Nederlandse Kampioenschappen Masters! Altijd weer
leuk, één groot gezellig sportfeest met die steeds ouder wordende atleten.
Altijd weer de vraag: ‘Wie zullen er allemaal meedoen? Wie zijn er afgevallen?
Zou ik nog een beetje mee kunnen?’. De organiserende verenigingen doen hun
uiterste best om het iedereen naar de zin te maken. Zo’n honderd vrijwilligers
moeten worden opgetrommeld, geënthousiasmeerd, en in hetzelfde herkenbare
T-shirtje worden gehesen. Meestal wordt een kampioenschap gekoppeld aan een
zoveel-jarig-jubileum van de club. Het moet ook een feest voor de organiserende
club zijn, de atletiekbaan en de kantine worden feestelijk aangekleed. Zij offeren
zichzelf twee dagen op door ervoor te zorgen dat zo’n 500 oudere sporters op
tijd kunnen wassen, plassen, eten, véél koffie kunnen drinken en op tijd de weg vinden
naar hun atletiekonderdeel. Een delegatie van de Atletiekunie zorgt voor de
regelgeving, geëscorteerd door een legertje top-jury met aanhang die denken dat
ze top zijn. Perfect toch, succes gegarandeerd?
Nou nee,
daar begint elk jaar dezelfde ellende! Hoeveel deelnemers zullen we toelaten?
Welke onderdelen passen in twee dagen? Hoe streng kunnen we de
toelatingslimieten maken? Zullen we toch stiekem een paar buitenlandse atleten
toelaten? Hoe onmogelijk scherp kunnen we de medaillelimieten maken? Kunnen we
die huldigingen niet gewoon achterwege laten? En hoe kleuterachtig flauw en
onbegrijpelijk kunnen we die logische IAAF-regels naar onze eigen hand zetten.
De
commentaren uit masterland zijn niet van de lucht en beginnen al bij de eerste
publicatie van de nieuwe regelgeving. De organiserende vereniging krijgt de
eerste lading bagger over zich heen, en probeert zich (waarom eigenlijk) te
verdedigen. Maar de gedelegeerden blijven onzichtbaar en onwrikbaar. De
inschrijvingen komen schoorvoetend binnen en de angst groeit in de masterlijke
achterban! ‘Zal ik worden toegelaten? Zullen ze die indoorprestatie accepteren?
Hoeveel zullen er inschrijven op mijn onderdeel?’.
Er ontstaat
een griezelige, akelige en onsmakelijke driedeling in de master-maatschappij:
- Zij, die zeker zijn van hun deelname, omdat ze altijd wel de finale halen. Die houden meestal gewoon de mond, of vinden dat niemand zich ook maar ergens druk over moet maken.
- Zij, die in spanning afwachten of ze wel worden toegelaten. Die laten zich vaak horen en smeken om meer sportievere regelgeving.
- Zij, die zich verbazen over de stupiditeit van die belachelijke regelgeving. Die nadenken over alternatieven en constateren dat die eigenlijk voor de hand liggen.
Dit jaar ben
ik door mijn enkel gegaan en kan ik niet deelnemen aan dat jaarlijkse feestje
van de Atletiekunie. Hun doelstelling is (zoals ze zelf aangeven) een
kwalitatief hoogstaand kampioenschap voor masters? Aan mijn hoela! Dit jaar
zijn de Olympische Spelen, dat moet hoogstaand zijn. En een NK-Masters dient
zich af te spelen héél ver in de schaduw van een rijtje oude eiken. Binnen de
krochten van telkenjare afnemende prestaties. Het zou organiserende
verenigingen meer cachet en kleur moeten geven aan een jubileum. Het zou alle
masters moeten verenigen in het één keer per jaar met z’n allen samen genieten
van onze atletiek, toch?
Nee hoor,
straks sterft de tanende belangstelling bij (jubilerende) clubs om NK’s Masters
te organiseren in afgrijzen! Wie laat er immers zijn eigen feestje bederven?
Straks krijgen we een echt hoogstaand NK, misschien wel op Papendal! En dan
geen gezeik meer, op elk onderdeel slechts acht deelnemers. Punt uit! En om het
beter in de hand te houden, meteen finale! Dus werp(st)ers en spring(st)ers,
meteen en alleen drie finale-pogingen. En oh ja, om het een beetje goedkoop te
houden! Vijftig euro inschrijfboete. En waag je het bij de eerste drie te
komen, moet je wel je eigen medaille financieren.
Lang leve de
masteratletiek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten