Bij het lezen en aanhoren van die intimiderende uitspattingen van Matthijs van Nieuwkerk bij de-wereld-draait-door, vlogen mijn gedachten meteen meer dan 20 jaar terug in de tijd. Naar de zwartste periode bij die Blerickse draad- en kabelfabriek. Het ging niet best met het bedrijf en er moest gesaneerd worden. Er werd een genadeloze verkoper uit de zandbak in het Midden-Oosten geplukt en gepromoveerd tot plantmanager van meer dan 800 medewerkers. Laat ik hem voor het gemak maar Matthijs noemen. Gesteund door een Amerikaanse directeur en een Limburgse personeelschef begon Matthijs er meteen op los te hakken. Ik mocht de eerste stafmeeting bijwonen, maar ik bleek meteen de enige die zijn gedrag niet pikte. Het was ook gelijk mijn laatste stafmeeting. Een ander moest mij maar aansturen, iemand met letterlijk en figuurlijk een te zwakke rug.
Daarnaast was
ik ook de vertrouwenspersoon van het bedrijf. Tot de komst van Matthijs waren
de gemelde ongewenste intimiteiten op één hand te tellen. Nu werd ik ineens
geconfronteerd met volwassen huisvaders en trouwe medewerkers die huilend op
mijn kantoor kwamen. Ook withete kerels die hun ingehouden frustratie bij me
kwamen ventileren. Ik zag voor mijn ogen gebeuren hoe angst de ziel bij mensen letterlijk
kan opvreten. Ik moest daar wat mee en bij personeelszaken bleef de deur potdicht.
Iedere keer als ik Matthijs aansprak op zijn ongeoorloofd intimiderend gedrag,
kreeg ik de huid op grove wijze vol gescholden. Het was op een gegeven moment buigen
of barsten! Ik dacht bij mezelf die barsten kunnen later herstellen maar buigen
zou betekenen dat ik mijn eigen zelfrespect en integriteit moest opgeven. Dat
nooit!
Uiteindelijk
bezweek ik toch onder de dubbele druk van mijn dagelijkse werk en dat van vertrouwenspersoon.
Ik kwam met een burn-out thuis te zitten. Ik werd verwezen naar een Venlose
psychologe die het niet zo nauw nam met de vertrouwelijkheid. Ze seinde alles
door naar personeelszaken. Uiteindelijk kwam ik in Maastricht bij een
psycholoog die me in enkele maanden weer op de rit kreeg. Bij terugkomst op m’n
werk kwam de volgende klap. Niemand durfde met mij te praten en vooral niet als
die houthakker uit die verre woestijn in de buurt was. Ik leek wel ernstig besmettelijk
te zijn. Maar ik was psychologisch gewapend en deed keurig m’n werk.
Op een goeie
dag stapte Piet mijn kantoor binnen:
‘Jan, wil je niet als lijstduwer van de Unie meedoen bij de komende
Ondernemingsraadverkiezingen?’. Ik stemde zonder blikken of blozen in omdat
ik me zeker niet wilde verbergen. Op deze manier hoorde ik er weer een beetje
bij. Toen ik dat thuis aan mijn vrouw vertelde sprak ze de historische woorden:
‘Hoe kun je dat nu doen? Geloof me, jij wordt de nieuwe voorzitter van de
OR’. Maar ik legde dat naast me neer want de FNV haalde toch altijd de
meeste stemmen.
Op de dag
van de verkiezingen belde Piet me even na elf uur ’s avonds op:
‘Proficiat Jan, je hebt verreweg de meeste stemmen gehaald en de Unie levert
voor het eerst de grootste fractie in de OR’.
‘Zie je wel’, zei mijn vrouw. Die nacht kon ik niet slapen en dacht na over
mijn nieuwe positie.
Een week later zaten we in de bossen bij Herkenbosch voor het eerst bijeen met
de nieuwe OR. Iedereen keek naar mij en ik werd de nieuwe voorzitter. De
komende dagen discussieerden we hoe we ons gingen opstellen naar de bestuurder,
lees die houthakker en die personeelschef. Donderdagavond kwamen ze allebei
kennis maken met de nieuwe OR. En zo zat ik aan tafel recht tegenover de twee
opponenten die mij wilden breken en het werken onmogelijk hadden gemaakt. Ik
zag de personeelschef met open mond onderuit zakken en die houthakker kreeg een
cynische trek om zijn mond toen ze hoorden dat ik de nieuwe voorzitter was. En
ik voelde me gesterkt door de mensen die op me gestemd hadden en de OR die
achter me stond.
We
ontvouwden ons plan. De continuïteit van het bedrijf stond op één. Maar we
verwachtten wel van de bestuurder een visie op langere termijn naast een
standpunt wat betreft de normen en waarden van ons bedrijf. Ieder zichzelf
respecterend bedrijf moest zijn kernwaarden uitstralen, het zijn immers de
drijfveren die laten zien waar het bedrijf voor staat. Dat was even schrikken,
maar binnen een maand hadden we een convenant gesloten met de bestuurder en
konden we aan de slag.
Daarin stond
ook klip-en-klaar dat niemand meer op staande voet eruit geschopt kon worden.
Mensen die boventallig werden, kregen dit tijdig te horen en kregen een
passende vertrekregeling aangeboden. Voorwaarde was dat ze met opgeheven hoofd
en met respect afscheid zouden kunnen nemen. En dat is ons gelukt.
De plantmanager draaide bij en er groeide een ontspannen sfeer in het bedrijf.
Wij tweeën zijn nooit vrienden geworden, maar we cultiveerden een zakelijke
vertrouwensrelatie. Bij een van onze afspraken vroeg hij:
‘Hoe gaat het nu met jou?’. Waarop ik antwoordde:
‘Honderd procent gemotiveerd om mensen hun arbeidsvreugde weer terug te
geven die jij ze afgepakt hebt’.
Enkele jaren
later werd ik vervroegd gepensioneerd en de plantmanager vertrok naar een
Duitse kabelfabriek. Een half jaar later ging ’s avonds de telefoon:
‘Dag Jan, heb je geen zin om me de komende winter te komen helpen? Er zijn
een paar afdelingschefs die ik niet op het spoor krijg’. Ik had er meteen ontzettend
veel zin in maar moest toch even prikken:
‘Tuurlijk, dat doe ik! Maar waarom flikker je ze niet gewoon op straat?’.
Na een diepe zucht was het even stil aan de andere kant:
‘Fijn als je dat zou willen doen, bespreek de voorwaarden maar met
personeelszaken hier. En wat mij betreft kun je meteen beginnen’.
En dat was
het begin van drie lange winters prettige samenwerking met wat eens een botte houthakker
was die me bijna de kop gekost had. We zijn nooit vrienden geworden maar vonden
elkaar in een gezamenlijke doelstelling.
Keihard
werken aan de continuïteit en stroomlijning van een bedrijf met het grootste
respect naar zijn medewerkers.