woensdag 27 oktober 2021

Ut is pas 25 jaor geleje

Ut is mei 1992 en ik bin allein met mien twieë groeëte jónges de winter doorgekómme. Maar die wille neet met mich un stök wandele en die zièn ouk döks zelf op de joets. En zoeë huùrt det ouk. Tuurlik ging ik ouk waal in ut wiekend op paad met de handbal-veterane. Tuurlik keek ik waal ens nao andere maedjes. En zeej ouk nao mich, maar as se te doeënbeej kwame dóch ik: ‘Laot maar effe zitte, aan mien lièf nog efkes genne polonaise’.

'Waorum schafs se dich gennen hónd aan?’, hadde ze mich al ens gezag. Wie langer ik dao euver nao dóch, deste mièr sprook mich det idee aan. En zoeë leep ik op unne vreje zaoterdig door dae gank van ut diere-asiel. Un stök of tieën van die hundjes keke mich zielig aan. Sómmige blafde taege mich, die vele metein aaf. Maar ik kós gen keus make. As se d’r eine oèt zuks, mós se die andere achterlaote. Ik merkde det ik neet allein in ut asiel waas, d’r leep ouk un knap bruudje van óngevièr miene laeftièd.
‘Zuks dich ouk un hundje?’.
‘Jao, maar ik kin neet keze’, zag det met un hièl vrintelik aangenaam stumke. Ik hoord’waal det ut wat later Blièricks had gelièrd. We stoke allebei de baovekant van ós hand oèt nao zón hundje det ós zielig aanglouwde. Hae douwde zien naat neuske aafwisselend taege zien hand en taege die van mich. Ouk hae kós neet keze. Det bruudje zóch nog effe wiejer en ik waas alweer op waeg nao hoès.

Un paar waeke later, d’r waas un wielerrónde in Blièrick en ik stónd met mien vrinde op de Pepijnstraot te kièke. Ik wis neet wae ik mós aanmoedige dus ik schrieuwde maar wat taege emus dae op kop loog:
‘Det is mien broor’, huurde ik un bekind stumke naeve mich.
‘Haej, det is ouk toeval! Heb se ouk gen hundje kinne oètzeuke?’, dao stónd det leuk maedje zoeë maar naeve mich. Ik vroog of ut zoeë metein mei woel gaon nao de Witte.
‘Jao, maar ik kin neet lang bliève, want mien broor kump nao mich toe. En ik woeën allein, dus . . ‘. Mien hert makde un sprungske en in zien moèje ouge zoog ik un vunkske. We hebbe maar ein pilske same gedrónke beej de Witte en we schreve ós tillefoonnummers achter op un beerviltje. Dae nach heb ik gen oug mièr dich gedaon. En ut ergste waas, ik wis neet ens wie ut hoot of wao ut woeënde. We zuje de waek dao nao de kermis in Düsseldorf ónveilig gaon make met det losgeslage stel van de handbalclub. Ik dóch beej mich zelf, ik vraog gewoèn of ut met wilt.

De volgenden aovend leep ik wie unne dolle asiel-hónd door de kamer. Zal ik um belle? Tuurlik gaon ik um belle? Wat mót ik doon as ut neet met kin nao Düsseldorf? Zal ik um dan vraoge um wat met mich te gaon aete in Mönchengladbach? Un stumke in miene kop zag:
‘Noow pak daen tillefoon höllewölle’. Ik haolde deep aom en dreide det nummer, det met un moèj handschrif op d’n achterkant van det viltje stónd:
‘Hallo, met Marijke’, zag un leef stumke aan d’n andere kant.
‘Hallo Marijke, met Jan, meschiens kins se mich nog van zóndaag beej de Witte?’.
‘Jao zeker, wat leuk . . .’.
‘Ik woel vraoge of se zaoterdig met mich met wils nao de kermis in Düsseldorf?’.
‘Jao zeker huur, wat leuk . . .’.

En zoeë reje we dae zaoterdig met dreej wages met die schalevaegers van de handbalclub nao Pruusses. Tuurlik makde die metein van die döbbelzinnige aanspeulinge. En Marijke en ik zote wat verlaege naevenein en deje de allerièrste persuùnlikke verkinninge. We zatte de auto’s weg en ik weit ut nog hièl good. We meuste zón hoeëg taluud aafloupe. Ik reikde Marijke hièl galant mien hand. En det veulde waal zoeë good! Alle zenuwe ware inens weg, un werme óntspanning trok door mien ganse lièf. Ut veulde metein mièr dan good. En we hebbe ós de gansen aovend vasgehalde en dao nao ouk noeits mièr losgelaote.

Un paar jaor later zien we getrouwd en det veult allemaol nog zoeë kort. Ut is eigelik pas 25 jaor geleje. We viere det heej in Spanje intens met zien twieë, want dan zien we allebei ut meis gelökkig.

dinsdag 26 oktober 2021

Top manta in Guardamar

Het fenomeen top manta langs de Spaanse stranden is de normale omschrijving van al die Afrikaanse illegale verkopers. Het Spaanse manta betekent laken. Als je over de boulevard van Guardamar slentert dan kun je ze niet missen. Hun grote lakens volgestouwd met schoenen, tassen, horloges en T-shirts liggen hinderlijk in de weg. De top manta is een echte plaag aan het worden want het lijkt er wel op dat de autoriteiten er niets willen doen of niets kunnen doen aan de vaak illegale straatverkopers die illegale namaak spullen verkopen. Op het eerste oog lijkt het eigenlijk wel leuk en gezellig, een soort van openlucht markt of rommelmarkt met veel goedkopere spullen als in de legale winkels.

Maar moet ik iets kopen bij die arme mensen? Verdienen ze mijn compassie? Welke moeilijke weg hebben ze moeten afleggen, aan welke ontberingen waren ze blootgesteld? Het merendeel van de verkopers komt uit landen onder de Sahara, Senegal en diverse andere Afrikaanse landen en zijn vaak op illegale wijze Spanje binnengekomen. Zijn we ons bewust dat het meeste geld niet naar die arme mensen gaat maar naar de maffiabazen die op de achtergrond vele tienduizenden euro’s verdienen aan de dubbele illegaliteit van verkopers en producten. 

Maar toch is het ook weer lucratief! Wat moet ik doen? Want ze verkopen producten die ver beneden de prijs aan je worden opgedrongen en vormen een oneerlijke concurrentie voor de normale winkeliers, die wel aan alle wettelijke verplichtingen moeten voldoen. Ik kan me nog herinneren dat ze jaren geleden al actief waren met de verkoop van CD’s en DVD’s maar die markt is blijkbaar opgedroogd. 

Dat zit ik me te bedenken als ik met Marijke op een terrasje zit in Guardamar met een glas witte wijn en een tapa-tje. Drie aardige jongemannen zitten verveeld bij hun koopwaar. Een vierde komt met een steekwagen met twee grote blauwe zakken erop en begint uit te stallen. De andere drie kijken even op en gaan verder met swipen op hun mobieltjes. Waar zoeken ze naar of waar kijken ze naar. Zijn dat ook mogelijk illegale praktijken of appen ze naar hun familie in Senegal of zo. Of zoeken ze speed-dates met wanhopige vrouwen van middelbare leeftijd om ze wat lichter te maken. Ik weet het niet en ik mag dat misschien ook niet denken.
Opeens kijkt er eentje maar links en staat op! Haastig grijpt hij de vier punten van dat grote laken. Hij tilt de vier punten over z’n schouder met al zijn handelswaar. De anderen doen hetzelfde en schielings verdwijnen ze op het strand van Guardamar. Ik kijk naar rechts en zie tergend langzaam de Policía over de boulevard naderen. Als ze ons nog geen 100 meter gepasseerd zijn, klimmen de vier mannen weer de boulevard op en beginnen onverstoord met het rangschikken van hun koopwaar. Dat is ook wat, wat moet ik hier weer van vinden? Als we een uurtje later de boulevard aflopen, terug naar de auto, zien we dezelfde politiewagen weer aan komen rijden. We blijven staan, draaien ons om en zien de vier mannen weer hun grote balen op hun rug tillen. De politiewagen staat even stil:
‘Potdomme, ze wachten om ze de tijd te geven om weg te komen!’, zeg ik tegen Marijke.
‘Die spelen gewoon een spelletje kat-en-muis!’
‘Het lijkt wel dat ze dit gedogen, maar het is dus wel echt illegaal’.

Een beetje in de war stap ik in de auto. Top manta hoort niet! Het is gewoon illegaal en voor die arme jongens simpelweg mens-onterend. De enige manier om hier van af te komen is dus:
‘Nooit iets bij hen te kopen’.

donderdag 14 oktober 2021

Desprendimiento

Voor de oude Blerickenaren: nee, dit is niet de titel van een nieuw liedje van de Vrijbuiters. Maar 12 oktober was ik ’t zat, al meer dan een week had ik last van mijn rechteroog. Dat was 3 augustus in Maastricht met spoed geopereerd aan een netvliesloslating. Bij de laatste controle na zes weken op 14 september bleek alles perfect in orde. Dus niets stond onze reis naar Spanje meer in de weg. Maar net in Benijófar gearriveerd begon dat oog me ontzettend te irriteren, een vervelende zenuwpijn. Bij eventuele nieuwe klachten zou ik contact moeten opnemen met de oogpoli in Venlo. Maar ja, als blijkt dat je pas na vijf werkdagen reactie kunt verwachten? Dus had ik onze steun en toeverlaat Piet en José een berichtje gestuurd hoe ik in Spanje hulp kon zoeken. En wat dacht je? Vijf minuten later stond Piet al voor de deur!

‘Hedde ge dat blauwe pasje bij je van oew zorgverzekering’, vroeg Piet meteen. Even twijfel, maar al snel had ik het gevonden in m’n portemonnee. En tien minuten later waren we met z’n drieën onderweg naar ‘hospital Quiron’ in Torrevieja. Het was een mooie avond en het zonnetje ging diep oranje onder. De auto snel voor de hoofdingang geparkeerd en wij naar binnen. Potdomme, daar was alles donker dus we kozen ieder een donkere gang. Ik had het geluk om de eerste verpleegster tegen te komen. In mijn beste Engels vroeg ik om hulp, maar de Spaanse schone lachte haar mooie tanden bloot. ‘Oooo, emergencia?’, zei ze vragend en wees met een breed gebaar naar de grond, ‘follow the red line’. Daar liep inderdaad een rode plakstrip die ons slalommend door het ziekenhuis naar de andere ingang leidde, die we hadden moeten hebben. Potdomme, daar was het druk maar een vriendelijke man achter de balie gebaarde me en zei: ‘Tarjeta azul y identificación’. Piet had ons goed voorbereid en Marijke reikte mijn blauw verzekeringspasje en rijbewijs aan. Die kreeg ik even later terug met een héle lange vragenlijst in het Nederlands. Met twee man die controlerend en aanvullend over m’n schouders meekeken lukte het om alle vragen correct in te vullen. De man verwees ons naar de wachtkamer. Nou, dat kon wel even duren dachten we. Maar na een kwartiertje kwam een man, compleet verpakt in dun blauw plastic de kamer binnen en riep: ‘Johannes Wilhelmus’. We veerden met z’n drieën op, maar ik moest helemaal alleen volgen. Ja, corona-maatregelen, ze mochten niet mee. Ik werd in een kamertje geleid waar mijn temperatuur, bloeddruk en hartslag werd gemeten. Zonder iets te zeggen verdween hij weer en even later kwam de dokter. Tuurlijk had ik me goed voorbereid en thuis goed geoefend. Met het blaadje in de hand zei ik: ‘He tenedo un desprendimiento de retina y una nueva lente ocular. Desde en cinco de octubre hay dolor en el ojo’. Hèhè, dat was eruit. Nu weet ie hopelijk dat ik een netvliesloslating heb gehad, tevens een nieuwe lens heb gekregen en dat ik vanaf 5 oktober last van mijn oog heb. De dokter lachte:
‘Hablas español?’.
‘No no, un poco pequeña’
, fluisterde ik verlegen.
‘Alemán’, vroeg hij.
‘Si . . uh . . Ja’, antwoordde ik. Nou dat was een hele opluchting en maakte het gesprek wat makkelijker. Hij keek goed in mijn oog en wat er omheen zit en concludeerde in begrijpelijke taal:
‘Sie haben eine Augenentzündung, wir machen das Auge sauber und Sie bekommen Tropfen’, en verliet weer de onderzoekkamer. Het duurde niet lang voordat de eerste zwijgzame verpleger terug kwam en gebaarde dat ik moest gaan liggen. Het leek wel alsof mijn oog door de wasstraat ging dus na enige tijd protesteerde ik al van: ‘sla de hotwax deze keer maar over’. Maar de man in plastic bleef onverstoorbaar, maakte mijn oog goed droog en eindigde heel zorgvuldig met twee druppels. Hij drukte mij het flesje in de hand en zei:

‘Espera aqui al doctor’. Ik wist dat ‘aqui’ hier betekent en dokter is internationaal, dus ik bleef rustig liggen. Even later kwam de dokter en vertelde nog eens keurig in het Duits wat ik precies had en dat ik een weekje moest druppelen en ’s nacht een zalfje moest gebruiken. De druppels kreeg ik meteen mee en de receptie zou me vertellen waar we het zalfje konden halen. Ik bedankte de man uitvoerig en spoedde me naar Marijke en Piet om verslag uit te brengen. De man van de receptie schreef het adres van de Farmacía op in Torrevieja:

‘You can’t miss it, its direct on the corner’. Nou, daar zouden we achter komen. Wij naar buiten, het is intussen stikkedonker en de auto staat helemaal aan de andere kant. We tikken het adres in onze navigatie, het was zo’n zes kilometer rijden. We storten ons in de donkere krochten van Torrevieja. Ongelooflijk, alleen maar éénrichtingsverkeer in een labyrint van smalle straatjes. Overal langs de kanten staan links en rechts auto’s geparkeerd, er rest slechts een smal éénsporig rijbaantje. Er staan geen borden die verraden dat je op een voorrangsweg zit, en ook geen stopbord als dat niet zo is. Dat kunnen we alleen afleiden aan de dikke witte lijnen op ieder kruispunt met heel groot STOP ervoor. Soms in de weg van rechts, soms links en soms plotseling voor onze neus. Zonder onze navigatie hadden we dat zelfs overdag nooit of te nimmer gevonden. Marijke houdt ook de veelvuldige wisselingen van al dan niet voorrangsweg in de gaten en zucht regelmatig ‘pas op Jan’. Gelukkig zit onze gids Piet achterin die af en toe heel geruststellend laat horen: ‘Je zit nog helemaal goed’. Ineens zien we in de verte een helder groen knipperend kruis.
‘Daar is het’, zegt Piet, ‘pak maar de eerste vrije parkeerplaats’. En dat doen we dan ook meteen. Piet blijft op de auto passen en Marijke en ik lopen de Farmacía binnen. Ik schuif het receptje van mijn oogzalfje over de balie en een jongedame gaat op zoek en komt even later terug. Intussen was ik al aan het rekenen, bij ons betaal je zonder dat zalfje voor apothekerskosten zo’n 10 euro. En dat kan ’s avonds of ’s nachts zelfs oplopen naar 45 euro! Dus ik verwacht dat ik 25 euro kwijt zal zijn, want we leven binnen één Europa toch?
‘Dos euros cincuenta por favor’, zegt de jongedame. En dat is toch echt in goed Rutte-Nederlands twee euro en vijftig cent. Ongelooflijk maar wel een goed gevoel, en lachend lopen we terug naar Piet. We stellen de navigatie in op ons tijdelijk thuisadres en storten ons weer in het donkere labyrint tussen twee rijen auto’s, geparkeerd tegen torenhoge huizenrijen. Met dat éénrichtingsverkeer is het wel zo dat geen enkele weg hetzelfde is als op de heenweg.
‘Tomme, wat is dat Torrevieja toch groot’, verzucht ik. Piet schiet achterin de auto in de lach en zegt:
‘Laatst vertelde ik dat we in de buurt van Torrevieja woonden. En toen zei die man: dat kleine vissersplaatsje in Zuid-Spanje?’. We schoten alle drie in de lach. Eindelijk verlieten we ons labyrint en Piet herkende de rechte weg terug naar Benijófar.

Thuisgekomen kreeg ik van zuster Marijke meteen mijn volgende druppeltjes en gingen we over op de witte wijn en mijn alcoholvrij biertje. Na een goede nachtrust met een gezalfd oog gaat het ineens weer een stuk beter. Met dank aan de goede en goedkope Spaanse zorg. En niet je blauwe zorgpasje vergeten als je naar Spanje gaat!

zaterdag 9 oktober 2021

Onderweg naar Spanje

Het is 4 oktober, we zitten aan het ontbijt in hotel Flamingo in l’Ampolla. Vandaag rijden we de laatste 400 kilometer naar Benijofar. Gisteren en eergisteren waren dat 800 kilometer, dus dat moet vandaag meevallen. Met Jan en Mai vertrokken we twee dagen geleden in een herfstachtig Blerick, twee auto’s volgepakt voor de komende drie maanden. Het miezert treurig, de ruitenwissers bewegen neerslachtig op-en-neer. Die grauwe stad Luik ziet er nog troostelozer uit dan normaal. De hele Ardennen blijven verborgen in de mist en het regent aanhoudend. In Luxemburg is de eerste stop om met mondkapje te tanken en een eerste koffiestop te doen. We rijden Frankrijk in en het wordt droog. De Route du Soleil doet zijn naam eer aan.

De temperatuur is opgelopen naar 22 graden als we de auto’s parkeren bij hotel Kyriad in Givors, net voorbij Lyon. Keurig hotel direct aan de oever van de brede Rhône. Plakstrips op de grond geven aan dat we twee meter afstand moeten houden en de mondkapjes moeten voor. Een vriendelijke jongeman vraagt om de internationale QR-code. Marijke schrikt, ze vergat even door te schuiven van ‘Nederland’ naar ‘Internationaal’. Het geeft toch een goed en veilig gevoel. Zelfs in de verste vertes voel ik niets van onderdrukking. Zelfs de termen dwang en drang blijven opgesloten in het woordenboek. Ook afschrikwekkende symbolen uit een oorlog die we gelukkig niet hebben meegemaakt verschijnen niet op mijn netvlies.
De avond brengen we door met een paar flessen wijn in een Brasserie aan de oever van die mooie Rhône, de vakantie is begonnen. Lekker pitten, ’s morgens een uitgebreid ontbijt en op weg naar Spanje. Het zonnetje breekt door en de temperatuur loopt op naar 28 graden. Links en rechts doemen de bergen op en als we op de borden Narbonne onderscheiden, begint het loeihard te waaien. Op de Franse tolwegen is het goed doorrijden, alleen als we een grotere stad naderen wordt het wat drukker. Bij le Boulou rijden we Spanje binnen door de uitlopers van de Pyreneeën. Jarenlang was dat een overnachtingsplek met onze camper. De Spaanse autowegen zijn tolvrij en we zullen de kustlijn blijven volgen. Regelmatig noemt Marijke een plaatsnaam gevolgd door: ‘Weet je nog, daar zijn we ook geweest!’. We herinneren de campings waar we gestaan hebben, waar we lekker gegeten hebben en wie we daar ontmoet hebben. Misschien wel daarom schiet het goed op en anderhalf uur achter Barcelona verlaten we de autobaan bij l’Ampolla. We hebben hetzelfde hotel van twee jaar geleden. Het ligt direct aan de Middellandse Zee en het zonnetje kleurt het water blauw. Precies zoals Toon Hermans dat zo prachtig bezong: ‘Méditerannée, zo blauw zo blauw. Méditerannée, zo blauw zo blauw. Met je mademoiselles, belles belles belles. Méditerannée’.
Met onze bagage voor-één-nacht lopen we hotel Flamingo binnen. De aangegeven looprichting leidt ons over een Corona-mat naar de balie, de QR-code wordt alvast opgezocht. Maar dat blijkt niet nodig, een vriendelijke jongedame neemt onze temperatuur op. En bij het inchecken krijgen we twee mondkapjes, keurig verpakt in een zakje. Met de lift vier-hoog naar onze kamer die verzegeld blijkt met een grote plakker ‘desinfectado’. Heej, toch wel apart. Onze kamer is brandschoon en de handdoeken zijn allemaal verpakt in plastic. Overdreven? Nou nee hoor, het geeft ons een veilig gevoel in een beschermde omgeving. We voelen ons absoluut niet gemuilkorfd binnen een repressief regime. Ook die blauwe Middellandse Zee weerspiegelt geen enkel gruwelijk of huiveringwekkend symbool uit die Tweede Wereldoorlog die we gelukkig niet hebben meegemaakt.
Die avond eten we in het visrestaurant Can Pañana aan de kust. De vissoep en de wijn waren slechts ingrediënten. De vriendelijkheid en gezelligheid op het terras waren zalig. Achter ons zat een jong Spaans stelletje met een baby van drie maanden. We raakten in gesprek, dat hoort zo in Spanje.

En nu zitten we dus aan het ontbijt in hotel Flamingo in l’Ampolla. Het is een buffet, dus krijgen we plastic handschoentjes aangereikt om de spullen te pakken. Overdreven? Ben je gek, het geeft slechts aanleiding tot grapjes over die gynaecoloog en zo. Het is ervaring, dus iets meer dan een mening: ‘Die gevaccineerd of getest zijn kunnen met een veilig en ontspannen gevoel reizen door België, Frankrijk en Spanje’. Om op die simpele maatregelen verwerpelijke etiketjes van doodskisten, galgen of wat dan ook te plakken begrijp ik echt niet. En om rond te lopen met huiveringwekkende symbolen van een verwerpelijk fascistisch regime? Dat is pas echt ziek makend! 

vrijdag 8 oktober 2021

Guardamar

Het is 7 oktober, we sjokken langs het strand. De sandalen bungelend in één hand en de blote voeten spelend met de golfjes van die helderblauwe Middellandse Zee. We lopen niet ver vandaag, we zijn nog een beetje moe van de reis. Op het strand zitten meest oudere echtparen, de mannen zwaar uitgezakt in te grote zwembroeken. De vrouwen wat vormeloos in te nauwe badpakken, blijkbaar hebben die hun pasmaat toch wat onderschat.

Een stukje van het strand ligt de langgerekte boulevard met zijn vele aanlokkelijke terrasjes. Ook wij laten ons verleiden. Voorover gebogen slepen we ons door het mulle zand omhoog en ik zie dat er nog één tafeltje vrij is. Hèhè, we zitten. Achter ons telefoneert een Duits echtpaar op de speaker met het thuisfront. Het hele terras kan mee genieten en horen dat ze het over 800 euro ‘Rente ohne Steuer’ hebben. Voor onze neuzen staan intussen twee tot aan de rand gevulde glazen met koele witte wijn. Op de menukaart zoeken we ’n paar tapa’s uit. We weten al wat we gaan bestellen. Gamba’s in knoflooksaus, stukjes varkens-poulet met dikke pittige tomatensaus en gebakken stukjes kaas met zoete rode jam. En daarbij als basis een voorgesneden stokbroodje en een portie ‘patatas bravas’.

We nippen aan het beslagen glas wijn en kijken elkaar aan: ‘Dit is het echte leven’. Over de boulevard lopen drommen mensen op en neer. Zomaar onderweg naar niks en nergens. Oudere echtparen strompelen van het strand omhoog en moeten even bijkomen met de handen op hun knieën. Schuin voor ons zitten drie Afrikaanse mannen, ieder op gepaste afstand op een grote ronde betonnen bank. Omdat ze met z’n drieën in die eigen herkenbare houding zitten, noemen we ze al snel ‘horen, zien en zwijgen’. Alle drie hebben ze hun handel uitgestald op een groot wit doek. De eerste verkoopt sportschoenen, hij heeft er zichtbaar geen zin in want zijn blik is continu gericht op zijn eigen blote voeten. De tweede stalt nog uit, we weten niet wat er in die kleine pakjes zit. De derde zwaait naar het  voorbij slenterend ongeïnteresseerd publiek. Hij verkoopt tassen en sportschoenen. ‘Goeie combinatie’, zegt Marijke, ‘hebben ze meteen wat om in te doen’.
We zitten heerlijk te smikkelen van onze tapa’s maar houden ook de ons passerende bonte parade der onbekenden in de gaten. ‘Daar komen de Veerkampjes’, zeg ik tegen Marijke. ‘Dat zijn moeder en dochter’, mompelt ze tussen twee gamba’s door. Wat hadden die twee zich verschrikkelijk opgedirkt. Moeder droeg een voorzichtig permanentje in haar dunne haartjes. Dochter droeg drie van die grote rollen geelblond haar in drie forse verdiepingen. Moeder had een veel te krap lichtblauw jurkje aan. Met van die overdreven grote donkerblauwe en witte bloemen die de aandacht weghielden van wat ooit vrouwelijk schoon moet zijn geweest. Het jurkje kroop aan de voorkant heel irritant omhoog tussen de bolle buik en de twee borsten. Daarnaast trippelde dochterlief op véél te hoge naaldhakken, ze liep met korte pasjes ongemakkelijk op haar tenen. Dat kon ook moeilijk anders want ze droeg een nauwsluitend rood jurkje met van die lullige blauwe bloempjes erop. Het jurkje zat zó strak dat haar bovenbenen langs mekaar schoven. ‘Die is vanavond schraal tussen de benen, daar moet wat trekvet tussen’, liet ik me ontvallen. Maar Marijke reageert al lang niet meer op die opmerkingen. Daarboven droeg dochterlief een push-up braa, maar dat was wat overdreven over-de-top. Want op die twee plankjes hoort iets bolligs te liggen. Het enige wat ik ontwaarde waren twee deuken in het bovenstukje. ‘Kijk wat die opgespoten lippen heeft’, fluisterde Marijke en sopte een stukje stokbrood in de knoflooksaus. Die twee Engelse echtparen naast ons hadden het ook gezien en schoten ongegeneerd in de lach. Mij bekroop bij die twee té overdreven geprononceerde dikke vette lippen slechts een gevoel van medelijden. Afschuwelijk, wat kunnen mensen zich zelf verminken. Maar al met al een schitterend schouwspel, niets mooiers dan mensen kijken.
We sloten ons heerlijk etentje af met twee ‘café americanos’ en slenterden over de boulevard terug. ‘Heej, daar zitten de Veerkampjes’, zei Marijke. Dochterlief zat kaarsrecht op haar stoeltje te balanceren, want zij moest die drie haarbollen in de lucht houden. En die tetters van pruillippen helpen daar niet bij. Moeder zat op haar gemak wijdbeens in haar korte jurkje met haar borsten rustend op het tafeltje. ‘Die laat de kippen uit’, mompelde ik, niet rekenend op een reactie. Eindelijk kwamen we bij de auto: ‘Zal ik de slaapzak eruit halen, kunnen we op het strand even uitbuiken?’.
En even later lagen we naast elkaar met de oogjes toe op het strand van Guardamar. Onze niet meer zo kwieke lichamen zakten gewillig uit in het losse zand. En ik besloot het toch maar voor jullie op te schrijven. Misschien moeten we wat vaker in de spiegel kijken.