De camper staat voor de deur, Marijke heeft hem alweer compleet ingericht en ik ben mijn verantwoordelijkheid voor de buitenkant nog niet helemaal nagekomen. Morgenvroeg moeten we nog even laten kijken naar de afsluitdop van de watertank, dat stomme ding doet niet meer wat zijn benaming wel van 'm verwacht: afsluiten. Maar daarna kunnen we op pad, de route tot Zuid-Frankrijk is uitgestippeld (Reisdorf, Langres, Blaceret, Avignon, Narbonne). We verheugen ons erop en hebben afgesproken dat daar waar het weer prima is blijven we een paar dagen staan, maar we blijven op zoek naar de lente, desnoods tot Zuid-Spanje!
Vanmorgen eerst nog een kleine ingreep gehad in het ziekenhuis van Venray. Ik had een zogenaamd basaalcelcarcinoom en dat moest verwijderd worden. Dat is een vorm van huidkanker en bij mij was dat zichtbaar geworden als een rood vulkaantje op mijn rechter kuit. Stelde niet zoveel voor, ik hoefde alleen de rechter broekspijp op te rollen en op m’n buik op de operatietafel te gaan liggen. Verder had ik me een half uurtje leidzaam overgegeven aan drie zorgzame vrouwen, Marijke mocht ondanks tegensputteren niet mee. De dermatologe en operatie-assistente waren in een geanimeerd gesprek met elkaar gewikkeld, de ene was pas verhuisd en de andere was een verbouwing aan het plannen. De derde vriendelijke dame moest blijkbaar de communicatie met de patiënt (mij dus) verzorgen en zat aan het hoofdeinde. “ Ik zal voor u uittekenen wat er precies gaat gebeuren en als u pijn voelt moet u dat aangeven!”. Ze begon te schetsen en verontrust vroeg ik “zo groot . . !”. “Ja hoor, we hanteren een royale marge om het plekje om zeker te zijn dat we alles weghalen!”. Nou ja, wat maakt het uit, het doet geen pijn, ik heb stevige poten en zij zullen wel weten hoe ze dat varkentje moeten wassen. Achter mijn rug bespraken de twee vrouwen terwijl ze met mij bezig waren hoe je een grondige verbouwing aanpakt. Vraagt een van de twee:”Wat bent u van beroep?”. “Ik ben al vier jaar met pensioen, en van verbouwen heb ik geen verstand!”. Intussen voel ik aan m’n kuit dat ze al met het sloopwerk zijn begonnen. Onder het aanbrengen van de hechtingen: “Op 8 maart moet u terugkomen voor de uitslag en het verwijderen van de hechtingen”. “Dat dacht ik niet, want morgen gaan we voor ’n maand weg met de camper. Die dingen laat ik er wel in Frankrijk uit halen en voor de uitslag wil ik wel bellen”. Blijkbaar overval ik de drie dames want het wordt even aangenaam stil in het kippenhok. “Maak jij voor meneer een telefonisch consult en ja hoor, u kunt de hechtingen door een arts laten verwijderen, waar u ook bent”. Dat was ze ook geraden, stap twee van mijn zorgvuldig doordacht aanvalsplan gaat gelukkig niet door, het is geregeld.
Maar ter lering ende vermaak toch nog wat informatie over basaalcelcarcinoom, en het heeft nu eens niks te maken met kogelslingeren. Het basaalcelcarcinoom is de meest voorkomende soort kanker bij de mens. Het ontstaat meestal op veelvuldig aan de zon blootgestelde delen van de huid. Basaalcelcarcinoom zaait (vrijwel) nooit uit en is derhalve zelden levensbedreigend.
Er zijn verschillende soorten basaalcelcarcinoom, variërend van een onschuldig eczeemplekje tot wat grotere exemplaren met een lelijk kratertje in het midden. Mensen met een licht huidtype lopen het grootste risico bij overmatig blootstellen aan zonlicht basaalcelcarcinomen te ontwikkelen.
Het is goed te behandelen met diverse methoden:
- Chirurgie, dit is de 'gouden standaard' behandeling. Groot voordeel is dat de verwijderde tumor kan worden onderzocht door de patholoog, zodat bekend is of de tumor geheel verwijderd is. Bij mij hebben ze een zgn. ovaalvormige excisie gedaan. Het basaalcelcarcinoom wordt verwijderd onder lokale verdoving. Om de huid na het verwijderen van de tumor weer goed te kunnen sluiten wordt de tumor met een ovaalvormig stukje huid verwijderd. Er wordt altijd enkele millimeters marge genomen om er zeker van te zijn dat de tumor geheel verwijderd wordt. De randen van de operatiewond worden vervolgens naar elkaar toe gebracht en gehecht.
- Andere methoden zijn bestraling, curretage (wegschrapen), bevriezing, fotodynamische therapie of behandelen met Imiquimod crème.
Die laatste behandeling had ik afgelopen zomer niet erg succesvol ondergaan. Gedurende 6 weken moest ik 5 keer per week die Imiquimod crème smeren. Helaas bleek daarna met een punctie dat er nog kankercelletjes op mijn been zaten. Dus moest er alsnog operatief ingegrepen worden. Het feit dat zich bij mij een basaalcelcarcinoom heeft ontwikkeld is toch wel een teken dat de huid al veel zonneschade heeft opgelopen. Ik heb never nooit gesmeerd met zonnebrandcrème, dat zullen we dus nu maar gaan veranderen. Vanaf nu een goede zonnebrandcrème, beschermende kleding (petje niet vergeten!) en vermijden van de felle zon op de heetste momenten van de dag (in de zomer tussen 11:00 en 16:00 uur).
Dat geldt trouwens ook voor jou, zo’n ingreep stelt niks voor maar voorkomen is beter dan . . . goed zo!
maandag 22 februari 2010
maandag 15 februari 2010
NK-Indoor Masters
Gisteren meegedaan met het NK-Indoor voor Masters. Voor mij de eerste keer dat ik ingeschreven heb voor dit evenement, want indoor is niet zo direct mijn ding. Mijn voorkeur gaat toch wel uit naar bezig zijn in de buitenlucht, en dan het liefst een volledige werpvijfkamp. Maar ik had wat verhalen gehoord over het nieuwe Omnicentrum in Apeldoorn, dus dat wilde ik met Marijke wel eens met eigen ogen aanschouwen. We waren op tijd vertrokken want het sneeuwde weer eens, de A73 was maar op één baan vrij van sneeuw. Gelukkig verbeterde het na Nijmegen en toch nog ruimschoots op tijd waren we bij het imposante Omnicentrum. Echt geweldig, een gigantisch grote hal met een unieke atletiekaccomodatie, dat maakt echt indruk.
Behalve het “gebouw” was het toch ook leuk om allemaal die vertrouwde gezichten terug te zien, zo’n eerste wedstrijd is altijd weer een feest van herkenning. Dus eerst bijkletsen bij een kop koffie en m’n startkaartje inleveren voor kogelstoten mannen 60+. De afgelopen weken nog ’n paar keer getraind op kogel met Wim Coenen. Wel niet onder ideale omstandigheden, continu bij temperaturen onder nul, én steeds vooraf sneeuw ruimen in de kogelring. Maar goed gewapend met dankbare correcties in mijn techniek stapte ik de wedstrijd in. Er kwam uiteindelijk 12.59 meter uit, mijn beste prestatie buiten in 2009 was 12.55 meter! Dat betekent dat Wim de goeie snaar geraakt heeft, bedankt! Frans de Laat won de wedstrijd met 13.31 meter, ik werd tweede en de derde lag daar ongeveer weer een meter achter. Het was een erg gezellige wedstrijd, met een perfecte jurering. Geen kritiek? Jawel hoor, die harde jengelmuziek mag voor mij een stuk minder en het was veel te warm in de hal. Oh ja, nog wat, er ligt beneden een schitterende instootaccommodatie die niet gebruikt mocht worden! Daar snap ik dus werkelijk geen reet van.
In totaal namen zo’n 45 werp(st)ers deel en we hebben wat filmpjes gemaakt van o.a. Leonie Berden (V35-11.41m), Helene Duijf-Merkx (V50-7.27m) en natuurlijk Peter Holthuijsen (2e plaats M40-13.09m). Zoek ze maar 'ns op YouTube.
Thuisgekomen wilde ik de uitslagen doorgeven aan Swift, maar . . . . blij verrast stond er al een stukje op de website! Dat hebben we bij Scopias nog nooit meegemaakt.
Hieronder nog een filmpje wat Marijke van mij gemaakt heeft.
Behalve het “gebouw” was het toch ook leuk om allemaal die vertrouwde gezichten terug te zien, zo’n eerste wedstrijd is altijd weer een feest van herkenning. Dus eerst bijkletsen bij een kop koffie en m’n startkaartje inleveren voor kogelstoten mannen 60+. De afgelopen weken nog ’n paar keer getraind op kogel met Wim Coenen. Wel niet onder ideale omstandigheden, continu bij temperaturen onder nul, én steeds vooraf sneeuw ruimen in de kogelring. Maar goed gewapend met dankbare correcties in mijn techniek stapte ik de wedstrijd in. Er kwam uiteindelijk 12.59 meter uit, mijn beste prestatie buiten in 2009 was 12.55 meter! Dat betekent dat Wim de goeie snaar geraakt heeft, bedankt! Frans de Laat won de wedstrijd met 13.31 meter, ik werd tweede en de derde lag daar ongeveer weer een meter achter. Het was een erg gezellige wedstrijd, met een perfecte jurering. Geen kritiek? Jawel hoor, die harde jengelmuziek mag voor mij een stuk minder en het was veel te warm in de hal. Oh ja, nog wat, er ligt beneden een schitterende instootaccommodatie die niet gebruikt mocht worden! Daar snap ik dus werkelijk geen reet van.
In totaal namen zo’n 45 werp(st)ers deel en we hebben wat filmpjes gemaakt van o.a. Leonie Berden (V35-11.41m), Helene Duijf-Merkx (V50-7.27m) en natuurlijk Peter Holthuijsen (2e plaats M40-13.09m). Zoek ze maar 'ns op YouTube.
Thuisgekomen wilde ik de uitslagen doorgeven aan Swift, maar . . . . blij verrast stond er al een stukje op de website! Dat hebben we bij Scopias nog nooit meegemaakt.
Hieronder nog een filmpje wat Marijke van mij gemaakt heeft.
zaterdag 13 februari 2010
Schoolsport . . . ? ?
Kinderen moeten meer bewegen, maar hoe krijgen we die oogjes losgeweekt van Kidnet, die te dikke vingertjes weg van die kleine knopjes op de Gameboy. Kinderen moeten gezonder eten, weg met McDrek, die mierzoete drankjes moeten de koelkast uit. Kinderen moeten gevrijwaard worden van Q-koorts, Mexicaanse griep, na elk contact de handjes wassen met wat de pharmaceutische industrie ons voorschrijft en minimaal één keer per dag onder de douche. De regering stelt miljoenen beschikbaar om onze kindertjes weer in optimale conditie te krijgen, Erica Terpstra kraait “machtige” spreuken maar kan fysiek toch ook weer niet verbloemen waar slechte leefgewoonten toe kunnen leiden. En als ik ver terugdenk in de tijd, was dat vroeger eigenlijk veel slechter? En waar komt die motivatie toch vandaan dat ik nog steeds fanatiek met slingerkogels, discus en speer in de weer ben?
Er was eens een lagere school waar ik van 1953 tot 1959 naartoe ging, om precies te zijn de Aloysiusschool van meester Simons in de Blerickse Lambertusparochie. Hoe verliep zo’n alledaagse schooldag, duik eens terug in je geheugen. s’Morgens om acht uur opstaan, handje water in het gezicht, aankleden en aanschuiven aan de ontbijttafel. Mam had naast de gesmeerde bruine boterham met kaas een glas warme melk staan. Daarna zo snel mogelijk naar school, Johan Maat aanroepen van de overkant en dan rennen wie het eerste daar was. De Leeuwerikstraat af, links af door de Kleine Parallelstraat en dan alsmaar rechtdoor. Halverwege bij bakker Nelissen even stoppen, want daar rook het altijd zo lekker. Op het schoolplein was het al één gekrioel van kinderen die tikkertje of doorstekertje waren aan het doen. De grotere jongens deden “metske steken”, een heel onschuldig spelletje land veroveren op een stukje zand van 50*50 centimeter. Iets grover ging het toe met “moorboek”. Dat ging met twee teams, van het eerste team stond iemand met de rug tegen de muur met de handen gevouwen voor z’n kruis. De volgende stond gebukt met zijn hoofdje in die gevouwen handen, daarachter eentje met zijn hoofd tegen de billen van z’n voorganger. Aldus werd een rij gevormd van zo’n zeven gebukte jongetjes. Het tweede team rende één voor één aan en moest op de ruggetjes springen en blijven liggen totdat de hele groep hem gevolgd was. Als je eraf viel of met je hoofd tegen de muur vloog was je af en werd er gewisseld.
De bel gaat en iedereen rent naar zijn vaste plek in de dubbele rij van zijn eigen juffrouw of meester. De klas begon, en ik ben juffrouw Berden, meester Versleijen cum suis nog steeds dankbaar dat ik netjes kan schrijven en nog steeds perfect kan hoofdrekenen. Een keer per week hadden we gymnastiek, s’morgens had ik alvast een sportbroekje over de onderbroek gedaan, en daarover heen de gewone broek. Als de gymles begint, netjes in de rij naar “Ons Huis”, de noodkerk van na de oorlog die nu dienst deed als gemeenschapshuis, bioscoop en sportzaal. Meneer Hanssen zwaaide er de scepter, had de deur al opengemaakt en de klas stormde de grote zaal in. Langs de kant stonden van die lage banken, waar we ons konden omkleden. Nou ja, omkleden, gewoon alles uitdoen behalve onderhemd en sportbroekje. Sommigen droegen van die gebreide borstrokjes met een veiligheidsspeld waaraan zo'n kleine blauwe Maria-medaille bengelde! Op de blote voetjes werden op fluitcommando van de meester rondjes gerend, afgewisseld met allerlei inmiddels achterhaalde loopoefeningen. De achterste moest bijvoorbeeld kris-kras slingerend naar voren lopen, of er moest tussen de beentjes van de voorganger worden door gekropen. Als we ons allemaal goed in het zweet hadden gerend, en onze voetjes en knietjes smerig en plakkerig genoeg waren van de boenwas en het vuil van de grove houten vloer begonnen de grondoefeningen. Iedereen keek altijd uit naar het laatste kwartier, het spelke, meestal was dat zitvoetbal. Dat ging niet zo snel, en daarmee kon de meester waarschijnlijk het beste de boel overzien en onder controle houden, meneer Hanssen kon instemmend gadeslaan dat zo’n 40 sportbroekjes zijn vieze smerige vloer heel fanatiek opboenden. Twee gekantelde banken vormden de twee doelen, dus de bal moest zo laag mogelijk blijven en het kwam er altijd op neer dat wie de laatste goal maakte, ook gewonnen had. Niet zelden werd het spelletje onderbroken omdat er bij iemand een splinter moest worden verwijderd. Na afloop niks douchen, niks plastic flesje om te drinken, niks daarvan, er kwam geen druppel water aan te pas, gewoon weer aankleden en met alles aan je bezwete lijfje vastplakkend weer teruglopen naar school.
Na school weer in de looppas naar huis, er stond niet één moeder of opa buiten de poort ons op te wachten, nee gewoon in je uppie linea recta naar huis. Daar lag een lekkere boterham op een plankje te wachten naast een glas melk. Vlug de oude kleren aantrekken, een zure appel op de vuist en naar buiten om te spelen. Tegen de tijd dat de avond inviel, werden we één voor één naar binnen geroepen, het lekkere avondeten stond te dampen op tafel. Dat was altijd een van de gezelligste momenten van de dag, het hele gezin rond de tafel, onze pap was ook thuis en vertelde welke onoverkomelijke problemen hij die dag weer op z’n werk had opgelost. Ons mam genoot zichtbaar van dit moment, ze straalde en bleef iedereen opscheppen totdat de handjes op de buik aangaven dat het genoeg was. “Lekker gegeten mam”, pap kreeg zijn koffie aangereikt en nestelde zich naast de kachel, de kinderen moesten naar boven om de pyjama aan te doen, mam deed de afwas en de kamer zag er in no-time gezellig uit als we weer beneden kwamen. Mam kroop welverdiend in het hoekje op de canapé en ik dook meteen naast haar. Mijn smerige voetjes opgetrokken op de bank, lekker warm tegen mam aankruipen. Ze slaat een arm om me heen, meer kunnen twee mensen niet van elkaar houden. Maar geluk duurt meestal niet lang, wel gelukkig dat als ik eraan terugdenk dat gevoel steeds weer wordt herbeleefd.
Zaterdag was wasdag, in de keuken werd dan de cocosmat opgerold, een schone dweil op het zeil gedrapeerd en de zinken emmer met dampend heet water werd neergezet. Een voor een kwamen we aan de beurt en flink afgesopt in elk hoekje en gaatje. Bij het afdrogen zag ik heel trots een verdacht laagje op het nu grijsblauwe water drijven. Meneer Hanssen had het laagje zo kunnen afschuimen en kunnen hergebruiken voor zijn smerige houten vloer. Na afloop een schone pyjama aan en vuurrood zitten nagloeien op de canapé. De oogjes vallen dicht, het hartje slaapt al, “kom op jongens, tijd voor naar bed” en vijf minuten later was ik in droomland: “als ik later groot ben, dan trouw ik met ons mam”.
Nu, dik vijftig jaar later, moet ik toegeven dat die persoonlijke hygiëne wel enigszins verbeterd is! Maar wat betreft dat meer bewegen, dat gezonder eten, meer in de buitenlucht en dat anders opvoeden?
“Mam, u bent er niet meer, maar hartstikke bedankt, u hebt het perfect gedaan, Erica en Jan-Peter kunnen nog wat van u leren”.
Er was eens een lagere school waar ik van 1953 tot 1959 naartoe ging, om precies te zijn de Aloysiusschool van meester Simons in de Blerickse Lambertusparochie. Hoe verliep zo’n alledaagse schooldag, duik eens terug in je geheugen. s’Morgens om acht uur opstaan, handje water in het gezicht, aankleden en aanschuiven aan de ontbijttafel. Mam had naast de gesmeerde bruine boterham met kaas een glas warme melk staan. Daarna zo snel mogelijk naar school, Johan Maat aanroepen van de overkant en dan rennen wie het eerste daar was. De Leeuwerikstraat af, links af door de Kleine Parallelstraat en dan alsmaar rechtdoor. Halverwege bij bakker Nelissen even stoppen, want daar rook het altijd zo lekker. Op het schoolplein was het al één gekrioel van kinderen die tikkertje of doorstekertje waren aan het doen. De grotere jongens deden “metske steken”, een heel onschuldig spelletje land veroveren op een stukje zand van 50*50 centimeter. Iets grover ging het toe met “moorboek”. Dat ging met twee teams, van het eerste team stond iemand met de rug tegen de muur met de handen gevouwen voor z’n kruis. De volgende stond gebukt met zijn hoofdje in die gevouwen handen, daarachter eentje met zijn hoofd tegen de billen van z’n voorganger. Aldus werd een rij gevormd van zo’n zeven gebukte jongetjes. Het tweede team rende één voor één aan en moest op de ruggetjes springen en blijven liggen totdat de hele groep hem gevolgd was. Als je eraf viel of met je hoofd tegen de muur vloog was je af en werd er gewisseld.
De bel gaat en iedereen rent naar zijn vaste plek in de dubbele rij van zijn eigen juffrouw of meester. De klas begon, en ik ben juffrouw Berden, meester Versleijen cum suis nog steeds dankbaar dat ik netjes kan schrijven en nog steeds perfect kan hoofdrekenen. Een keer per week hadden we gymnastiek, s’morgens had ik alvast een sportbroekje over de onderbroek gedaan, en daarover heen de gewone broek. Als de gymles begint, netjes in de rij naar “Ons Huis”, de noodkerk van na de oorlog die nu dienst deed als gemeenschapshuis, bioscoop en sportzaal. Meneer Hanssen zwaaide er de scepter, had de deur al opengemaakt en de klas stormde de grote zaal in. Langs de kant stonden van die lage banken, waar we ons konden omkleden. Nou ja, omkleden, gewoon alles uitdoen behalve onderhemd en sportbroekje. Sommigen droegen van die gebreide borstrokjes met een veiligheidsspeld waaraan zo'n kleine blauwe Maria-medaille bengelde! Op de blote voetjes werden op fluitcommando van de meester rondjes gerend, afgewisseld met allerlei inmiddels achterhaalde loopoefeningen. De achterste moest bijvoorbeeld kris-kras slingerend naar voren lopen, of er moest tussen de beentjes van de voorganger worden door gekropen. Als we ons allemaal goed in het zweet hadden gerend, en onze voetjes en knietjes smerig en plakkerig genoeg waren van de boenwas en het vuil van de grove houten vloer begonnen de grondoefeningen. Iedereen keek altijd uit naar het laatste kwartier, het spelke, meestal was dat zitvoetbal. Dat ging niet zo snel, en daarmee kon de meester waarschijnlijk het beste de boel overzien en onder controle houden, meneer Hanssen kon instemmend gadeslaan dat zo’n 40 sportbroekjes zijn vieze smerige vloer heel fanatiek opboenden. Twee gekantelde banken vormden de twee doelen, dus de bal moest zo laag mogelijk blijven en het kwam er altijd op neer dat wie de laatste goal maakte, ook gewonnen had. Niet zelden werd het spelletje onderbroken omdat er bij iemand een splinter moest worden verwijderd. Na afloop niks douchen, niks plastic flesje om te drinken, niks daarvan, er kwam geen druppel water aan te pas, gewoon weer aankleden en met alles aan je bezwete lijfje vastplakkend weer teruglopen naar school.
Na school weer in de looppas naar huis, er stond niet één moeder of opa buiten de poort ons op te wachten, nee gewoon in je uppie linea recta naar huis. Daar lag een lekkere boterham op een plankje te wachten naast een glas melk. Vlug de oude kleren aantrekken, een zure appel op de vuist en naar buiten om te spelen. Tegen de tijd dat de avond inviel, werden we één voor één naar binnen geroepen, het lekkere avondeten stond te dampen op tafel. Dat was altijd een van de gezelligste momenten van de dag, het hele gezin rond de tafel, onze pap was ook thuis en vertelde welke onoverkomelijke problemen hij die dag weer op z’n werk had opgelost. Ons mam genoot zichtbaar van dit moment, ze straalde en bleef iedereen opscheppen totdat de handjes op de buik aangaven dat het genoeg was. “Lekker gegeten mam”, pap kreeg zijn koffie aangereikt en nestelde zich naast de kachel, de kinderen moesten naar boven om de pyjama aan te doen, mam deed de afwas en de kamer zag er in no-time gezellig uit als we weer beneden kwamen. Mam kroop welverdiend in het hoekje op de canapé en ik dook meteen naast haar. Mijn smerige voetjes opgetrokken op de bank, lekker warm tegen mam aankruipen. Ze slaat een arm om me heen, meer kunnen twee mensen niet van elkaar houden. Maar geluk duurt meestal niet lang, wel gelukkig dat als ik eraan terugdenk dat gevoel steeds weer wordt herbeleefd.
Zaterdag was wasdag, in de keuken werd dan de cocosmat opgerold, een schone dweil op het zeil gedrapeerd en de zinken emmer met dampend heet water werd neergezet. Een voor een kwamen we aan de beurt en flink afgesopt in elk hoekje en gaatje. Bij het afdrogen zag ik heel trots een verdacht laagje op het nu grijsblauwe water drijven. Meneer Hanssen had het laagje zo kunnen afschuimen en kunnen hergebruiken voor zijn smerige houten vloer. Na afloop een schone pyjama aan en vuurrood zitten nagloeien op de canapé. De oogjes vallen dicht, het hartje slaapt al, “kom op jongens, tijd voor naar bed” en vijf minuten later was ik in droomland: “als ik later groot ben, dan trouw ik met ons mam”.
Nu, dik vijftig jaar later, moet ik toegeven dat die persoonlijke hygiëne wel enigszins verbeterd is! Maar wat betreft dat meer bewegen, dat gezonder eten, meer in de buitenlucht en dat anders opvoeden?
“Mam, u bent er niet meer, maar hartstikke bedankt, u hebt het perfect gedaan, Erica en Jan-Peter kunnen nog wat van u leren”.
maandag 1 februari 2010
Jeugbal en Sniëjebel . . .
Sôms huur ik ôch dinke: “Iets klop d’r beej dae vent neet. Hae kin gen onderwerp aansniëje of ut dreijt oët op kogelslingere of zoëwe iets. Maar ja, hae is natuurlik gebônde aan d’n titel Weightpentathlon, en idderein dae dink det ut iets te make haet met Weitpantalon, dae haet de gooije bôks aan”.
Ik kan d’r niks aan doon, maar alles wat “ik dink det ik weit” mak mich tot eine fantas, en mien pantalon kan noëits weit genôg zien. Zeg altiëd taege Marijke, un bôks môt neet knelle op de boëkspiere en kan mich neet dun genôg zien. De wind môt d’r van beits kante good door kinne. Neet van die harde stiëve zjiëns, maar zôn lekker dun linne bukske det los flôddert um dien bein.
Want flôddere dao hald ik van, en ik waas dan auk hiel bliëj wie mien schoëndochter vroog: “Heb ge genne zin um met te gaon naor de jeugbal?”. Oma hat wat twiëfels maar ik neet! D’r is niks gezelliger dan met un glaas beer in de hand naor schetterende vastelaoves-bloasmuziek te luustere in unne volle zaal met verkleide minse. Keihard meizinge, ein bietje op en neer wiebele, veur de res wat kwats verkaupe en dan die verkleide kinder, die nog aan sjips genôg hebbe um zich te amuzere. Natuurlik waas ôs Lynn, verkleid as Spaanse señorita, ut allermoëiste maedje van gans Bliërick. En verdomp, as of d’n duüvel d’r met speult, unne vrind van miene zoon sprook mich aan: “Dôt geej nog altiëd aan atletiek?”. Dus neet eimere, ik waas d’r neet zellef euver begônne, maar ut dreijde toch weer hiel efkes oët op slingere. Ut waas unne geweldige middaag, de Wortelepin verdeent unne viëfdöbbele Weitpantalon en Kelly bedank desse ôs gevraog haes.
Saoves wie ik kepot op de bank loog woord ik gebeld: “Jan, is er morgenvroeg trainen?” en effe later auk nog ein meeltje “ben je morgenvroeg in Remunj?”. Marijke goof mich unne blik van “dae is morgevruug weer neet te halde”, en die dieke sniëjelaog die smôrges piën aan mien auge deej al aevemin. Maar iërlik gezag sputterde waal miene auto wat taege wie hae de waeg op slidderde, maar ja, belaof is belaof. Op de Napoleonsbaan waas ut ech geneete van dae verse sniëje op de buim, die witte daake en dae rotzooi op de waeg. Bliëkbaar dörve ze neet miër te zegge det ut zalt op is, maar gestruijd waas d’r toch ech neet. Op de A73 richting Remunj waas allein de rechter baan vreej. Maar det waas auk miër as zat, gen kiep op de waeg. En wat oëtdagender waas, naormate ik dichterbeej sportpark de Wijher kwaam, woord de sniëjelaog dieker.
Ik bleek d’n iërste dae die sniëjewitte parkiërplaats verroepzakte met ziene wage. Ut geveul bekroop mich van: “Nouw alde, ze laote dich weer allein aankraoze . . . “. Vuul hat ut auk neet geschaeld, want wie ik d’n twiëjede ringk vreej had van ein 20cm-dieke sniëjelaog schravelde Jeroen met zien fietske ut park op. En toen hebbe we saame kinne geneete van weer ein unieke training.
Wies aan de inkels plooge door de sniëje, keugel verborge zich onder die witte laog en kogelslingere leek waal sniëjebel goëije.
Kiëk auk maar us naor ut fillemke:
Ik kan d’r niks aan doon, maar alles wat “ik dink det ik weit” mak mich tot eine fantas, en mien pantalon kan noëits weit genôg zien. Zeg altiëd taege Marijke, un bôks môt neet knelle op de boëkspiere en kan mich neet dun genôg zien. De wind môt d’r van beits kante good door kinne. Neet van die harde stiëve zjiëns, maar zôn lekker dun linne bukske det los flôddert um dien bein.
Want flôddere dao hald ik van, en ik waas dan auk hiel bliëj wie mien schoëndochter vroog: “Heb ge genne zin um met te gaon naor de jeugbal?”. Oma hat wat twiëfels maar ik neet! D’r is niks gezelliger dan met un glaas beer in de hand naor schetterende vastelaoves-bloasmuziek te luustere in unne volle zaal met verkleide minse. Keihard meizinge, ein bietje op en neer wiebele, veur de res wat kwats verkaupe en dan die verkleide kinder, die nog aan sjips genôg hebbe um zich te amuzere. Natuurlik waas ôs Lynn, verkleid as Spaanse señorita, ut allermoëiste maedje van gans Bliërick. En verdomp, as of d’n duüvel d’r met speult, unne vrind van miene zoon sprook mich aan: “Dôt geej nog altiëd aan atletiek?”. Dus neet eimere, ik waas d’r neet zellef euver begônne, maar ut dreijde toch weer hiel efkes oët op slingere. Ut waas unne geweldige middaag, de Wortelepin verdeent unne viëfdöbbele Weitpantalon en Kelly bedank desse ôs gevraog haes.
Saoves wie ik kepot op de bank loog woord ik gebeld: “Jan, is er morgenvroeg trainen?” en effe later auk nog ein meeltje “ben je morgenvroeg in Remunj?”. Marijke goof mich unne blik van “dae is morgevruug weer neet te halde”, en die dieke sniëjelaog die smôrges piën aan mien auge deej al aevemin. Maar iërlik gezag sputterde waal miene auto wat taege wie hae de waeg op slidderde, maar ja, belaof is belaof. Op de Napoleonsbaan waas ut ech geneete van dae verse sniëje op de buim, die witte daake en dae rotzooi op de waeg. Bliëkbaar dörve ze neet miër te zegge det ut zalt op is, maar gestruijd waas d’r toch ech neet. Op de A73 richting Remunj waas allein de rechter baan vreej. Maar det waas auk miër as zat, gen kiep op de waeg. En wat oëtdagender waas, naormate ik dichterbeej sportpark de Wijher kwaam, woord de sniëjelaog dieker.
Ik bleek d’n iërste dae die sniëjewitte parkiërplaats verroepzakte met ziene wage. Ut geveul bekroop mich van: “Nouw alde, ze laote dich weer allein aankraoze . . . “. Vuul hat ut auk neet geschaeld, want wie ik d’n twiëjede ringk vreej had van ein 20cm-dieke sniëjelaog schravelde Jeroen met zien fietske ut park op. En toen hebbe we saame kinne geneete van weer ein unieke training.
Wies aan de inkels plooge door de sniëje, keugel verborge zich onder die witte laog en kogelslingere leek waal sniëjebel goëije.
Kiëk auk maar us naor ut fillemke:
Abonneren op:
Posts (Atom)