehrenfriedhof’ Dr.Blumenkampstraat in Venlo definitief overgebracht naar Ysselsteyn.
- Hans Friedrich Oskar Hertel – Leutnant - *21.07.1914 Sanftenberg – begr.Sanftenberg
- Helmut Böhrig – Oberpionier - *01.01.1918 Pirna - begr.Ysselsteyn L-205
- Willy Haufe – Gefreiter - *13.10.1914 Schmölln – begr.Ysselsteyn L-196
- NN Leutner – Pionier - begr.Duitsland
- Johann Noack – Obergefreiter - *31.08.1914 Bautzen – begr.Ysselsteyn L-170
- Werner Hippe – Gefreiter - *20.11.1915 Krippen – begr.Ysselsteyn O-10
- Kurt Kretschmar – Gefreiter - *28.09.1914 Sohland/Spree - begr.Ysselsteyn Onbekenden
- Albert Sentner – Oberpionier - *19.01.1914 Schwirgiswalde – begr.Ysselsteyn L-179
- Helmut Spichale – Oberpionier - *04.03.1914 Seidau – begr.Ysselsteyn L-187
- Karl Stoy – Gefreiter - *07.04.1914 Sorau – begr.Ysselsteyn L-214
Grafkelder familie Steegh
Op de begraafplaats van de oude Antoniuskerk (1897-1944) waren twee familiegraven. Die van de notarissenfamilie Clercx is reeds lang verdwenen, en van de familie Steegh is de grafkelder geïntegreerd in de nieuwe kerk. Het bijhorende kapelletje is wel verdwenen. We vinden de ingang als we over de begraafplaats langs de kerk lopen, aan het eind linksaf, doorlopen tot het hek en dan weer linksaf. Een bakstenen trap leidt naar een grijze deur, die toegang geeft tot de grafkelder. De muren en de vloer van het interieur zijn in baksteen gemetseld. Het plafond bestaat uit gemetselde gewelven, opgesloten met ijzeren profielbalken. In de grafkelder zijn boven elkaar drie rijen van elk vier graven. Er zijn 13 personen bijgezet, in het rechter beneden-graf zijn twee kinderen bijgezet. Jos.Steegh en zijn echtgenote keurig in het midden (graven 6 en 7), omringd door hun drie zoons, schoondochters en enkele kleinkinderen. De graven zijn afgesloten met witte rechthoekige platen. Bovenste rij van links naar rechts:
- Arthur Th.J.Steegh, geb.05.07.1877 Horst, ovl.26.05.1970 Venlo. Weduwnaar van F.W.M.A.Prinzen, naar hem is waarschijnlijk villa Arthur genoemd.
- Francina Prinzen, geb.02.08.1886 Gemert, ovl.30.05.1968. Echtgenote van Arthur Th.J.Steegh.
- Richard Steegh, geb.17.09.1872 Horst, ovl.20.11.1944 Horst. Weduwnaar van Maria Wiertz.
- Maria Wiertz, geb.20.12.1876 Weert, ovl.13.01.1935. Echtgenote van Richard Steegh. Middelste rij van links naar rechts:
- Joseph.Ph.M.G.Steegh, geb.13.07.1894 Venlo, ovl.03.05.1969. Echtgenoot van Emilie Wolters.
- Joseph P.H.Steegh, geb.29.01.1838 Blerick, ovl.22.03.1923 Brussel, bijgezet 26.03.1923. Weduwnaar Antoinette Houben, bouwheer villa Arthur.
- M.Antoinetta P.Houben, geb.09.02.1842 Horst, ovl.26.11.1906 Brussel, bijgezet 28.11.1906. Echtgenote van J.P.H.Steegh.
- René J.Th.Steegh, geb.29.07.1911 Blerick, ovl.23.01.1994 Tilburg. Echtgenoot van Veronica Chr.C.M.Prinzen, hij was de laatste overledene van de familie Steegh die in het familiegraf werd bijgezet. Onderste rij van links naar rechts:
- Emilie M.J.Wolters, geb.11.12.1904 Venlo, ovl.06.02.1987 Heerlen. Weduwe van Joseph Ph.M.G.Steegh.
- Adolf G.L.Steegh, geb.20.05.1868 Horst, ovl.23.07.1934 Venlo. Echtgenoot van M.H.Rose H.Esser, weduwnaar van Maria Chr.J.Esser.
- Maria Chr.J.Esser, geb.04.06.1864 Venray, ovl.29.04.1918 Blerick. Echtgenote van Adolf G.L.Steegh.
- Ons innig geliefd dochtertje Maria E.A.D.Steegh-Esser, geb.10.08.1897 Blerick, ovl.02.12.1897 Blerick. Zij was de eerste die bijgezet werd in het familiegraf.
- Ons innig geliefd zoontje Leon A.M.J.Steegh-Wiertz, geb.05.07.1914, ovl.11.09.1914 Venlo.
Genealogische aantekeningen familie Steegh
Gerardus Nicolaas Steegh, herbergier in Blerick, geb. 25 september 1793 Grubbenvorst (z.v.Petrus Steegh en Wilhelmina Titulaer), ovl. 27 november 1885, Blerick, getrouwd 18 november 1835 Venray met Joanna Lambertina Hanckx, geb. 30 april 1799 Venray, ovl. 31 januari 1840, Blerick. Ze hadden twee kinderen:
- Maria Josephina Francisca, geb. 22 november 1836, jong overleden.
- Peter Joseph Hubert, geb. 29 januari 1838, zie beneden:
Peter Joseph Hubert Steegh, geb. 29 januari 1838 Blerick, ovl.22 maart 1923 Brussel (B), trouwde 22 oktober 1866 in Horst met Maria Antonia Petronella (Antoinetta) Houben, geboren 9 februari 1842 Horst, ovl.26 november 1906 Brussel (B), begraven in Blerick. Hun kinderen:
- Adolph Gerard Lambert, geb. 20 mei 1868, Horst, ovl. 23 juli 1934, Venlo. Eerste huwelijk 18 april 1893 Venray met Maria Christina Josephina Esser; tweede huwelijk 28 januari 1925 met Mathilde Henriëtte Rosalie Hubertina Esser.
- Richard Jakob Jan Lambert, geb. 17 september 1872, Horst; trouwde 12 oktober 1909 in Weert met Francisca Josephina Maria Wiertz.
- Arthur Jozef Constant, geb. 27 augustus 1874, Horst, ovl. 20 december 1874, Horst
- Alphons Lambert Jozef, geb. 28 januari 1876, Horst, ovl. 20 november 1876, Horst
- Arthur Theodor Jozef, bankier te Venlo, geb. 05 juli 1877, Horst, ovl. 26 mei 1970, Venlo. Trouwde 21 juli 1908 in Gemert met Francisca Wilhelmina Maria Antonia Prinzen.
- Constant Jozef Nestor, geb. 14 september 1878, Horst, ovl. 29 september 1878, Horst
- Jeannette Louisa Josephina Maria, geb. 15 april 1881, Horst, ovl. 11 augustus 1881, Horst
[1] Zie http://www.rooynet.nl/wiki/index.php/Familie_Esser voor genealogie van de invloedrijke familie Esser.
[2] Voor meer details zie: http://www.schallenberg.nl/html/hoofdstuk_8.html; http://historie.venlo.nl/gebeurtenisinfo.asp?gebeurtenisID=210; http://www.grebbeberg.nl/