Wie kent ze nog? Bij het doorbladeren van mijn oude
atletiekarchief kwam ik een bijzondere foto tegen. En zoals me dat wel eens
gebeurt, sommige foto’s blijven als het ware plakken in m’n handen. Je ziet
plotseling dingen, die je niet eerder belangrijk vond. Ze brengen je terug in de
tijd en trekken die grauwsluier van je geheugen. Zo was dat ook met deze foto.
Hij is genomen eind 70er jaren bij een baanwedstrijd in Roermond bij de finale
van de 110 meter horden. Ik lig al duidelijk op kop, maar dat was geen
uitzondering in die goeie jaren. Maar wat mij nu obsedeert in die smoezelige
zwart-witte foto zijn die twee figuren aan de binnenkant van de baan. Ik heb ze
even in een gouden raampje gezet. Dat zijn Hub Diederen en Gos Reinders die
gebroederlijk staan te kijken naar onze wedstrijd. Vlug de foto even inscannen
en die twee wat extra uitvergroten. Intussen sleuren mijn herinneringen me
resoluut mee naar die goeie ouwe tijd. Hub Diederen van Caesar-Beek, rechts op
de foto, een atletiek-bobo pur-sang, bestuurder van het district Zuid en altijd
zeer geïnteresseerd aanwezig bij wedstrijden in “zijn” district.
Altijd bescheiden op de achtergrond, maar resoluut op de voorgrond als dat
nodig was. Gos Reinders, links op de foto, een gelouterd bestuurder van Swift
Atletiek Roermond. Verdomme, wat kun je mensen plotseling missen als ze er niet
meer zijn, en wat was het zo gewoon toen ze er nog waren. Herinneringen
buitelen over elkaar door mijn hoofd.
Als je bij Swift op wedstrijd ging, kwam je altijd Gos als eerste tegen:
Als je bij Swift op wedstrijd ging, kwam je altijd Gos als eerste tegen:
”Aah Janne, duis se ouk
weer mit . . “. Zijn onafscheidelijke sigarettenpeukje danste bij het
praten in z’n mondhoek, plukjes as vielen daarbij op zijn blauwe colbertjasje,
een knokige hand slaat de as behendig op z’n grijze broek, om daar vervolgens
op te gaan in het onopvallende.
“Hallo Gos, ja zeker . . “,
“Sjtraks drinke we ein
beerke . . .”, en Gos beende alweer naar een volgende plek om de
wedstrijdorganisatie gladjes te laten verlopen.
Nu staan ze daar samen naar die
wedstrijd te kijken. Samen te genieten van hun sport, ieder in hun eigen
wereldje nadenkend over hun volgende activiteiten voor dé atletiek. Waar zullen
die twee het over hebben, ik denk in alle respect dat het ongeveer zo gegaan
zou kunnen zijn:
Hub: ”Dae lange geit
nog good euver de hordes”
Gos: ”Ich mót
nog eemus zeuke um die hordes zoeë metein van de baan te kriège”
Hub: ”Ich dink det ik
um ens vraog veur de ploog van Zuid”
Gos: ”Volgende
waek kriège we hieje weer twieë hóngerd van die pupilkes”
Hub: ”Hae haet
gewónne, ich kan um ouk nag as reserf gebroèke op sjpeer of sjlingere”
Gos: ”Jao, jao
dao heb se weer de heng aan vol, twieë hóngerd van die menkes”
Hub: ”Ik gaon us
kièke wat hae geloupe haet, kan ik um gelièk sjtrikke veur de Coupe de l’Amitié”
Gos: ”Nou, ich
begin zelluf maar met opruùme van die hordes”
Hub: ”De hebs ut weer
good veur mekaar Gos”
Gos: ”Neet
metein nao hoès gaon wah, drinke we sjtraks nag ein beerke”
Een geweldig stel bestuurderen, een dubbeldikke stimulans voor de wedstrijdatletiek, daarvoor deed je extra je best op wedstrijden. Dat heb je vandaag de dag niet meer. Zo’n 30 jaar geleden deed ik mee in de competitie met speerwerpen in Kerkrade. Meneer Diederen stond daar, zoals hij daar altijd stond. Op het middenterrein te kijken, kaarsrecht, handen gevouwen op zijn onafscheidelijke paraplu. Ik zei altijd netjes meneer Diederen tegen hem, mijn grote respect vormde immers een te hoge drempel om gewoon Hub tegen hem te zeggen, wat veel van mijn leeftijdgenoten overigens wel waagden. Hij kwam niet naar jou toe. Nee, hij trok jou aan met zijn innemende glimlach en die glinsteroogjes onder zijn rood-grijze kuif.
“Daag meneer Diederen”.
“Aahh lange, des dich heej
nag mit mós doon bie de seniore”.
“We hebbe gen baetere,
meneer Diederen, en ik doon ut noch zoeë verdomde gaer”.
”Jao jao, d’r kump gennen
aanwas mièr, waal genóg van die renpaerd naeve de kant van de waeg”.
En zijn glimlach verdween
achter een treurige blik, even leek hij vele jaren ouder. Zo zit ik nog
enige tijd te mijmeren met die foto in mijn hand. Zorgvuldig berg ik hem weer
op. Ik voel dat ik mijn herinneringen op moet schrijven. In de hoop dat er ook
maar iemand is, die begrijpt waar dit over gaat.
Gos en Hub, als jullie eens wisten hoe jullie gemist worden, niet alleen door mij. Daarom na zo’n 50 jaar nog even samen in een “gouden” lijstje . . .
(deze blog is in 2009
geschreven en nu nog
even opgepoetst)