donderdag 18 oktober 2018

Henkie Dynamite stopt ermee

Op 27 oktober gooit Henk van Bakel (1953) voor de laatste keer in Zutphen het werpgewicht vanuit de wedstrijdring van zich af. Dat is het dan, de definitieve afsluiting van meer dan 50 jaar kleurrijke wedstrijdatletiek. Want Henk van Bakel bracht kleur op de atletiekvelden. Soms was hij er even niet, dan hadden andere dingen prioriteit. Maar dan stond hij er weer, bovenin de uitslagenlijsten. Geen trainingsbeest, maar barstens veel talent gekoppeld aan die ijzeren wedstrijdmentaliteit.

Dat bleek al toen hij zich als klein menke met krullenbol meldde bij Festina op sportpark Saorbrook. Dat was begin 60er jaren, en al snel viel de souplesse, snelheid en bovenal zijn sprongkracht op. Niet voor niets zal hij voor altijd de eerste Noord-Limburger blijven die over twee meter sprong, over vier meter met de polsstok wipte, over de zeven meter ver sprong en de dertien-meter barrière doorbrak met hink-stap-springen. De krant schreef in chocoladeletters ‘Henk van Bakel, dynamiet in de benen’. En initieerde hiermee ongewild zijn bijnaam Henkie Dynamite.


Henk van Bakel was één van de grote puntenverzamelaars op de springonderdelen en de estafette in de sterkste Festina-ploeg ooit. Begin van de 80er jaren richtte hij samen met zijn grootste sportmaten de recreatieve atletiekvereniging Orion op. Dit was het beste wat hem kon overkomen, lekker fanatiek atletiek bedrijven, waar zeker altijd genoeg plaats was voor de gezelligheid. In Homberg (D) wilden die van Orion graag in één serie lopen op de 100 meter. Grapjes maken bij de start. Het leidde tot een legendarische foto met Orion-ners die lachend zij-aan-zij over de streep komen. Hier lag ook zijn eerste overstap naar de werpnummers. Orion excelleerde in Homberg ongetraind in Schleuderbal-werpen tot grote verbazing van die ervaren Duitsers. Enkele Orion-atleten, waaronder Henk van Bakel, werden uitgenodigd voor master-interlands. Zoals die wedstrijd in Hilden (D), er werd prima gepresteerd op hun eigen onderdelen. Daarna doken ze in de kantine, en werd maar meteen een hele krat Altbier besteld. Toen ploegleider Gijs Knoppert met zijn lijstje estafettekandidaten kwam, liep hij hoofdschuddend weg van de Orion-tafel. In die periode gebeurde het ook dat een (nu nog) internationaal jurylid door Henk van Bakel terecht werd gewezen op de regels bij het overlopen van de estafette. Dat was gevoelig voor het betreffende jurylid maar rechtvaardig voor de atletiek, en dat geeft meteen ook die andere kant van Henk’s activiteiten aan. Als organisator, speaker en wedstrijdleider was hij zeer actief tot de laatste jaren bij Swift Atletiek. Met een belangrijk verdwenen uitgangspunt: ‘Bij twijfel altijd in het voordeel van de atleet’.
Henk kreeg last van zijn rug en wilde stoppen met atletiek. Maar een sportmaat haalde hem over om te gaan kogelslingeren.  En verdomd, de rugpijn verdween en Henk vond een nieuwe liefde: de werpvijfkamp. Henk grossierde hierbij in nationale titels en zette zich in voor de werpnummers. Samen met zijn sportmaten opende hij de website Lampis, een internationaal platform voor werpers. Graag wilde hij ook die werpnummers (kogelslingeren , kogelstoten, discuswerpen, speerwerpen, gewichtwerpen) stimuleren in Noord-Limburg, hetgeen (nog) niet gelukt is.
Een paar maanden geleden meldde hij zich weer bij Scopias, helaas voor korte tijd. Zijn vele atletiekmaten zullen hem zeker gaan missen. Een sympathieke man, altijd een beetje ondeugend, een gedreven atleet die de handen uit zijn mouwen stak. Geen lange vergaderingen, nee, gewoon afspraken maken op het atletiekveld en aan de slag. Henkie Dynamite stopt ermee, maar we zullen hem zeker ergens anders gedreven ‘aan de slag’ kunnen zien.

dinsdag 10 juli 2018

Slopende estafette


Ik las in de Limburger een hele lange kop: Krijgen VOS en Venlosche Boys aan de Merelweg gezelschap van Scopias en Mustangs? De atletiekvereniging en de honk- en softbalclub onderzoeken het voorstel van de gemeente Venlo. En meteen dacht ik: ‘het zal toch niet’.

Ik neem jullie eerst even mee zo’n dikke 60 jaar terug in de tijd. Naar Blerick op sportpark Saorbrook. Frits Vaessen legde ‘n paar keer per week met tomatentouw een rondbaantje van 400 meter en de training kon beginnen. Levensgevaarlijk over die ongelijke grasmat en als het geregend had zakte je tot aan de enkels in het voormalige moeras. Frits Vaessen en Frans Weyers bouwden aan een grote jeugdgroep, Festina was succesvol op alle atletiekonderdelen in district Zuid-Nederland. Overste Frans van de Ven lobbyde onophoudelijk voor een heuse sintelbaan bij de Gemeente Venlo. Die zou heel ideaal langs de Drie-Decembersingel in Blerick komen te liggen. In het verlengde van het zwembad, een wereldlocatie! Maar de Raad besliste anders, het nieuwe prestige-object moest in Venlo komen te liggen. Zo ver mogelijk van het oude Festina-veld, bovenop de Herungerberg, pal tegen de Duitse grens. Er werd met die-van-Blièrick helaas geen rekening gehouden. Op zondag 4 september 1966 was het zover, burgemeester de Gou opende de atletiekaccommodatie. Ik won er mijn eerste wedstrijd en Henk van Bakel verbeterde het eerste clubrecord op de nieuwe baan baove op d’n berg. Het bleek een ramp voor de Blerickse atletiekvereniging. Hele straten in de Hazenkamp waren immers lid van Festina en helaas was die nieuwe sintelbaan voor bijna iedereen één brug te ver.

Mede door het organiseren van school-atletiekwedstrijden en trimmen op de zaterdagmorgen werd er gebouwd aan het nieuwe Festina in Venlo. Geleidelijk aan groeit en bloeit de atletiek weer op, Festina doet het goed in de landelijke competitie. Helaas neemt een té enthousiast jong bestuur begin jaren 80 een dramatisch besluit: men kiest ervoor een prestatiegerichte club te zijn. Dat leidt in 1983 tot een scheuring met de recreatieve atleten. Naast de rood-witte kleuren van Festina verschijnt een nieuwe club op d’n berg. De keurig in blauw geklede recreatieve atletiekvereniging Orion. Dit had natuurlijk nooit mogen gebeuren en Festina verandert haar naam dan ook heel snel (helaas te laat) naar atletiek- en trimvereniging.

Nog geen 10 jaar later moet het bloeiende AV-Tegelen van haar sportpark op de Snelle Sprong afstand nemen, in verband met de aanleg van de A73. De Gemeente Venlo dringt aan op een fusie tussen AV Tegelen en Festina, en dat valt niet mee. Met terugwerkende kracht complimenten aan de onderhandelaars. De ligging van d’n Herungerberg is voor de Tegelse atleten (heel begrijpelijk) veel te ver. De nieuwe fusie-vereniging krijgt een nieuwe prachtige accommodatie op sportpark Vrijenbroek, pal achter het Venloos kerkhof. Helaas leidt dit in Tegelen wel tot een volgende scheuring, de Trim- en Loopvereniging Tegelen is een feit.

Zowel Scopias als Orion blijken een aanzuigende werking te hebben op vooral lange-afstands-lopers. De Venloop wordt een landelijk fenomeen. Die mooie sprint-, spring- en werponderdelen verdwijnen als sneeuw voor de zon. Er worden geen echte baanwedstrijden meer georganiseerd. Door de groei moet Orion het veld ruimen op Vrijenbroek. Een nieuwe ‘eigen’ atletiekbaan op sportpark Maassenhof in Boekend wordt 2 september 2014 in gebruik genomen. Atletiek keert hiermee na ’n halve eeuw weer terug in Blerick, al zijn het alleen maar de looponderdelen van de lange adem. De nieuwe vierhonderdmeterbaan is aangelegd rondom het veld van rugbyclub The Wallaby’s. De aanleg van de baan kostte zo'n 90.000 euro en is gefinancierd door sponsors, vrijwillige bijdrages, een lening en subsidie van de gemeente. De baan is geen eigendom van Orion maar van Stichting Sportkern Maassenhof. 

En dan lees ik nu in de krant dat Scopias zeer waarschijnlijk op zijn beurt het veld moet ruimen voor het fusie-geweld van de hockeyers. Misschien is dit voor de atletieksport in Groot Venlo het perfecte moment om na te denken over hun toekomst. Misschien moeten (in alfabetische volgorde) Orion, Scopias en TLV eens met de gemeente om de tafel gaan zitten en een beleidsplan opstellen. Over de toekomst van de moeder aller sporten in onze regio. Een fusie is niet nodig, onze atletiek is immers een individuele sport. Maar wel vergaande samenwerking met bijvoorbeeld steunpunten voor lange-afstands-lopers in Venlo, Tegelen en Blerick móet toch kunnen. En dan één gezamenlijk trainingscentrum voor alle overige onderdelen in de atletiek. Voor mij hoeft ’t niet, maar dat zou goed zijn voor dé atletiek. Ik wil stug blijven doorgaan met technische werptraining aan wie het maar wil. Want in mijn nadagen als actief atleet bereid ik mezelf (al meer dan 20 jaar) in de illegaliteit voor op wedstrijden / kampioenschappen op een braakliggend terrein bij Scheuten Glas.

Kom op Gemeente, TLV, Orion en Scopias. Stop die slopende estafette en gun de moeder aller sporten een consistente ontwikkeling op een vaste centrale plek in Groot Venlo . . .

donderdag 5 juli 2018

Ouder - Atleet


Het meest lastige van kinderen opvoeden is misschien wel het loslaten. Er komt een moment dat kinderen aangeven dat ze op eigen benen willen staan. Dat betekent zeker niet dat ze dan klaar zijn om zelfstandig de wijde wereld in te trekken. Nee, maar dat is wel het moment dat de opvoeding een volgende beslissende fase ingaat. Iets verbieden moet vanaf nu overtuigend gemotiveerd worden. Een goed advies moet voortaan economisch en sociaal onderbouwd worden. De knop moet om, je mag ze niet meer voor de gek houden, er moet open en eerlijk worden gecommuniceerd. Het wederzijds vertrouwen staat op het spel, want het beslissende eindpunt in deze overgangsfase is het volledige vertrouwen in elkaar. En daar moet keihard aan gewerkt worden: overleggen – loslaten – controleren – bijsturen.

Dit jaar doe ik méér dan zes decennia actief aan atletiek. Vanaf 1957 stroop ik de wedstrijden af binnen een redelijke reisafstand. Mijn ouders gingen nooit mee, ik moest meestal iets regelen met bevriende atleten. En als dat niet lukte, dan ging ik gewoon helemaal in m’n eentje. 
Zoals die wedstrijd een halve eeuw geleden bij Achilles-Top, in dat prachtige stadion op Kaalheide. Ik zoek m’n eigen weg, en als ik ’t even niet meer weet dan vraag ik dat gewoon. ‘t Discuswerpen begint, een knappe meid doet ook mee in onze groep. In ’t veld staat ook een wat oudere man met zo’n lange lichtbruine regenjas. Hij geeft haar de discus aan. Als ze gaat gooien neemt hij haar trainingsjasje aan, zij werpt sierlijk die discus weg, hij haalt de discus op en wijst de jury een plekje iets-verder-als-waar-de-discus-neerkwam aan. Zij doet bevallig haar jasje weer aan, en luistert naar de aanwijzingen van de man. Het is een bloedmooie meid, en dat trekt me onweerstaanbaar aan. ‘Hallo’, zeg ik, ‘is dat jouw trainer?’. Ze glimlacht heel innemend en zegt zacht: ‘Nee, dat is miene pap’. Ik denk, nou, dat is gezellig. Mijn vader zou nooit meegaan, en zeker niet de discus voor me ophalen. En ik weet absoluut zeker dat hij me nog geen centimeter extra zou geven. Nee, dat nooit! Maar toch hou ik heel veel van miene pap. Ik zoek wat meer contact met mijn nieuwe prónkeppelke. Maar steeds als ik haar iets vraag, kijkt ze met een schuin oog naar haar vader. Als ik na de wedstrijd brutaal naast haar ga zitten in het gras, doemt de rijzige gestalte in lichtbruine regenjas dreigend voor me op. Het is nooit wat geworden, die klote regenjas zat er steeds tussen. Met groeiend medelijden zag ik ook andere veroveringen van andere jonge mannen keurig door pa gepareerd worden. Heel lang zag ik de twee altijd samen, niemand kwam ertussen, zelfs met de vrouwelijke atleten had ze bijna geen contact. Ik begon het steeds zieliger te vinden, en het respect voor m’n eigen vader groeide met de wedstrijd.

Alweer ’n hele tijd geleden, een avondwedstrijd toen nog bij PSV-Atletiek Eindhoven. Ik heb ingeschreven voor kogel en zit helemaal rechts op een lage bank m’n werpschoenen aan te doen, mijn kleine rugtasje voorzichtig verborgen onder de lage bank. Daar komen vader en zoon het veld oplopen. ‘Duidelijk uit de klei getrokken’, schiet me te binnen. Ze lopen allebei nogal breedsporig, allebei een ruige bos krullen op een enorme kop. Als twee vette druppels door sperma gekluisterd. Pa sleurt een enorme tas, waarin een zwaar hangende bult de ‘eigen-kogel’ verraadt. Zoonlief slentert slungelachtig daarlangs. Pa flikkert die enorme tas op de bank en ploft nog meer wijdbeens op de bank. Zo, daar kan verder niemand meer bij. Ze zeggen allebei niet eens ‘hallo’ of iets wat daar maar op lijkt. Nee, pa draait zich naar mij om en zegt: ‘Hij gaat de limiet voor het NK stoten’. Ik kan nog net inslikken: ‘Ik ben hier voor mijn sport, mijn passie en zomaar voor de lol’. De wedstrijd begint en pa posteert zich heel hinderlijk tussen het vrouwelijk jurylid dat schrijft, en het jurylid dat meet. Zoonlief stoot, wat een branie. Met ‘godnondedjuu’ ondertekent hij een blijkbaar mindere poging. Pa controleert irritant of er wel goed gemeten wordt. Het vrouwelijk jurylid zegt heel correct: ‘Je moet wel voor de volgende poging je startnummer op je rug doen’. Hij woelt met hoorbare tegenzin door de enorme tas en grist een verfrommeld startnummer tevoorschijn. ‘Pap, kun je me dat opspelden?’. ‘Godverdomme, wat unne kwats. Ook nog een startnummer dragen met zo’n klote-wedstrijdje’, vervolgt pa en speldt met twee speldjes dat nummer zo scheef als mogelijk op de rug van zoonlief. Alle deelnemers volgen geërgerd de opvoedkundige uitwisselingen tussen vader en zoon. De vijfde poging, zoonlief stoot en stapt links royaal uit de ring, en huppelt meteen terug in de ring. ‘Ongeldig’, zegt het vrouwelijk jurylid een beetje benepen. ‘Wat godverdomme ongeldig, hij staat toch in de ring’. Ik ben het gezeik zat. ‘Nee, duidelijk ongeldig, je stond er zelf met je neus bovenop’, laat ik me ontvallen. Vier bijna identieke ogen schieten vuur in mijn richting, maar durven misschien mede dankzij m’n 1.92 meter niets te zeggen. Pa pakt de kogel van zoonlief en laat die overdreven hard in die enorme tas vallen. Op dezelfde manier als ze het veld opkwamen, druipen ze nu samen naar elkaar vloekend wijdbeens af. Zonder iets te zeggen, zonder zich af te melden voor de laatste poging. Het startnummer fladdert nog aan één speldje achter hen aan.

Afgelopen week in Venray, een wedstrijdje van het Limbra baancircuit. Ik doe niet mee, maar zit op m’n stoeltje tussen de discus- en de kogelring. Geïnteresseerd volg ik de verrichtingen van een paar maten en een paar pupillen. Nee, ik bemoei me nergens mee, ik observeer alleen. Achter de kogelring staat een meisje in blauw tenue tegen haar moeder aan geklemd te wachten wat er staat te gebeuren. Rechts zit een klein groepje van haar eigen cluppie in het gras. Ze is aan de beurt, ze haast zich in de ring, stoot nog meer gehaast de kogel weg en sprint terug naar haar moeder. Die legt haar handen op de schouders van dochterlief en samen horen ze de gemeten afstand. Zo gaat dat zes keer, heel voorspelbaar. Snel weg bij ma, snel stoten en weer snel terug in de beschermde omknelling van haar moeder. Nou ja, een paar keer zag ik haar met een vleugje jalousie naar rechts kijken, waar een groepje atleten in het gras speelde. De zes pogingen zijn achter de rug, het meisje grijpt nog snel de hand van de moeder, die al ijlings het sportpark afloopt.

Onderweg in de auto van Venray naar Baarlo bedenk ik dit verhaal. Twee dagen later denk ik: ‘Ik moet dit opschrijven en delen’. En geloof me, het is slechts een héél bescheiden selectie uit méér dan honderd van die voorbeelden. En waarom ik het opschrijf weet ik niet, want zelf heb ik ook een en ander verprutst in de opvoeding van m’n kinderen. Maar toch ben ik blij dat m’n ouders me steeds m’n eigen weg hebben laten bewandelen binnen de atletiek. En verdomd, als ik er zo over nadenk. Misschien is dat wel de belangrijkste reden, waarom ik na die méér dan zes decennia nog steeds zielsveel van ‘mijn’ sport hou.

zaterdag 23 juni 2018

Reactiesnelheid van een Daf(ne)

Een valse start van Dafne Schippers op de halve finale van de 100 meter op het NK in Utrecht. Potverdomme. Meteen ’n heel gedoe, want zij voelde toch echt dat ze in het schot viel! Maar na lang mierenneuken bleek uit de computer-print haar reactiesnelheid 0,087 sec te zijn geweest. En dat mag niet, zo snel mag je niet reageren! Want mensen met een reactiesnelheid onder de 0,1 sec spelen vals. Dat gold laatst ook (bijna) voor Hamilton bij de Formule 1. Op het circuit in Monza bleek dat Lewis Hamilton al reageerde op het vijfde startlicht na 0,05 sec. 
Maar klopt dat wel? Ik heb altijd geleerd dat alles onder de nul vals is, en het een kunst (veel training) is om zo dicht mogelijk aan de goede kant te blijven. Wij maakten vroeger wat proefstartjes om te wennen aan de reactietijd van die starter. En verdomd, soms had je het gevoel dat je in het schot viel. Maar vaak hadden wij van die oudere starters, die je niet meer zo betrouwbaar wegschoten. Het was altijd een kriem om goed op tijd te starten. Ik verzuchtte 50 jaar geleden al: ‘Het wordt tijd dat ze dat gaan automatiseren’. Een exacte tijd tussen ‘klaar’ en ‘pang’. Want hoe vaak verwens ik ook nu nog die etters, die starten bij het schaatsen. Sommigen wachten net zo lang dat die arme schaatsers bijna omvallen of spontaan wegglijden op die smalle ijzertjes.

Dat zit ik me vanmorgen te bedenken als ik dit lees over Dafne Schippers. En weer besef ik  hoe mijn sportmaten en ik weer hebben kunnen genieten van ons eigen werpvijfkampje op dat braakliggend ongelijke grasveld in Heijen. Waar je goed moet kijken waar je discus terecht komt, anders moeten we gedrieën ’n kwartiertje zoeken. Geen betonnen ring met keurig opstaand randje, om precies te constateren wanneer je ‘ongeldig’ bent. Geen werpkooi om ‘verkeerdvliegers’ op te vangen. Nee, angstaanjagend dreigend struikgewas op 40 meter waar je kostbare werptuig zomaar in kan verdwijnen. Nee, simpelweg vanaf een plateautje van 10*10 aftandse trottoirtegels gewoon fanatiek knallen. En onze drie echtgenotes roepen af en toe ‘ongeldig’ als we van het plateautje afvliegen. En die zijn alle drie heel sportief en volkomen onpartijdig, dus dat wordt altijd geaccepteerd.

Hoe anders kan het zijn als die door de Atletiekunie getrainde juryleden weer eens moeten laten zien hoe je een ‘echte’ wedstrijd leidt. Ik wil wel een paar voorbeelden aanhalen, maar dan moeten jullie niet gaan lachen. Want daar kunnen die ‘officiëlen’ niet tegen. Laat ik beginnen met een onschuldig voorbeeld. Bij het laatste NK-masters boven de 70 jaar zitten 12 oudere mannen te wachten op hun beurt bij het kogelslingeren. ‘Ik moet plassen’, zegt mijn buurman. Meteen denk ik: ‘Ja, dat heb je, 12 man boven de 70, prostaatproblemen . . . ‘.  Op dat veldje in Heijen is dat geen enkel punt, 40 meter verderop voldoende ontvankelijk struikgewas. Maar niet op een NK! Je moet aan de chef-jury vragen of je even mag gaan plassen. ‘Heel even wachten!’, er wordt een welwillend daarvoor aangewezen jurylid opgeroepen om de inmiddels ‘knijpende’ man te begeleiden naar een verder weg staand mobiel toilet. De man komt opgelucht terug en gaat weer zitten. Even later hoor ik wat verderop ‘Ik moet plassen’. Ja, zo gaat dat, als er één zeikerd over de dam is, volgen er meer. Achter ons staat een scheidsrechter in officieel donkerblauwe blazer met officieel embleem. Voor de rest klemt ie alleen een geheim mapje onder z’n doelloze linker arm, en heeft ie totaal niets te doen. Ik ken die pappenheimers wel. Een hele tijd geleden bij de Philips-games was ik jury bij het discuswerpen. Schuin achter de kooi zat scheidsrechter Je-weet-wel wijdbeens op een krukje met het geheime mapje voor zijn erogene zone. Het was die dag warm en we hebben ‘m verschillende keren wakker moeten maken. Maar snel weer terug, deze scheidsrechter stond wel alert op te letten, dus ik dacht die kan ik wel iets vragen. Dus moeizaam richt ik me op en benader de goeie man met de vraag: ‘Mag ik u iets vragen? Waarom moet er iemand meelopen als die moet piesen?’. De man wendt enigszins geïrriteerd z’n hoofd af en mompelt: ‘Gedurende de wedstrijd mag je het terrein alleen onder begeleiding even verlaten, in verband met eventuele doping’. En meteen loopt hij met een grote boog om de werpkooi. Maar ik loop een stukje met ‘m over: ‘Wat ’n kwats, zo meteen worden we weer losgelaten en hebben we twee uur de tijd om alles wat God verboden heeft tot ons te nemen voordat het volgende onderdeel begint’. Maar de man neemt weer positie in aan de veilige andere kant van de kooi. Op de achtergrond huppelt een oudere dame achter een jurylid aan richting toilet.

Het is alweer enige tijd geleden, het WK-masters in Potsdam. Een strak georganiseerd wereldkampioenschap voor oudere ‘nog-steeds-fanatieke’ vrouwelijke en mannelijke atleten. Ik had me ingeschreven voor alle werpnummers en feitelijk zijn dat de zwaarste onderdelen in de atletiek. Het allerzwaarste is mijn meest geliefde gewichtwerpen, een machtig onderdeel. Ik had inmiddels de kwalificatie doorstaan bij de mannen 60+. Allemaal juryleden in keurig wit gekleed omzoomden onze arena, de werpkooi voor de finale gewichtwerpen. Het loopt allemaal perfect tot mijn derde poging. Met een machtige uithaal flikker ik die zware kogel net binnen de sector. ‘Ungültig’, roept zo’n witte verpleger uit het veld. ‘Ungültig’, herhaalt de chef-jury, die behalve een wit kostuum ook een wit hoedje draagt. Ik snel meteen naar het plaats-delict en zie duidelijk dat mijn kogel meer dan 10 centimeter van die vermaledijde witte kalklijn is gebleven. ‘Aber Ihr Griff war ausserhalb . . ‘, kraait die witjas en geeft met een vinnige vingerbeweging aan waar de handgreep was ingeslagen. Ik haal de chef-jury erbij, maar die die haalt de schouders op. En de ene Duitser valt nooit de andere Duitser af. Maar ik ben zo terneergeslagen dat ik vraag naar de ‘Schiedsrichter’, en die komt ergens in onze vijfde poging. Ik leg hem uit wat er is gebeurd, hij knikt alleen als ik mijn verhaal doe met zijn lippen stijf op mekaar. Maar als ik een extra poging vraag hoor ik heel on-Duits heel zacht: ‘leider . . ‘, en de man loopt weg.

Maar de afgelopen herfst brak me de klomp. De afsluiting van het seizoen, de Douwe Smit Trofee (DST). Het was koud en ik twijfelde nog om te gaan. Even nog de slingerkogel laten controleren. Dat doet de scheidsrechter van dienst zelf, en hij wijst daarbij wat overdreven egocentrisch op zijn groene band. Zo van: ‘Pas op, ik ben vandaag de baas hier’. Hij weegt drie keer mijn dit jaar al 300 keer gewogen kogel, en rekt met zijn gelukkig slappe armpjes de draad wat overdreven uit. Ik denk nog ‘oh jeej’, het zal toch niet gebeuren dat jouw club in de allerlaatste wedstrijd mijn vertrouwde kogel afkeurt. Maar een beetje teleurgesteld mompelt hij ‘goedgekeurd’, en ik kan gaan inwerpen. Het is altijd een oergezellige sfeer bij de slingerkooi. We helpen elkaar met aanwijzingen en ik zorg regelmatig dat de weerbarstige herfstbladeren uit de ring blijven. Ik ben aan de beurt, met een brede glimlach stap ik in de ring. Vandaag is de prestatie niet belangrijk, het gaat alleen maar om het plezier en om het erbij te mogen zijn tussen je sportmaten. Hèhè, het is een mooie worp, hij voelde goed en slaat in net voor de 40 meterlijn. Een beetje trots stap ik uit de ring en ga voldaan zitten in m’n stoeltje. Maar mijn maat komt naar me toe ‘je worp is afgekeurd’. Er knapt iets in me, ‘hoezo’, ik vlieg weer op uit mijn stoeltje. Ik vraag aan de jury ‘die worp was volgens mij geldig, er moet een bordje bij gezet worden’. Maar de jury zegt ‘ik ben overruled door de scheidsrechter, je hebt blijkbaar te vroeg de ring verlaten’. Ik hoefde de scheidsrechter niet te zoeken want hij kwam al geniepig lachend naar me toe: ‘Jaha, iedereen heeft het gezien, je was de ring uit voordat de kogel de grond raakte’. Iedereen om me heen haalde zijn of haar schouders op. Er knapte voor de tweede keer iets in me: ‘eindelijk heeft die ongelooflijke eikel me dan toch te pakken’. Het spookte door mijn hoofd, ik voelde moordneigingen bij me opkomen. Ik was bewust geflikt, want het is onmogelijk voor iemand van mijn leeftijd en voor iemand met twee totaal versleten knieën eerder de ring aan de achterkant te verlaten voordat die kogel inslaat. Zeker niet als je net hebt moeten afremmen en moeten nahuppen om niet vooruit de ring te vliegen!

Allerbeste Dafne, je bent natuurlijk van een onvergelijkbaar ander niveau als ik. Ik bewonder je ongeremd als mens en sportvrouw. Maar ik denk en voel met je mee, want we zijn allebei atleten. We genieten allebei van deze allermooiste sport. We ergeren ons allebei aan die regelneukers en alom aasgierige bemoeials. Maar bedenk en besef, regels zijn regels, en het spel moet eerlijk gespeeld worden. Maar we ergeren ons alleen over de uitvoering van die terechte regels. Het kan (en moet) anders. ‘Bij twijfel altijd in het voordeel van de atleet’, was een belangrijke stelregel voor mij als jurylid. En ik gun je straks als je 71 jaar bent minstens twee van die echte sportvriendinnen. Ik gun je ook dat je dan nog op een of ander bijveldje met je vriendinnen af en toe een zevenkampje kunt doen. Jullie drie mannen zitten dan aan de rand van het veldje en nippen aan de koffie. En geniet dan net als ik van onze atletiek als je partner dan vanuit z’n klapstoeltje roept: ‘Klasse Dafne, dat ziet er nog goed uit’.