dinsdag 10 juli 2018

Slopende estafette


Ik las in de Limburger een hele lange kop: Krijgen VOS en Venlosche Boys aan de Merelweg gezelschap van Scopias en Mustangs? De atletiekvereniging en de honk- en softbalclub onderzoeken het voorstel van de gemeente Venlo. En meteen dacht ik: ‘het zal toch niet’.

Ik neem jullie eerst even mee zo’n dikke 60 jaar terug in de tijd. Naar Blerick op sportpark Saorbrook. Frits Vaessen legde ‘n paar keer per week met tomatentouw een rondbaantje van 400 meter en de training kon beginnen. Levensgevaarlijk over die ongelijke grasmat en als het geregend had zakte je tot aan de enkels in het voormalige moeras. Frits Vaessen en Frans Weyers bouwden aan een grote jeugdgroep, Festina was succesvol op alle atletiekonderdelen in district Zuid-Nederland. Overste Frans van de Ven lobbyde onophoudelijk voor een heuse sintelbaan bij de Gemeente Venlo. Die zou heel ideaal langs de Drie-Decembersingel in Blerick komen te liggen. In het verlengde van het zwembad, een wereldlocatie! Maar de Raad besliste anders, het nieuwe prestige-object moest in Venlo komen te liggen. Zo ver mogelijk van het oude Festina-veld, bovenop de Herungerberg, pal tegen de Duitse grens. Er werd met die-van-Blièrick helaas geen rekening gehouden. Op zondag 4 september 1966 was het zover, burgemeester de Gou opende de atletiekaccommodatie. Ik won er mijn eerste wedstrijd en Henk van Bakel verbeterde het eerste clubrecord op de nieuwe baan baove op d’n berg. Het bleek een ramp voor de Blerickse atletiekvereniging. Hele straten in de Hazenkamp waren immers lid van Festina en helaas was die nieuwe sintelbaan voor bijna iedereen één brug te ver.

Mede door het organiseren van school-atletiekwedstrijden en trimmen op de zaterdagmorgen werd er gebouwd aan het nieuwe Festina in Venlo. Geleidelijk aan groeit en bloeit de atletiek weer op, Festina doet het goed in de landelijke competitie. Helaas neemt een té enthousiast jong bestuur begin jaren 80 een dramatisch besluit: men kiest ervoor een prestatiegerichte club te zijn. Dat leidt in 1983 tot een scheuring met de recreatieve atleten. Naast de rood-witte kleuren van Festina verschijnt een nieuwe club op d’n berg. De keurig in blauw geklede recreatieve atletiekvereniging Orion. Dit had natuurlijk nooit mogen gebeuren en Festina verandert haar naam dan ook heel snel (helaas te laat) naar atletiek- en trimvereniging.

Nog geen 10 jaar later moet het bloeiende AV-Tegelen van haar sportpark op de Snelle Sprong afstand nemen, in verband met de aanleg van de A73. De Gemeente Venlo dringt aan op een fusie tussen AV Tegelen en Festina, en dat valt niet mee. Met terugwerkende kracht complimenten aan de onderhandelaars. De ligging van d’n Herungerberg is voor de Tegelse atleten (heel begrijpelijk) veel te ver. De nieuwe fusie-vereniging krijgt een nieuwe prachtige accommodatie op sportpark Vrijenbroek, pal achter het Venloos kerkhof. Helaas leidt dit in Tegelen wel tot een volgende scheuring, de Trim- en Loopvereniging Tegelen is een feit.

Zowel Scopias als Orion blijken een aanzuigende werking te hebben op vooral lange-afstands-lopers. De Venloop wordt een landelijk fenomeen. Die mooie sprint-, spring- en werponderdelen verdwijnen als sneeuw voor de zon. Er worden geen echte baanwedstrijden meer georganiseerd. Door de groei moet Orion het veld ruimen op Vrijenbroek. Een nieuwe ‘eigen’ atletiekbaan op sportpark Maassenhof in Boekend wordt 2 september 2014 in gebruik genomen. Atletiek keert hiermee na ’n halve eeuw weer terug in Blerick, al zijn het alleen maar de looponderdelen van de lange adem. De nieuwe vierhonderdmeterbaan is aangelegd rondom het veld van rugbyclub The Wallaby’s. De aanleg van de baan kostte zo'n 90.000 euro en is gefinancierd door sponsors, vrijwillige bijdrages, een lening en subsidie van de gemeente. De baan is geen eigendom van Orion maar van Stichting Sportkern Maassenhof. 

En dan lees ik nu in de krant dat Scopias zeer waarschijnlijk op zijn beurt het veld moet ruimen voor het fusie-geweld van de hockeyers. Misschien is dit voor de atletieksport in Groot Venlo het perfecte moment om na te denken over hun toekomst. Misschien moeten (in alfabetische volgorde) Orion, Scopias en TLV eens met de gemeente om de tafel gaan zitten en een beleidsplan opstellen. Over de toekomst van de moeder aller sporten in onze regio. Een fusie is niet nodig, onze atletiek is immers een individuele sport. Maar wel vergaande samenwerking met bijvoorbeeld steunpunten voor lange-afstands-lopers in Venlo, Tegelen en Blerick móet toch kunnen. En dan één gezamenlijk trainingscentrum voor alle overige onderdelen in de atletiek. Voor mij hoeft ’t niet, maar dat zou goed zijn voor dé atletiek. Ik wil stug blijven doorgaan met technische werptraining aan wie het maar wil. Want in mijn nadagen als actief atleet bereid ik mezelf (al meer dan 20 jaar) in de illegaliteit voor op wedstrijden / kampioenschappen op een braakliggend terrein bij Scheuten Glas.

Kom op Gemeente, TLV, Orion en Scopias. Stop die slopende estafette en gun de moeder aller sporten een consistente ontwikkeling op een vaste centrale plek in Groot Venlo . . .

donderdag 5 juli 2018

Ouder - Atleet


Het meest lastige van kinderen opvoeden is misschien wel het loslaten. Er komt een moment dat kinderen aangeven dat ze op eigen benen willen staan. Dat betekent zeker niet dat ze dan klaar zijn om zelfstandig de wijde wereld in te trekken. Nee, maar dat is wel het moment dat de opvoeding een volgende beslissende fase ingaat. Iets verbieden moet vanaf nu overtuigend gemotiveerd worden. Een goed advies moet voortaan economisch en sociaal onderbouwd worden. De knop moet om, je mag ze niet meer voor de gek houden, er moet open en eerlijk worden gecommuniceerd. Het wederzijds vertrouwen staat op het spel, want het beslissende eindpunt in deze overgangsfase is het volledige vertrouwen in elkaar. En daar moet keihard aan gewerkt worden: overleggen – loslaten – controleren – bijsturen.

Dit jaar doe ik méér dan zes decennia actief aan atletiek. Vanaf 1957 stroop ik de wedstrijden af binnen een redelijke reisafstand. Mijn ouders gingen nooit mee, ik moest meestal iets regelen met bevriende atleten. En als dat niet lukte, dan ging ik gewoon helemaal in m’n eentje. 
Zoals die wedstrijd een halve eeuw geleden bij Achilles-Top, in dat prachtige stadion op Kaalheide. Ik zoek m’n eigen weg, en als ik ’t even niet meer weet dan vraag ik dat gewoon. ‘t Discuswerpen begint, een knappe meid doet ook mee in onze groep. In ’t veld staat ook een wat oudere man met zo’n lange lichtbruine regenjas. Hij geeft haar de discus aan. Als ze gaat gooien neemt hij haar trainingsjasje aan, zij werpt sierlijk die discus weg, hij haalt de discus op en wijst de jury een plekje iets-verder-als-waar-de-discus-neerkwam aan. Zij doet bevallig haar jasje weer aan, en luistert naar de aanwijzingen van de man. Het is een bloedmooie meid, en dat trekt me onweerstaanbaar aan. ‘Hallo’, zeg ik, ‘is dat jouw trainer?’. Ze glimlacht heel innemend en zegt zacht: ‘Nee, dat is miene pap’. Ik denk, nou, dat is gezellig. Mijn vader zou nooit meegaan, en zeker niet de discus voor me ophalen. En ik weet absoluut zeker dat hij me nog geen centimeter extra zou geven. Nee, dat nooit! Maar toch hou ik heel veel van miene pap. Ik zoek wat meer contact met mijn nieuwe prónkeppelke. Maar steeds als ik haar iets vraag, kijkt ze met een schuin oog naar haar vader. Als ik na de wedstrijd brutaal naast haar ga zitten in het gras, doemt de rijzige gestalte in lichtbruine regenjas dreigend voor me op. Het is nooit wat geworden, die klote regenjas zat er steeds tussen. Met groeiend medelijden zag ik ook andere veroveringen van andere jonge mannen keurig door pa gepareerd worden. Heel lang zag ik de twee altijd samen, niemand kwam ertussen, zelfs met de vrouwelijke atleten had ze bijna geen contact. Ik begon het steeds zieliger te vinden, en het respect voor m’n eigen vader groeide met de wedstrijd.

Alweer ’n hele tijd geleden, een avondwedstrijd toen nog bij PSV-Atletiek Eindhoven. Ik heb ingeschreven voor kogel en zit helemaal rechts op een lage bank m’n werpschoenen aan te doen, mijn kleine rugtasje voorzichtig verborgen onder de lage bank. Daar komen vader en zoon het veld oplopen. ‘Duidelijk uit de klei getrokken’, schiet me te binnen. Ze lopen allebei nogal breedsporig, allebei een ruige bos krullen op een enorme kop. Als twee vette druppels door sperma gekluisterd. Pa sleurt een enorme tas, waarin een zwaar hangende bult de ‘eigen-kogel’ verraadt. Zoonlief slentert slungelachtig daarlangs. Pa flikkert die enorme tas op de bank en ploft nog meer wijdbeens op de bank. Zo, daar kan verder niemand meer bij. Ze zeggen allebei niet eens ‘hallo’ of iets wat daar maar op lijkt. Nee, pa draait zich naar mij om en zegt: ‘Hij gaat de limiet voor het NK stoten’. Ik kan nog net inslikken: ‘Ik ben hier voor mijn sport, mijn passie en zomaar voor de lol’. De wedstrijd begint en pa posteert zich heel hinderlijk tussen het vrouwelijk jurylid dat schrijft, en het jurylid dat meet. Zoonlief stoot, wat een branie. Met ‘godnondedjuu’ ondertekent hij een blijkbaar mindere poging. Pa controleert irritant of er wel goed gemeten wordt. Het vrouwelijk jurylid zegt heel correct: ‘Je moet wel voor de volgende poging je startnummer op je rug doen’. Hij woelt met hoorbare tegenzin door de enorme tas en grist een verfrommeld startnummer tevoorschijn. ‘Pap, kun je me dat opspelden?’. ‘Godverdomme, wat unne kwats. Ook nog een startnummer dragen met zo’n klote-wedstrijdje’, vervolgt pa en speldt met twee speldjes dat nummer zo scheef als mogelijk op de rug van zoonlief. Alle deelnemers volgen geërgerd de opvoedkundige uitwisselingen tussen vader en zoon. De vijfde poging, zoonlief stoot en stapt links royaal uit de ring, en huppelt meteen terug in de ring. ‘Ongeldig’, zegt het vrouwelijk jurylid een beetje benepen. ‘Wat godverdomme ongeldig, hij staat toch in de ring’. Ik ben het gezeik zat. ‘Nee, duidelijk ongeldig, je stond er zelf met je neus bovenop’, laat ik me ontvallen. Vier bijna identieke ogen schieten vuur in mijn richting, maar durven misschien mede dankzij m’n 1.92 meter niets te zeggen. Pa pakt de kogel van zoonlief en laat die overdreven hard in die enorme tas vallen. Op dezelfde manier als ze het veld opkwamen, druipen ze nu samen naar elkaar vloekend wijdbeens af. Zonder iets te zeggen, zonder zich af te melden voor de laatste poging. Het startnummer fladdert nog aan één speldje achter hen aan.

Afgelopen week in Venray, een wedstrijdje van het Limbra baancircuit. Ik doe niet mee, maar zit op m’n stoeltje tussen de discus- en de kogelring. Geïnteresseerd volg ik de verrichtingen van een paar maten en een paar pupillen. Nee, ik bemoei me nergens mee, ik observeer alleen. Achter de kogelring staat een meisje in blauw tenue tegen haar moeder aan geklemd te wachten wat er staat te gebeuren. Rechts zit een klein groepje van haar eigen cluppie in het gras. Ze is aan de beurt, ze haast zich in de ring, stoot nog meer gehaast de kogel weg en sprint terug naar haar moeder. Die legt haar handen op de schouders van dochterlief en samen horen ze de gemeten afstand. Zo gaat dat zes keer, heel voorspelbaar. Snel weg bij ma, snel stoten en weer snel terug in de beschermde omknelling van haar moeder. Nou ja, een paar keer zag ik haar met een vleugje jalousie naar rechts kijken, waar een groepje atleten in het gras speelde. De zes pogingen zijn achter de rug, het meisje grijpt nog snel de hand van de moeder, die al ijlings het sportpark afloopt.

Onderweg in de auto van Venray naar Baarlo bedenk ik dit verhaal. Twee dagen later denk ik: ‘Ik moet dit opschrijven en delen’. En geloof me, het is slechts een héél bescheiden selectie uit méér dan honderd van die voorbeelden. En waarom ik het opschrijf weet ik niet, want zelf heb ik ook een en ander verprutst in de opvoeding van m’n kinderen. Maar toch ben ik blij dat m’n ouders me steeds m’n eigen weg hebben laten bewandelen binnen de atletiek. En verdomd, als ik er zo over nadenk. Misschien is dat wel de belangrijkste reden, waarom ik na die méér dan zes decennia nog steeds zielsveel van ‘mijn’ sport hou.