zondag 26 april 2015

De Kaolentip

Op de Facebook-groep ‘Bliërick van vruueger en noow’ komen veel dierbare jeugdherinneringen voorbij. Vage grijze bladzijdes uit het verleden worden opengeslagen en opnieuw ingekleurd, maar toch niet allemaal. Tussen al die foto’s mistte ik toch wel een plaatje van de Kaolentip. Die lag ergens aan de Maasoever tussen Blerick en Grubbenvorst, zie het plaatje onderaan.

 

Vanaf 1953 nam mijn vader me wel eens mee voorop de fiets om daar te gaan vissen. Ik mocht op de stang zitten met twee voetjes aan één kant. ‘Waal goôd met de hand in ut midden vashalde, en stilzitte, anders kan pap neet goôd stuure’, kreeg ik te horen. Zo vertrokken we uit de Leeuwerikstraat, de ‘visgaerde’ vastgebonden met oude schoenveters onder langs de stang waar ik op zat, en de volle fietstassen hangend aan d’n ‘draeger’. ‘Ik gaon met pap visse’, riep ik tegen iedereen die we passeerden. De Leeuwerikstraat helemaal door, schuin linksaf over de Fort Sint Michielstraat richting de overweg naar de Sint Annaweg. Voorbij aan de Verbindingsstraat met daarachter het grondig vernielde speeltuintje waar jongens tegen een bal schopten op een ongelijk trapveldje. We fietsten tussen de twee overwegen voorbij die imposante werkplaats van het ‘Spaor’, gescheiden van de weg door de ‘Terbaek’. Je zag meteen waaraan die vieze beek zijn sinistere naam te danken had, een bruinzwarte rand scheidde het roestbruine water van het medelijden wekkende geelgroene talud. We staken de overweg over van de spoorlijn naar Nijmegen. Mijn vader riep ‘hoi Handrie’ tegen de man die verveeld bij het wachthuisje zat. Even later linksaf de Horsterweg op langs het ‘greun dörp’. In die noodwoningen woonden de mensen die het niet zo breed hadden, ‘maar dao kinne die minse auk niks aan doôn’ zei m’n vader. Vanaf hier werd het spannend, want even later sloeg pap rechtsaf, bergje af, een zandweg op tussen de ‘Wienkelder’, een klein bosgebied, en het land van boerderij Groët Raay door.

 

Bij elke kuil voelde ik erg pijnlijk dat mijn kont best nog wat meer zitvlees kon gebruiken. Eindelijk stopten we voor het prikkeldraad, met daarachter die rare bult evenwijdig aan de Maas in het landschap. Daar lag de kaolentip. Diepbruine immense balken stonden op gepaste afstand naast elkaar spookachtig ietwat achterover leunend langs Maas. Verroeste metalen banden omklemden elke balk. De daaraan verbonden bijna doorgeroeste profielen deden verwoede pogingen om de balken houvast te bieden in een grillig talud. Hoog struikgewas en kleine zandstrandjes markeerden de Maasoever. Het geheel maakte op mij een macabere indruk, en nooit had ik me afgevraagd wat daarvan de oorspronkelijke functie was. Ook niet aan mijn vader om uitleg gevraagd, het was gewoon de kaolentip. Een recent ontdekt krantenartikel uit de Nieuwe Tilburgsche Courant van 9 augustus 1924 geeft eindelijk antwoord. Lees het maar eens door.


Mijn vader zette de fiets tegen het prikkeldraad, en tilde mij er voorzichtig overheen. Ik mocht een fietstas dragen en mijn vader volgde met de rest. Resoluut liep mijn vader naar onze visstek en installeerde zich. Maar al snel bleek, dat vissen, dat was niet echt zo mijn ding. Mijn vader was een verwoede visser, en penningmeester van visclub ‘De Goede Hoop’. Ik was dat soppen in de Maas gauw zat en kroop dan omhoog in de wei waar de koeien ons stonden aan te gapen als een kist wortelen. Die machtige koeienkoppen zijn even leuk maar worden al gauw oerstomme herkauwers. Mijn vrijgezelle oom Sra, we noemden hem steevast Aatje, zat een eindje van mijn vader af te vissen. In de wei lagen opvallend veel van die kleine steentjes, overgebleven van de kaolentip. Ideale munitie om op gepaste afstand Aatje te bekogelen. De eerste steentjes een paar meter achter hem, verschrikt keek hij schuin omhoog. Geen reactie. Dan maar ietsjes dichterbij mikken. Aatje draaide zich om en zei ‘doôt neet zoewe vervaelend, laot det’. Nou ja, dat was toch geen overtuigend argument om ermee te stoppen toch? Heel zorgvuldig gingen de volgende steentjes naar de rand van het water. ‘Godverdômmes rot jôngk, scheij daor met oët’. Aatje haalde op en deed een nieuw wormpje aan de haak. Voorzichtig zette hij in en speels huppelde de dobber een beetje na. Heej, dát was een mooi mikpunt. En welgemikt gingen de volgende steentjes richting de langzaam met de Maas meedeinende dobber. Aatje stond op en explodeerde: ‘godnondedjuuse rotklier, nog eine kiër en ik dreij dich de nek um!’, en richting mijn vader riep hij: ‘Piet, zeg ens taege det vervaelend jôngk dette oët scheijt of d’r gebeure ongelökke . . . ‘.

Mijn vader was niet zo van dat straffen, ik kan me niet herinneren dat ie me ooit een klap heeft verkocht. Zelfs geen schop onder m’n kont. ‘Kôm maar heej jông, dan gaon we zwumme in de Majjem!’, was zijn alternatief. Nou, dat was niet tegen dovemansoren, en in een mum van tijd stond ik beneden in mijn flodderig onderbroekje naast mijn vader. ‘Nou, nou, maar röstig aan, we hebbe tiëd zat . . ‘. Met enige schaamte maar vol bewondering keek ik toe hoe mijn vader, in iets meer gematigd tempo als ik, zich ontdeed van zijn kleren. Zijn witte onderbroek hing wat slordig onder zijn immense buik. Ineens begreep ik de grap die hij laatst maakte: ‘ik heb gen dieke erm, maar waal dun bein’, zei hij wel eens. Ik schaterde van het lachen mijn vader zo te zien, die asperges-witte spillebenen, die spierwitte dunne bovenarmen boven die prachtig gebruinde en behaarde onderarmen. En dan die knappe bruine kale kop op dat geweldig goed doorvoede lijf. Even later daalden we samen hand-in-hand voorzichtig af naar een zandstrandje, het frisse water van de Maas in. Geweldig, zo wil ik altijd wel mee vissen! Ik heb nooit meer zo lekker gezwommen als toen aan de kaolentip in de Maas. Maar volgens mij is het Maaswater nu toch wel schoner als 60 jaar geleden, want ik zie het zo weer voor me. Mijn vader steeg op uit het water en in elke witte huidporie zag je een zwart puntje vuil zitten, heel grappig. Maar echt indrukwekkend was het om je vader in een nadruipende witte onderfleur naar boven te zien kruipen. Het witte geval hing te zwaar van het Maaswater half afgezakt aan zijn bescheiden heupen, een behoorlijke bilnaad zichtbaar makend. Deze voor jullie misschien troosteloze aanblik gaf mij een onvergetelijk en gelukzalig gevoel van verbondenheid, want dit was mijn vader!!

We gaan naar huis, mijn vader gaat eerst nog even een praatje maken met zijn oudere broer Sra, alias Aatje. Hij biedt hem waarschijnlijk als troost voor de ondergane ergernis een sigaret aan en samen staan ze wat te kletsen. Ik besluit op gepaste afstand te blijven en probeer wat platte stenen over het Maaswater te laten ketsen. Soms stuiteren de stenen wel tien keer ver, steeds een kleiner kringetje in het water achterlatend. Achter me staat zo’n stomme koe toe te kijken. ‘Kôm we gaon, kinne we nog wat braomele plökke veur mam’, hoor ik mijn vader zeggen.

Een dag vol mooie herinneringen aan die Kaolentip, voor altijd gegrift in mijn geheugen. Nu, 60 jaar later, blijkt die Kaolentip eigenlijk een geweldig fiasco te zijn geweest, zoals we kunnen nalezen in de Limburger koerier van 9 maart 1925.
Inmiddels is alles echt compleet verdwenen, zorgvuldig opgeruimd en herinnert niets meer aan het ‘totaal mislukte groote werk’. Ik ben er nog wel eens helemaal in m’n eentje terug geweest om mijn herinneringen weer op te frissen. Helaas, ik moest er even zwaar teleurgesteld bij gaan zitten, zelfs de steentjes waren er niet meer. Ik heb mijn ogen gesloten, achterover gaan liggen in het gras en slechts geluisterd naar de zacht en onregelmatig kabbelende Maas.


Wat de Maas toen voor mij dicteerde heb ik hierboven voor jullie opgeschreven. De Kaolentip, zeker geen fiasco . . .












zaterdag 25 april 2015

Vertrouwenspersoon

Je kent ze wel, de meeste bedrijven en verenigingen hebben er wel een. Zij vormen meestal de sluitregel in het organigram. Ze hebben geen eigen budget, meestal doet iemand dat er gewoon bij. Vertrouwenspersonen maken geen jaarverslag, nee, want ze mogen helemaal niets naar buiten brengen. Maar hoe word je dan eigenlijk vertrouwenspersoon? Moeilijk om daar eensluidend op te antwoorden, maar meestal word je daarvoor gevraagd. Want zo was dat tenslotte ook in mijn geval.

Op een goeie dag werd ik gebeld door hoofd sociale zaken ‘of ik even tijd had?’. Ik was bedrijfskundige bij een fabriek met zo’n 1000 medewerkers en dacht ‘die wil een of ander onderzoekje gedaan hebben!’. Maar dat bleek niet zo te zijn. De verpleegkundige op onze medische post had een andere baan gevonden, en zou niet worden opgevuld. ‘Moet ik nu ook nog verpleegkundige gaan spelen?’ schoot er door mijn hoofd. Nee hoor, maar zij was ook nog vertrouwenspersoon. En nu had men aan mij gedacht om haar opvolger te worden. Nou ja zeg, daar moest ik toch wel even over nadenken. Wat heb ik nou weer aan mijn fiets hangen? Ik zou me met ongewenst gedrag en integriteit moeten gaan bezighouden. Medewerkers met klachten en meldingen over ongewenst gedrag zouden zich bij mij moeten kunnen melden. ‘Maar hoe komt hoofd sociale zaken in godsnaam bij mij terecht?’. Op de achtergrond hoorde ik hem nog murmelen over agressie en geweld, seksuele intimidatie, ongewenste intimiteiten, pesten en discriminatie. ‘Stelt niet veel voor, we hebben ook nog een klachtencommissie, maar wij vinden jou de meest geschikte kandidaat’. Ik voelde mijn blik nog afdwalen naar het raam, van waarachter in de verte de altijd rustgevende Blerickse hei er ineens heel erg onheilspellend uitzag. ‘Daar moet ik even over nadenken, ik laat het morgen wel weten’.

Met een loodzware last op mijn schouders liep ik terug naar mijn plek. Hoe komt ie toch bij mij terecht? Wat moet ik daarmee? Ik had in mijn jeugd een heel beschermde opvoeding gehad. Mijn seksuele opvoeding van mijn vader ging evenwel niet verder dan ‘dat je me altijd netjes met meisjes omgaat, en niets doet wat ze niet willen!?’. En mijn moeder had een ontzettend inlevingsvermogen. Als er iets ergs gebeurd was in onze omgeving dan trok zij zich dat ontzettend aan, er werd dagen over gelamenteerd. Ze sprak daar heel open over met ons en eindigde dan meestal met ‘dat je dat nooit laat gebeuren en altijd opkomt voor de zwakkeren’. Nou ja, uit groot respect voor mijn ouders probeerde ik daar dan ook heel serieus naar te handelen. Maar niets menselijks was mij vreemd. Er loopt genoeg vrouwelijk schoon rond waarbij je handenwrijvend denkt ‘door zou ik best wel gewenst en desnoods ongewenst wel iets leuks mee kunnen’. En ja, wat is er nog makkelijker om met die sterkeren over te houden. Zo was het vroeger op straat met een partijtje voetballen toch ook. Bij het kiezen van partijen koos je allereerst voor de sterksten. En laat die zwakkeren het toch lekker zelf uitzoeken. Maar dan steeds op die kritieke momenten hoorde ik in mijn hoofd die corrigerende stemmen van mijn vader en moeder. Dat leerde me geleidelijk aan wat zelfbeheersing was, dat bracht me schoorvoetend bij hoe verrekte lastig moedig optreden kan zijn. En dat was potverdorie niet gemakkelijk om voor de kwetsbaren op te komen, en beschamende uitglijers bleven mij dan ook niet bespaard. Maar dat had me uiteindelijk wel gevormd tot wie ik was. En mijn vader was echt een voorbeeld voor een schier onbereikbare integriteit. ‘Tuurlijk, dat is ‘t, ik ga vanavond praten met mijn vader, die weet wel raad’.

‘Hallo pap, ze hebben me gevraagd voor vertrouwenspersoon op m’n werk, wat moet ik daarmee?’. Mijn vader schoof naar het puntje van zijn gemakkelijke stoel en nam een lange trek van zijn sigaar, hij dacht na. Mijn moeder kwam binnen met koffie en zette zoals altijd ongevraagd een bakje pinda’s voor me. ‘Tsja, wat moet ik daar van zeggen?’, zei mijn vader en blies de sigarenrook resoluut recht voor zich uit. Vervolgens stak hij zijn verhaal af. Hij was werkmeester bij de Nedinsco en stuurde zo’n 40 frezers en fijnbankwerkers aan. Hij was een vakman, dus operationeel aansturen lukte nog wel, dat kon je immers goed voorbereiden. Maar daarnaast openbaarden zich binnen die kleine samenleving zwakke, slechte en soms minder aardige kanten tussen mensen die met elkaar prettig zouden moeten samenwerken. Aan de hand van een aantal voorbeelden vertelde hij hoe hij daar mee om was gegaan. Altijd de ogen en oren open houden, nooit dingen op zijn beloop laten en meteen het open gesprek aangaan. ‘Samen onderlinge problemen oplossen heeft een positieve uitwerking voor het bedrijf én de mensen’, filosofeerde hij. Toen ik na enkele koppen koffie, een lekkere cognac en dat bakje pinda’s weer naar huis ging wist ik het wel. Niet dat mijn vader iets had losgelaten van ‘ik zou het niet doen’, of ‘dat zou ik altijd doen’. Nee, tegenwoordig wordt er veel gepraat over normen en waarden. Hij had me heel simpel uitgelegd en laten voelen aan de hand van voorbeelden hoe dat in de praktijk werkt. Mijn moeder liet me de deur uit en zei ‘als je de mensen maar nooit in de steek laat, maar dat doe jij niet’.

Die nacht heb ik niet kunnen slapen, ik dacht na over het verhaal van mijn vader, ik voelde die immense druk geleidelijk overgaan in een gelegitimeerde toestemming om mensen met ingewikkelde gedragsproblemen te kunnen helpen. ‘Het is verdomde lastig en word je zeker niet altijd in dank afgenomen’, had mijn vader gewaarschuwd. Tegen de morgen viel ik in slaap, ik was eruit, ik was toe aan een nieuwe uitdaging. Toen ik ’s morgens het kantoor opliep, ging de telefoon. Het was het hoofd sociale zaken. ‘Ja, ik doe het’. ‘Prima, ik zal je inschrijven voor een cursus en je baas informeren. Ik zal het inbrengen in de Ondernemingsraad en bekend maken op de borden met foto en kort verhaaltje’. ‘Uhh, ik zou het op prijs stellen als je het eenvoudig houdt, graag zonder foto, gewoon voor- en achternaam, en wel met zakelijk én privé-telefoonnummer’. ‘Okay, als jij dat wil . . . enne, mocht je ooit in de problemen komen? Ik sta altijd achter je!’.

Dat was de eerste, en tevens allerlaatste keer dat ik dat van hem gehoord heb. Een hoofd sociale zaken heeft duidelijk een andere agenda dan een vertrouwenspersoon.

In die cursus vertrouwenspersoon bij dat gerenommeerde opleidingsinstituut werden kosten noch moeite gespaard. Je werd ingeleid binnen het wettelijk kader en in de ongrijpbare psyche van de mens. Een leerzame maar ook noodzakelijke kapstok. Echte acteurs speelden praktijksituaties na en die werden intermenselijk geanalyseerd. Ter afsluiting van de cursus moest iedereen nog eens uitleggen wat zijn motieven waren, wat er geleerd was in de cursus en wat je verdere plan van aanpak was. Ik vertelde weloverwogen en met enige overtuiging het verhaal van mijn vader en moeder, mijn eenvoudige maar doelgerichte opvoeding en de moeilijke ongrijpbare uitdaging die ik voor me zag.

In die eerste maand schrok ik van elk telefoontje. Maar verder dan opmerkingen ‘wat heb ik gehoord, ben jij de nieuwe vertrouwenspersoon’ of ‘er wordt nu scherp op je gelet lange’ kwam het niet. ‘Je moet de problemen ook niet gaan zoeken’, had mijn vader gezegd, ‘maar ze liggen altijd op de loer’. En zo was het ook.

  • Ik sta in de rij in de kantine voor mijn dagelijkse twee kroketjes, tikt een man me op de schouder ‘meneer Titulaer, hebt u ’n keer tijd voor me’. Zijn ogen als sprekende getuigen van een innerlijke worsteling. ‘Tuurlijk, even de kroketjes afrekenen, dan loop ik met je mee’. En vijf minuten later ben je betrokken in een groot menselijk drama. ‘Als je me voortaan Jan noemt, beloof ik je dat je een metgezel hebt gevonden. We gaan samen een oplossing zoeken, maar je zult het uiteindelijk zelf moeten doen’.
  • Het is ’s morgens vijf uur, de telefoon gaat thuis. Een jongedame belt vanuit het buitenland! Ze is gisteravond door een collega aangerand. Haar jurk is kapot, schrammen op de schouder, hele nacht liggen huilen. Midden in de nacht een vrouwelijk collegaatje gebeld, die haar mijn telefoonnummer had gegeven. Het begin van een schier onmogelijk begeleidingsproces.
  • Een man loopt huilend bij me binnen. Hij is zojuist door een leidinggevende van achter bij zijn overall gegrepen. Hij was zijn veiligheidsbril vergeten op te zetten, en de leidinggevende had hem verrot gescholden en gedreigd met ontslag. De goeie man was totaal van slag. De deksel ging van een beerput, het begin van een lange strijd.

Slechts drie voorbeelden van een veel te lange reeks met relaties, die een vertrouwenspersoon aangaat met altijd die onderliggende partijen. Je kunt de mensen slechts een objectieve spiegel voorhouden, je hulp toezeggen, betrokkenen zullen altijd zelf aan de slag moeten gaan, maar ze staan er niet meer alleen voor, dat vertrouwen geef je ze. Maar wees op je hoede, zo gauw als afhankelijkheid, positie en/of belang in het bedrijf, meerdere ten opzichte van minderen een rol gaan spelen, dan word het echt linke soep. Status, gezichtsverlies of nog erger formeren de intimiderende beren in het bos. Een vertrouwenspersoon kiest geen partij, en schippert tussen een arm om de schouder en confrontatie met harde feiten. En dat bleek nog zwaarder als mijn vader me had toevertrouwd. Je wordt ongewild vaak zelf speelbal in machtsspelletjes. Maar ik mocht van mijn moeder de mensen nooit in de steek laten, altijd blijven opkomen voor de zwakkeren.

De telefoon gaat, het is iemand van sociale zaken.
  • ‘Hallo Jan, ik heb gehoord van mijn baas dat jij als vertrouwenspersoon betrokken bent bij (ene) Wullem. Je kunt dat vanaf nu loslaten, sociale zaken neemt dat verder over’.
  • ‘Ohhh, fijn dat jullie ook de ernst eindelijk inzien. Maar ik ben in deze even geen werknemer maar wel zijn vertrouwenspersoon. Ik laat Wullem pas los als hij dat zelf aangeeft. En als jullie een gesprek hebben met Wullem zit ik er altijd bij als Wullem dat wenst’.
  • ‘Uhh, Jan weet wel wat je doet, nu kan het ook voor jou een probleem worden’.
  • ‘Nee hoor, het wordt voor mij een probleem als mensen niet meer op me kunnen vertrouwen’.

Deze gedachten en herinneringen komen bij me binnen als ik weer eens iets onder ogen krijg van een of andere vertrouwenspersoon. Ik lig erover te piekeren, je zou er een boek over kunnen schrijven. En dit is maar een piepkleine inkijk, ik heb er nooit over gepraat. Je wordt er niet extra voor betaald, je krijgt er geen extra tijd voor en je voelt je soms het in-de-steek-gelaten geweten van het bedrijf. En als je consequent handelt volgens de afgesproken normen en waarden kom je gegarandeerd vroeger of later zelf in het nauw. Maar ga dat nooit uit de weg! Verloochen nooit jezelf, en in mijn geval al helemaal niet die opvoeding van je vader en moeder.

Er komen nieuwe verkiezingen voor de Ondernemingsraad. De Unie weet me over te halen om lid te worden en ze willen me graag als lijstduwer. Ik kom thuis en zeg tegen Marijke: ‘Piet heeft me overgehaald als lijstduwer voor de komende OR-verkiezing’. Ik registreer dat met enig vrouwelijke geweld een mes en vork op tafel worden neergelegd en ik voel dat twee ogen me aankijken: ‘Ben jij nu echt zo dom . . . ? Weet jij wel wat dat betekent, jij haalt de meeste stemmen en jij wordt de nieuwe voorzitter . . . !’. ‘Nou, zo’n vaart zal het niet lopen, ik sta onderaan de lijst, de FNV heeft altijd de grootste vertegenwoordiging en die levert sinds mensenheugenis de voorzitter’.

Het is de avond van de verkiezingen, de nachtploeg heeft het laatst gestemd en om elf uur zijn de stemmen geteld. Alle potentiële kandidaten zijn op het bedrijf, maar ik niet. Daar gaat de telefoon, het is Piet. ‘Jan, we hebben gewonnen, we zijn de grootste afvaardiging en jij hebt de meeste stemmen gekregen’. ‘Zie je nu wel’, zegt Marijke ‘wat heb ik je voorspeld, meneer de voorzitter’. Die nacht heb ik, zoals wel vaker gebeurt, niet geslapen. Hoe moet dat verder, een drukke baan, vertrouwenspersoon, nu ook nog in de OR. Misschien kom ik er nog onderuit, want nu kom ik niet alleen tegenover sociale zaken te staan, maar ook tegenover de directeur. Mijn vader was er niet meer, die kon ik niet meer vragen. Maar waar maak ik me druk over. Als bedrijfskundige ben ik toch altijd bezig met efficiency en effectiviteit van de organisatie, dat verandert toch niet? Het gaat om de continuïteit van het bedrijf, maar dat mag nooit ten koste gaan van waardigheid en integriteit van mensen. Zoals mijn vader zei ‘samen onderlinge problemen oplossen heeft een positieve uitwerking voor het bedrijf én de mensen’. Of zoals mijn moeder toen aan de deur zei ‘als je de mensen maar nooit in de steek laat, maar dat doe jij niet’. Tegen de morgen viel ik in slaap, ik was eruit, ik was toe aan een nieuwe uitdaging.

Waarom schrijf ik dit eigenlijk op? Nee, deze keer heb ik het niet gedroomd, zelfs niet gefantaseerd. Natuurlijk wel enkele feiten gemaskeerd, maar dat moet! Zit ik misschien in mijn blog op te scheppen met de dingen die ik gedaan heb? Nee, natuurlijk niet, want ik had ze altijd beter kunnen en misschien wel moeten doen. Nee, zeker weten van niet, want die hebben mijn leven echt niet makkelijker gemaakt. En velen heb ik wel eens (in mijn ogen terecht) tegen de gevoelige schenen geschopt. Nee ik schrijf dit op omdat ik nu pas, 10 jaar na mijn pensioen, realiseer dat het mijn leven zinvoller heeft gemaakt. Ik schrijf dit op als dank aan mijn opvoeding, als dank naar mijn vader en moeder. Ik gun iedereen zo’n vader en moeder. Niet schermen met moeilijke termen als agressie en geweld, seksuele intimidatie, ongewenste intimiteiten, pesten en discriminatie. Zij hebben de woorden normen en waarden nooit hoeven uitspreken, maar wel steeds haarfijn laten voelen hoe dat in de praktijk werkt.
‘Dat je me altijd netjes met meisjes omgaat, en niets doet wat ze niet willen!?’.
‘Dat je altijd opkomt voor de zwakkeren’.
‘Ja pap, ja mam!’.

Nu besef ik het pas. Een vertrouwenspersoon moet de juiste opvoeding hebben gehad en daarnaast de moed hebben om slachtoffers te ondersteunen bij het onrecht dat hen is aangedaan. Een vertrouwenspersoon moet een goede opvoeding hebben gehad en die durven uit te stralen naar (potentiële) daders. Een vertrouwenspersoon moet een rechte rug houden waar leidinggevenden knikkende knieën vertonen. Daarom koos die klojo van sociale zaken mij uit, daarom werd ik voorzitter van de OR.

Ik kijk omhoog, boven mijn PC hangt het portret van mijn moeder. Zij kijkt me glimlachend aan. Als ik schuin rechts achter me kijk zie ik het door mezelf geschilderde portret van mijn vader. Ook hij probeert een glimlach niet te onderdrukken. Zij zien samen toe op wat ik hier uitspook! Als we onze kinderen nu eens beter gingen (op)voeden met simpele praktijkvoorbeelden? Dan hadden we die hele ingewikkelde niet altijd eerlijke wetgevende en rechterlijke macht niet nodig. Maar goed dat vertrouwenspersonen geen eigen budget hebben. Maar goed dat vertrouwenspersonen geen bonus krijgen. Het werk van een vertrouwenspersoon houdt nooit op.

woensdag 22 april 2015

Zorgkosten, ook uw apotheek steelt een graantje mee


Mijn Marijke en ik zitten geregeld ’s avonds voor de televisie met stijgende verbazing te luisteren als weer een volgend facet wordt uiteengerafeld over onze onrustbarende torenhoge zorgkosten. ‘Snap jij dat nou’ vragen we met grote regelmaat aan elkaar. ‘Hoe meer ze veranderen, hoe meer ze erover lullen, hoe duurder het wordt’, is intussen onze standaard conclusie. Maar ja, zolang het niet te dichtbij komt?
Stetoscopio e cuore rosso
Ooit is het allemaal uit terechte zorg begonnen. De geschiedenis van het Nederlandse zorgstelsel gaat terug tot 1874 (zie Wikipedia). Timmerlieden uit die tijd in Amsterdam waren aangesloten bij het door dokters gerunde 'Algemeen Ziekenfonds Amsterdam', en verzochten in 1874 om de contributiegelden die ze aan het AZA betaalden in de bouw van goedkopere arbeiderswoningen te steken. De hooghartige doctoren uit die tijd waren niet gediend van dit verzoek en gaven als antwoord 'dat de werklieden zich wat meer op hun werk, en wat minder op dagdieverij moesten toeleggen'. Dit gaf de doorslag tot de oprichting van het Algemeen Onderling Ziekenfonds Door en Voor Werklieden. De Amsterdamse timmerlieden zetten zo de aanzet tot de oprichting van talloze fondsen in Nederland, waarmee de arbeidersbeweging het lot van de 'verworpenen der aarde' wil verbeteren. Deze onderlinge verzekeringen van arbeiders en vakbonden vormen een gezichtsbepalend deel van het ziekenfondswezen. Hier ontstond de ziekenfondsverzekering voor minder bedeelden. Er is niet veel veranderd, degenen die zorg dragen voor onze zorg maken er een arrogant en duur zootje van.
Gistermorgen waren we bij de huisarts! Een teruggekeerd vervelend ongemakje. Geen probleem, de huisarts weet wel raad en doet zelf de vereiste technische ingreep. Ze schrijft als nabehandeling dat bekende zalfje voor. ’s Middags ga ik met de fiets naar de ‘Service-Apotheek’ voor het ophalen van ons zalfje.

  • Ik vraag verwachtingsvol naar ons receptje en de dame loopt zwijgend weg en zoekt tussen de gereedstaande zakjes. Even later komt ze terug,
  • ‘Wanneer bent u bij de huisarts geweest?’.
  • ‘Vanmorgen mevrouw’. Ze begint stilzwijgend een onduidelijke samenwerking tussen een toetsenbordje en een voor mij onzichtbaar schermpje. Ze zucht en loopt weer weg.
  • ‘Zal ik er even bij gaan zitten’ bedenk ik me nog. Maar na enige tijd komt ze terug met een zakje.
  • ‘U moet dit wel zelf betalen’, zegt de dame.
  • Nou ja, vorige keer kreeg ik het zo mee! Maar ja, waarom zou het ons beter gaan als de rest van Nederland? Vraag me wel steeds meer af waarom we eigenlijk verzekerd zijn?’
De dame heeft dat waarschijnlijk vaker gehoord, zwijgt en ziet dat ik mijn bankpasje tevoorschijn haal. ‘Ooh, hier kunt u afrekenen’, en schuift een kassa verderop gretig het betaalapparaatje in mijn richting. ’17,50 euro’, zegt ze, en reikt me het zakje en betaalbewijsje aan. ‘Neem aan dat de huisarts heeft verteld wat de bedoeling is?’, mompelt ze. ‘Ja hoor, we hebben het vaker gehad enne . . ‘, maar de dame laat me niet uitpraten en loopt alweer weg naar de ruimte waar de productie van de farmaceutische industrie ligt te wachten op haar winstgevende eindbestemming.
Thuisgekomen leg ik het zakje keurig op tafel, met het heerlijke gevoel dat ik vandaag weer iets zinnigs en nuttigs heb gedaan. ‘Heb jij een begeleidingsgesprek nieuw medicijn gehad?’, vraagt Marijke. ‘Nee, hoezo, moest dat dan?’. ‘Nee, maar dat staat op de rekening. En je hebt daar 6.36 euro voor betaald!’. Ik gris de rekening uit haar handen en bekijk de rekening. ‘Nou potverdomme nog aan toe, wat een stelletje oplichters’.
Ik loop meteen naar de telefoon om te bellen naar die ‘Service-Apotheek’. ‘Nou Jan, laten we eerst even eten, dan kun je wat rustiger worden’, zegt Marijke verstandig. Maar ik frommel mijn boterham in te grote brokken naar binnen, neem een slok om de materie voldoende week te maken om het zo snel mogelijk door te slikken. Hoe durven ze het? Ze heeft echt niks nieuws verteld. Ik vond haar voor een vrouw opvallend zwijgzaam. De huisarts had immers al gerefereerd aan eerder gebruik. Waarom vertellen ze bij die ‘Service-Apotheek’ niet gewoon fatsoenlijk waarvoor je eigenlijk moet betalen? Ik vond die dame al weinig voorkomend, ja zelfs, een beetje stiekem die rekening in het zakje wegmoffelen. Potverdomme, dit is dus de volgende instantie die mee gaat profiteren van de Nederlandse zorgindustrie. Het gaat ze nondedjuu niet meer om het beter maken van patiënten, maar om het beter maken van zichzelf. Zorg voor patiënten heeft definitief plaats moeten maken aan winstgevendheid van de hele zorgketen.
Helemaal opgefokt bel ik naar de ‘Service-Apotheek’. Marijke weet intussen wel dat ik in zo’n toestand heel rustig en correct kan overkomen en kijkt me glimlachend aan:
  • Een man meldt zich en ik doe rustig mijn verhaal.
  • ‘Ja, we vertellen de mensen altijd netjes waarvoor het medicijn is en waarvoor . . . . blablablablablabla’.
  • ‘Ja, maar de dame heeft gewoon niks verteld. De huisarts heeft even gezocht in haar systeem welke zalf we de vorige keer hadden. Dat is alles . . . . ’.
  • De man vervolgt: ‘Ja, er staat wel begeleidingsgesprek, maar dat houdt ook in eventueel contact met de huisarts, controle met andere medicijnen die u gebruikt . . . . blablablablablabla’.
  • ‘Nou en, daar is hier toch geen sprake van . . . ?’.
  • De man geeft op en vraagt mij om ons banknummer en belooft komende vrijdag de 6.36 euro over te maken. Ik slik de vraag maar in waarom ik meteen moest betalen en hij pas vrijdag terugbetaalt. Ik bedank hem niet maar besluit met de opmerking dat ik deze handelswijze als zeer onbetamelijk heb ervaren.
beeld: ThinkstockMarijke kijkt me aan en haalt haar schouders op ten teken dat het voor haar afgedaan is. Bij mij moet de adrenaline nog even uitwerken. Ik kruip achter mijn computer en zoek nog even wat we voor de zalf betaald zouden hebben op internet. En wat dacht je? Dezelfde zalf keurig thuis afgeleverd? Jawel hoor, 8.33 euro! Nog minder dan de helft en geen gezeik!
Mijn advies aan jullie is dus, als ze bij de apotheek zeggen dat je het zelf moet betalen. Even nadenken en vriendelijk reageren: ‘Dank u voor de informatie, maar dan zoek ik zelf even verder!’. Want echt, ik ben eens wat verder gaan zoeken. Alternatieven genoeg om je eigen zorgkosten te verlagen.
Je hoeft daarvoor niet eens op de fiets, en niemand die je onbetamelijk en arrogant behandelt.

maandag 20 april 2015

Leonie en Jacques, één passie voor kogel en discus

Zaterdag 18 april 2015 vierde Jacques Janssen zijn 50-jarige actieve atletiekloopbaan met een Jubileumwedstrijd bij zijn club Scopias in Venlo. Er was veel belangstelling voor de ‘zwarte panter’, de complete oude veteranenploeg van AV Tegelen was er. Gijs Knoppert was er, de legendarische ploegleider van de Nationale Mastersploeg, geweldige vent! Lei Holthuijsen, zijn trouwe metgezel ook natuurlijk. Zijn oude sportmakkers waren er, zijn mede-liefhebbers van de kogel en de discus waren er! Enkele tientallen ook niet meer actieven kwamen hem de hand schudden. Scopias had er een waar feest van gemaakt voor Jacques, geweldig gedaan! Na de wedstrijd was er een huldiging, Jacques kreeg de waarderingsspeld van de Atletiekunie. Karina Ramakers vatte op waardige wijze de 50-jarige carrière van Jacques samen binnen AV Tegelen, dat inmiddels gefuseerd is met Festina Venlo in Scopias Atletiek.

aa (3)En toen nam zij het woord: Leonie Berden. Nog gewoon in wedstrijdtenue, startnummer 1274 nog op de rug, de ongekamde haren werden nog snel met de hand naar achteren geharkt. Haar ogen zochten Jacques, ze hadden elkaar weer gevonden. Ze begon haar speech en geleidelijk werden we door haar woorden meegezogen in een indrukwekkende relatie tussen een trainer en een pupil. Het werd stil in de kantine, je kon een speld horen vallen. Op zeer integere toon en met ontroerende volzinnen bracht Leonie dát gevoel overduidelijk bij ons over. Hoe twee mensen één worden in hun passie. Zo hier en daar werd voorzichtig een zakdoek tevoorschijn gehaald, een traantje werd stiekem weggepinkt, wat een potverdommes mooi verhaal. Je kunt dat alleen zo vertellen als je het meent tot op het bot. Ik moest dit verhaal van Leonie hebben, want ik moet dat met jullie delen! Het gaat immers over mijn atletiek, hoe echte atleten hun sport samen beleven. Atletiek is geen individuele sport potdomme, het wordt een manier van samenleven met liefhebbers die dezelfde passie delen. Het is weliswaar in het Limburgs, stoor je daar niet aan, maar neem alsjeblieft de moeite en de tijd om het in je op te nemen. Bedankt Leonie, proficiat Jacques! Ik voel me na zaterdag een stuk gelukkiger nu ik deelgenoot ben van jullie gezamenlijke passie.

Leonie vertelt: We zien heej same beejein veur Jacques dae noow al 50 jaor wedstrijdatleet is. Jacques. Unne mins met ein passie. Atletiek. Werpen. Kogelstoëte en discuswerpen, 50 jaor. Wat eine tiëd en wat eine miëlpaol. Woa zal ik beginne? Wies dich begos bis, waas ik nog lang neet gebaore. Al heb ik euver de begintiëd natuurlijk waal vuul euver gehuurd.

Ik maak eine sprong in de tiëd. Zo’n 30 jaor geleeje, ik geluif in 1983, vong ik de waeg naor Tegele. Vanoët Baolder op de fiets met ut vaer euver de Maas naor AVT. Destieds nog ein graasbaan, met un diskuskoei, eine sintelaanlaup veur verspringe en hoëgspringe en eine kogelrink; pal aan de waeg gelaege. Ik begos beej de A-pupillen, onder leiding van Ton Vorbach en later Marita Sloesen. Ik deej van alles get. En ik waar tamelik good in mien categorie. En toen ik as D-maedje Zuid Nederlands kampioen verspringen en twieijde met de sprint woor, waas daor inens Jacques Janssen. De man dae ik allein maar van verhaole kos (det is dae gooje) en dae dan auk altiëd met ein foto op de veurkant van de ‘Flitsen’, ut clubblaad, stong.

Maar good, we woore veurgesteld aan elkaar en Jacques vroog of ik ein paar kier beej um woei komme traine. Nou, det was hiël get. En ik veulde mich hiël get. Same met de coverboy van ut clubblaad traine. Want Jacques waar echt good. As atleet. Beslist. En als trainer. Zeker! Det zoe blieke. We begoste met get trainingen. En ut woor mich al snel duudelijk. Ik heij te make met unne mins. Met ein passie. Atletiek. Bezaete van die sport.

aa (2)En wie bezaete dae waas? Ik vong pas geleeje ein trainingsschema van 1989. Jacques waas half de 40 en ik waas 15. Ut schema waas opgesteld door Jacques. Augustus: Dagelijks trainen. Programma ingevuld met ver, kogel, hoëg, duurlaup, lange sprint, horde, speer. Of ein wedstried in Hechtel, Sittard, Vught. Wie gekke ginge we d’r aan.

En euver gans de maond augustus stong beej 4 daag ein kruutske. Steeds op de daag veur de wedstried. Met als toevoeging: eventueel eine rustdaag. En dan veural: ‘eventueel’. Want ut programma veur dae ‘eventuele’ rustdaag waas wel alvas ingevuld. Want ja, ge kent Jacques. Unne mins. Met ein passie. Atletiek. En den september. Truuk naor schoel. Truuk naor regelmaat. En auk wir iddere daag traine. Maar nao de vakantie (det waare den die veer eventuele rustdaag van augustus gewaes) woorde de tuiwkes get aangetrokke. Genne rustdaag mier daags veur de wedstried. Oké, behalve daags veur het NK-miërkamp. Dus coulant kos Jacques den toch auk wel zien. Soms.

Noow kiek ik, als volwassene, truuk nao die schemas en dink ik aan al die oore same traine op de atletiekbaan. As ik dich eine euro zoew gaeve veur al die oore det weej same heije doorgebrach op die baan. Den waas det ein diek maondsalaris. Misjien zelfs twieje, of dreej. En dan heb ik het toch wel te doon met Mariëtte en Desiree. Want die hebbe dich toch dök motte misse. Maar ja, unne mins, eine vader. Met ein passie. Atletiek.

Beej toeval stapten weej van de miërkamp aaf. En richtte os mier op de werpnummers: kogel en discus. Neet zonger succes. En onger dien bezielende leiding ging ik met spronge veuroet. Veural ut discuswerpen. Det heij ik eigenlik nog noeijt gedaon. Ik bleek dao toch wel get aanleg veur te hebben. We trainden en we trainden. En veuroet, we trainden nog unne kier. In Tegele, mei in Venlo maar dich gings auk altiëd mei nao de centrale trainingen: in Sittard, in Vught en later op Papendal, met Douwe Smit, de bondscoach. Dich waas d’r altiëd. En dich gings altiëd mei. En ik weit neet of ik det toen oeijt zoe rechtstreeks nao dich heb oetgespraoke. Maar ik heb det altied enorm gewaardeerd. Dich waas altiëd de stabiele factor. Ein rustpunt, ein aanspraekpunt, ein rots in de branding, wao ik altiëd op truuk kos vallen.

Och, d’r zien zoevuul herinneringen aan dae tiëd. De trainer en zien pupil. En dae trainer dae waakte euver zien pupil. Auk boete de training um. Ik ken mich nog ein vekansie van mich herinnere. Ik geluif det det 1990 waas. Ik ging met vriendinne ein waek op vekansie nao Ziëland in Valkenisse. Ik heij dich d’r euver verteld euver wao we naor toe ginge, naor welke plaats en welke camping. Wat schetst mien verbazing… Ozzen ierste daag op ut strand. Wae kom ik dao taege? In zien zwumboks. En zien broen bein. . . . Geej kent ut vast al raoje.

Die oore same op de baan. In waer en wind. In raegen en in zonneschien. Was dich trouwens ut leefste heijs. Maar auk met snieje en iës in de ring. En inmiddels ware d’r twieje minse. Met ein gedeilde passie. Atletiek. De kogel en de discus. Altiëd same, dich en ik, as ein saort van twieje-einheid. Weej waren als rauk en veur. Maar den in de gooje zin van het woord. Want: wao rauk waas, waas auk veur. En det veurke woort opgestaok. Nao auflaup van de training deeje we altiëd ein wedstriedje waorin we streden um de zoevuulste draagbare kleurenradio. Nou, Tummers is d’r groët mei gewaore. Maar ut veurke waor verder opgestaok door de gooje resultaten. Neet op die wedstriedjes um de kleurenradio, of op eine ‘botterhammewedstried’ (zoeas Jacques det altied zei) maar als het um de échte knikkers ging.

In 1990, mien ierste medaille op ein NK. Zilver op het kogelstoten beej het NK indoor beej de B’s. Ut bleek de opmaat veur mier medailles, alhoewel die veural met discus kwamen. Via ein derde plek boëte in 1990 met discus, ein twiejde plek in 1991, bleef de lien zich doorzetten. Want zowel in 1992 as in 1993 woor ik met discus nederlands kampioen beej de A-maedjes. Det jaor verbrook ik auk het Zuid –Nederlands record det nog steeds steit: 47,10. Zal ik ut veurke nog unne kier opstaoke? Wat waas dien record met discus aukweer? [47,00 meter!!]
Nao het NK in 1993 ging ik studere en zat ik de atletiek op ein liëg pitje. En kreeg ik angere interesses. Ik waas d’r um verschillende raejene klaor mei. Maar nae, mer noeijt vanwaege dich. Ik waar eine puber. En des te miër dichs aan mich troks, des te wiejer ik van dich en de atletiek aaf ging staon. Det zal veur dich neet mekkelik zien gewaes. Want eigenlijk leet ik dich zitte. Dich heijs d’r zoevuul tiëd in gestaoke. In 1998, wie ik noa Ziëland verhoesde, bin ik definitief gestop met atletiek. Os contact is wel gebleve. Neet dök, maar zoewe aaf en toe. En altiëd weer die hamvraog: Hebse nog get getraind? Maar het antwoord bleef nae. Dich bleefs doorgaon met atletiek. Want ja, dae man. Met die passie. Atletiek. Kogelstoëte en discuswerpen.

En toen 2007. Ik kreeg ein hersenbloeding. Dreej waeke in Gent in ut ziekenhoes en best ein aantal operaties. Mien laeve schoot aan mich veurbeej . En ut glipte mich bijna door mien vingers. En den geise naodinke. Euver ut laeve. En ik doch aan de minse die d’r in mien laeve écht toe gedaon hebben. En wets ze wat? Ik doch aan dae eine mins. Dae met die eine passie. Atletiek. Werpen. Kogelstoëte en discuswerpen. En ik belde dich op vanoet mien ziekenhoes bed. En ik heb dich toen verteld euver mien waardering veur dich. As mins en als trainer en was dich altiëd veur mich heijs gedaon. Ut waar ein biezonger gesprek. Os contact woort structureler. Wies dich in 2009 meidees met de World Master Games in Zierikzee volgde ik dien verrichtingen vanaaf mien vakantieadres. Dich haolsde brons met discus en weej belden. Veur mich waas dét het moment um te besloete om weer met atletiek te beginnen. En vanoët Spanje regelde ik mien lidmaatschap in Hulst beej de atletiek. Want ja, d’r woor weer get aangewakkerd. Ein passie. Die deep van binnen tóch nog urges zoot. Die passie. Veur Atletiek. Werpen. Kogelstoëte en discuswerpe.
Ik begos weer met atletiek. Kennelijk is det werpen net als fietsen. Det verlierse noeijt.

 
aa (4)En ozze band herstelde zich wir wie vreuger en auk truuk naar de oude vorm: trainer / pupil. Dich goofs weer aanwiezingen en tips. Als ik in Boalder waas, trainden we eine inkele kier of ginge we same naor wedstriede. Mien prestaties bleeve, auk noa 10-12 jaor niks gedaon te hebben, best good. Het Nederlands Kampioenschap masters volgde. Met dich as trotse coach op de tribune. Goud. Gevolg door deelname aan ut EK masters in Hongarije. Mien letste training veur het EK hebben we same aafgewerkt, In Venlo op de nieje baan. De letste aanwiezinge en tips, de letste puntjes op de i. En ut werkte. Wie ut altiéd gewerkt heij. Ik won goud met kogel en zilver met discus. En beej thoeskomst, met eine tussenstop in Baolder, kwaams dich mich samen met Mariëtte feliciteren. Ein biezonger en auk waal emotioneel moment.

Vurrig jaor woord ik trainster van ein stel junioren in Hulst. Wat hebbe we vuul gebeld. Euver techniek, ik kreeg tips, euver trainingsopbouw, euver aanpak, euver oefeningen, euver gedeuns . . . euver neum maar op. Maar auk heej zuuse de verhaojing. Ut is nog steeds trainer versus pupil. Dich bliefs altiëd de trainer. De über-trainer. Dae los van de kennis dies dich altied op mich hebs euver gebracht, mich noow traint in het training gaeve.

Noow ik zelf training gaef, veul ik ut zelf auk op dét gebied. Die passie. Veur atletiek. Werpen. Kogelstoëte en discuswerpe. Om de jeugd det beej te bringe. Ik zeen wievuul tiëd ut trainerschap kost. Want het is neet allein de training gaeve. Het is auk dingen oetzeuke, trainingen opstelle en de randzake regele. En de aandacht veur de indivuele atleet en de specifieke aandacht dae det van persoën tot persoën vreug. Ik heb, ondanks vuul vreeije tiëd, neet de luaa (1)xe um dagelijks met de jeugd te kinne traine. Ik train ze 1x soms 2x per waek. Ik vind det al vuul. Maar auk Esther mot d’r neet aan dinke det ik iddere daag weg bin um training te gaeve. En soms mot ik lache. Den huur ik michzelf praote taege de jeugd. Den doon we nog éin rundje um de draagbare kleurenradio. Of den vertel ik, in het Nederlands, euver het verschil in de veurbereiding op ein belangriek kampioenschap in vergelieking met zoewemaar ein ‘boterhammenwedstrijd’. En die kinger die kiëke mich den aan met eine blik van: ‘een boterhammenwedstrijd… Wat is dát in godsnaam?’. Waormei ik maar wil zegge, dat ik neet allein de techniek euverbring maar auk ‘os ongerlinge dingetjes’ meigaef.

 
Ik durf wel te zegge dat al hetgeen ik geliërd heb, van dich heb. As atleet zeker maar noow auk as trainer. Ik realiseer mich, zeker now de baanatletiek in ut algemein en de technische nummers in ut biezonder de ongergeschaove kiendjes van de atletiek zien gewaore, wie belangriek ut is um kennis en ervaring euver te bringe op de jeugd. En mien kennis, die kump van dích. En die ervaring kump dóór dich. Maar los van al, wil ik auk ein stuk belaeving en passie doorgaeve. Zoe as dich auk die passie op mich hebs euver gebrach. En doamei is de cirkel rond, kógelrond.

Ik heb naogedacht euver ein passend cadeau. Veur dich. Ik zoch get wat ôs en ozze band symboliseert. Ik heb d’r daorum auk twieje gekoch. Ein veur dich en eine veur mich. Dae van mich stuit den auk thoës op de kas.

Ik heb ein beeld gevonge. Van twiee minse. Verbonge. Veur altiëd. Door die éine passie. Atletiek. De kogel en de discus.

Jacques, bedankt veur alles.