We staan met onze camper in Varaignes, het noordelijkste
puntje van de Dordogne. Een geweldig mooie omgeving, in een klein vakantieparkje.
We helpen vrienden bij het bouwen van een nieuwe bar, naar het voorbeeld van
een oude oorspronkelijke tabaksloods.
Ik stap uit de camper, het is ’s morgens vroeg acht uur, de nevel
hangt mystiek boven het meer langs ons. Nog een beetje slaapdronken van de vele
‘Picon Bières’ van gisteravond sta ik verdwaasd voor me uit te kijken. Achter
onze camper hoor ik Fleur, de prachtige lichtbruine merrie van de buren. Ze
weet het als we wakker zijn en meldt zich dan met wat proestgeluiden. Marijke
heeft het ook gehoord en reikt me brood aan.
‘Bonjour Fleur, lekker geslapen?’, begin ik en Fleur schudt
haar prachtige dauw vochtige manen. Ze geniet zichtbaar en hoorbaar van de schijven
stokbrood. Ze stoot met haar mooie kop tegen mijn borst. Is dat als dank
bedoeld, of wil ze meer brood hebben? Ik streel haar zachte neus en fluister
wat lieve onbenullige woorden in haar oren. Zij likt zorgvuldig mijn hand met
haar ruwe tong, wrijft met haar neus langs mijn houthakkersvest en proest me in
het gezicht. Na dit intieme moment realiseer ik me ineens dat ik naar de bakker
moet.
Dat betekent een kilometer lang vals plat omhoog naar de
historische dorpskern. Het dorp slaapt nog, de lichtblauwe luiken zijn nog allemaal
dicht. De benen willen nog niet zo goed, en de laaghangende mist omfloerst de
oude gebouwen. Ik volg licht voorover gebogen de geur van vers gebakken brood. We
worden al wat ouder, opa. Hèhè, eindelijk stap ik de kleine bakkerswinkel
binnen.
‘Ting-ting’, zegt het belletje vriendelijk boven de deur als
ik die openmaak.
‘Bonjour monsieur’, zegt de jongere zus van het bakkersvrouwtje.
‘Goedemorgen juffrouw’, zeg ik in mijn beste Frans, ‘we hadden een moisson besteld’. Dat is een heerlijk maïsbrood, ook Fleur vindt dat wel lekker.
‘Goedemorgen juffrouw’, zeg ik in mijn beste Frans, ‘we hadden een moisson besteld’. Dat is een heerlijk maïsbrood, ook Fleur vindt dat wel lekker.
‘De bakker heeft het vergeten te bakken’, zegt de jongedame.
‘Vergeten . . . ’, zeg ik, ‘hoe is dat mogelijk? Zo groot is
Varaignes toch ook weer niet, en zo oud is de bakker nog lang niet. Dat gebeurt
mij nog niet met mijn 68 jaar’.
‘Oui monsieur, pardon monsieur’, en de jongedame kijkt me wat
sullig aan, zij kan er immers ook niets aan doen.
‘Dan doe maar een pain complet en een baguette’, vervolg ik.
Ze grist de twee broden uit het rek achter haar en draait ze allebei in een minuscuul
papiertje en ik tover alvast de vereiste twee euro 50 uit de portemonnee.
‘Drie euro’, zegt de jongedame en lacht me vriendelijk toe.
‘Nee, twee euro 50 . . . ‘, vervolg ik.
‘Drie euro’, en haar blik wordt ineens ernstig streng.
‘Twee euro 50 . . . ‘. De jongedame pakt resoluut het
rekenmachientje en telt de 1,55 en 0,95 bij elkaar op.
‘Drie euro’, vervolgt ze, en laat me trots het rekenvenstertje
zien. Ik ga aan mezelf twijfelen. Ik draai me om en staar naar buiten, waar de
laaghangende mist traag voorbij trekt. ‘Het zal toch niet?’. Is dit het moment
dat de afbraak van mijn grijze hersencellen dat kritieke punt hebben
overschreden? ‘Kan ik vanaf nu niet meer rekenen? Ga ik vanaf nu in mezelf
praten? Moet mijn omgeving vanaf nu diezelfde nonsens verhalen tachtig keer
achter elkaar aanhoren?’. Ik kijk naar de afwachtende jongedame en vraag
beleefd om de rekenmachine. Ik schakel de afronding naar hele getallen uit en tik,
duidelijk voor haar zichtbaar, de 1,55 en 0,95 in.
‘2,50’, verschijnt op het venstertje en ik lees compleet
overbodig ‘twee euro vijftig’ hardop voor.
‘Drie euro?’, twijfelt de jongedame. Intussen ben ik fysiek klaarwakker
en psychisch weer vlijmscherp. Ik kijk haar strak aan en als nieuwe zelf
geïnstalleerde rekenleraar van Varaignes leg ik haar de vraag voor:
‘Hoeveel is anderhalf plus één euro?’.
‘Twee euro vijftig’, antwoordt zij. Ik overhandig haar de
inmiddels opgewarmde muntstukken en loop de deur uit. En met ‘Bonne journée
mademoiselle. Au revoir’, neem ik heel vriendelijk afscheid van haar.
‘Ting-ting’, zegt de deur. Buiten is de mist alweer een beetje
opgetrokken. Even twijfel ik nog van ‘had ik haar maar gewoon die drie euro
gegeven, het ging maar om vijftig cent’. Maar nee, je moet ten allen
tijde alert blijven. En we hebben met de kleinkinderen niet voor niks altijd rekensommetjes
gedaan. Hoofdrekenen is heel belangrijk en een reëel gevoel voor getallen
ontwikkelen kan van levensbelang zijn. Onze oudste kleinzoon had dan ook niet
zomaar een tien voor de rekentoets, wat waren we trots!
Ik wandel het pittoreske dorp uit, het doorbrekende zonnetje
verjaagt de laatste flarden mist. Bergaf lopen gaat een stuk makkelijker, de
laatste hersenspinsels verdwijnen ook definitief uit mijn gedachte. In de verte
ontwaar ik onze camper tussen de prachtig bloeiende appelbomen. Stel ik me dat
voor? Of ruik ik al de verse koffie van Marijke?
Een geruststellend gevoel maakt plaats voor die mystieke mist.
Die twijfel over opkomende vergeetachtigheid maakt plaats voor intens geluk.
Dit wordt zeker weer een hele mooie dag.