Nou, dat
naar binnen duwen vergde heel wat krachtsinspanning, en mijn Marijke is best
wel sterk. Achter de balie moest ik vanuit mijn rolstoel omhoog kijken naar een
norse dame. Dit was duidelijk niet haar favoriete Moederdag. Ik kreeg een
formulier overhandigd dat ik aan de tafel moest invullen. Het was 13:30 uur,
het invullen lukte bijna helemaal, alleen ‘wat
is mijn BSN-nummer?’. Marijke leverde het formulier in: ‘Gaat u daar maar zitten’, en het
wachten begon.
Net op het
moment dat ik dacht ‘die zijn ons
vergeten’, hoorde ik mijn naam. Een vriendelijke dame zonder witte jas nam
ons mee in een klein kamertje. ‘Dit is
geen onderzoekkamer’, zei ik tegen Marijke. Want haar bureautje verdeelde
het kamertje in tweeën, wij aan deze kant, zij moest omlopen om aan de andere
kant van haar bureautje plaats te nemen.
‘Ik ben de triage-assistente’, zei de dame, ‘we gaan samen enkele gegevens invullen ter voorbereiding aan uw
onderzoek’. Dat bleken dezelfde gegevens te zijn, die ik heel nauwkeurig al
op dat formulier had ingevuld. Nou ja, behalve dat BSN-nummer dan.‘Dank u wel’, zei de vriendelijke dame, ‘u kunt links om de hoek wachten tot u wordt opgeroepen’. Het wachten begon opnieuw, even later merkte Marijke mijn overduidelijke knorren van de maag op.
‘Jij ook al, ik verrek van de honger. Hadden we thuis maar eerst wat gegeten!’.
‘Nou, zo lang zal het toch niet duren?’.
Maar het duurde echt wel zo lang, er kwamen patiënten naar buiten, maar er werden geen spoedeisende klanten meer binnengelaten.
Uiteindelijk
opende de automatische deur zich en werd mijn naam genoemd. Een vrouwelijke
huisarts liep voor ons uit, en Marijke duwde mij puffend en steunend in die
onmogelijke rolstoel achter haar aan. En ja hoor, eerst weer gegevens noteren.
Potvernondedju, alweer precies diezelfde gegevens. Al eens van automatisering
gehoord, al eens van ‘touch-things-one-time’
gehoord? Mijn ouwe beroep van bedrijfskundige maakte me ineens heel erg opstandig.
Maar die verdomde pijnlijke kogel aan mijn voet dwong me onmiddellijk weer tot nederigheid
en bescheidenheid.
‘Ja, dat BSN-nummer hebben we toch
wel nodig . . . ‘,
zei de huisarts.‘Oh, wacht even, in onze paspoorten misschien . . ‘, kreeg Marijke een helder moment, en toverde even later met een brede glimlach het BSN-nummer tevoorschijn. Het eigenlijke medische onderzoek op de Huisartsenpost kon nu eindelijk beginnen.
‘Nou, dat ziet er heel dik uit, misschien toch maar doorverwijzen naar Spoedeisende Hulp’, merkte de vriendelijke huisarts op in één oogopslag. Ik moest weer terug naar de balie, waar we weer werden door verwezen naar het wachtgedeelte van de Spoedeisende Hulp.
‘Hoe lang zitten we hier nu?’, vroeg ik Marijke.
‘Om precies te zijn, anderhalf uur,
en nog steeds honger . . . ‘, antwoordde ze. ‘Dat wordt niet uit eten met Moederdag, dan maar straks een frietje halen’, en ik bespeurde teleurstelling in haar stem.
Hebben ze potverdomme nog geen 10 seconden naar mijn enkel gekeken, dacht ik intussen. Maar wel één formulier en twee schermen met exact dezelfde gegevens ingevuld. Alleen met dat verschil dat de derde keer het BSN-nummer kon worden ingevuld! En daar tussen door wachten, wachten en nog eens wachten. Maar ja, je hebt pijn, ik heb gegarandeerd een enkelband gescheurd of afgescheurd. Je wil geholpen worden en dan wachten we maar geduldig en lijdzaam af.
Een
vriendelijke bourgondisch aandoende mannelijke verpleegkundige komt me ophalen. We worden een
onderzoekkamer binnen geleid. Er staan twee van die onderzoektafels, met zo’n zeker
geen geluidwerend gordijn er tussen. Ik mag op het achterste gaan liggen:
‘Je boft dat het niet zo druk is’, zegt de verpleegkundige. ‘Het is duidelijk te zien wat eraan mankeert’, gaat hij verder. Hij onderzoekt mijn enkel, en mijn tien centimeter loskomen van de onderzoektafel verraadt exact de plek waar het om gaat. Ook wel logisch eigenlijk, want die bevindt zich precies in het centrum van die dikker wordende kogel aan mijn voet.
‘De dokter komt zo’, zegt de verpleegkundige en loopt weg. Het
zoveelste wachten begint. Naast ons zit een eveneens ouder echtpaar. De vrouw
is gevallen en heeft ogenschijnlijk haar linkerarm gekneusd.
‘Auwieje, auwieje . . ‘, kreunt de vrouw onophoudelijk. Haar
man zwijgt en staart strak voor zich uit. De vrouw probeert te gaan liggen,
maar dat lukt niet.‘Auwieje, ik kan niet gaan liggen. Auwieje, auwieje, ik word duizelig’. Haar man zwijgt en staart strak voor zich uit. Ik schiet in de lach, maar Marijke doet heel voorzichtig ‘sssstt’. De vrouwelijke arts komt binnen:
‘Het valt gelukkig mee mevrouw, waarschijnlijk is uw arm gekneusd, want op de foto is niets te zien’, zegt ze.
‘Auwieje, auwieje . . ‘, kreunt de vrouw, ‘ik heb hele erge pijn en word heel duizelig dokter’.
‘Ik kan u wat morfine-tabletjes voorschrijven voor de pijn’, vervolgt de arts.
‘MORFINE . . MORFINE, daar raak je
toch aan verslaafd, hebt u niets anders’, zegt de vrouw verschrikt. Haar man zwijgt en staart strak
voor zich uit.
‘Nou dat valt best wel mee mevrouw,
maar dan schrijf ik iets anders voor! We wachten een week af hoe het gaat. Ik
maak voor volgende week een afspraak bij de trauma-arts’, zegt de arts geruststellend.
‘TRAUMA-ARTS . . . TRAUMA-ARTS . . .
auwieje, is het zo erg dokter’, zegt de vrouw verschrikt. Ik heb het niet meer en schater
van het lachen. Marijke beseft dat dit niet meer te stoppen is, en glimlacht
mee. Dit wordt een blog, zie ik haar denken.
‘Nou mevrouw, een trauma-arts kijkt
ook gewoon naar kneuzingen, dat is niets bijzonders. Laat u maar eerst een
weekje verwennen door uw man’, en ze neemt afscheid van de vrouw. Haar man zwijgt en
staart strak voor zich uit.
‘Auwieje, auwieje, als ze maar niet
gaan opereren . . ‘,
treurt de vrouw. Onder gekreun, gesteun en ‘auwieje,
auwieje . . ‘ stapt de vrouw moeizaam van de onderzoektafel. ‘Ik word duizelig, ik val om, auwieje . . .’,
horen we en de vrouw strompelt en sleept zich naar de deur. Haar man zwijgt en
staart strak voor zich uit.
Intussen
zitten wij daar samen af te wachten en we verrekken allebei van de honger.
Verpleegkundigen en artsen komen en gaan. Ze wassen hun handen of halen
verband uit de vele kasten. De verpleegkundige van ‘de-dokter-komt-zo’ komt ook binnen, en ziet ons zitten. ‘Is ze er nog niet geweest?’,
constateert hij en loopt naar buiten. Even later komt diezelfde vrouwelijke
arts van onze gehorige onderzoektafel naast ons.
‘Even kijken, oh ik zie het al, laten
we maar eerst een foto maken. U wordt zo opgehaald!’. Ze loopt de deur uit en een luttel kwartiertje
later komt een vriendelijke verpleegkundige ons ophalen. Marijke had zich al
ingesteld op een verschrikkelijk lange kruisweg naar de andere kant van het ziekenhuis.‘Komt u maar mee, het is hiernaast’, zegt de verpleegkundige. Ik hoor een ontzettende zucht van opluchting achter mijn rolstoel. Vijf minuten later zijn we weer terug bij onze eigen onderzoektafel. Op de terugweg zien we nog vluchtig een vrouw met een gekneusde linker arm in een mitella driftig en boos kijkend met gezwinde pas voorbij lopen. Een nietszeggende man volgt haar op respectabele afstand. We blijken ook weer buren te hebben gekregen. Nou, dat is toch wel erg gehorig hier. Een vrouw zit op de onderzoektafel en uit het gesprek dat ze voert op haar mobieltje horen we luid en duidelijk dat ze hevige huiduitslag heeft!
Intussen
zitten Marijke en ik alweer een hele lange tijd voor ons uit te koekeloeren. En
we verrekken in toenemende mate van de honger.
‘Die is ons gegarandeerd vergeten’, verzucht ik inmiddels alweer voor
de vierde keer. De vriendelijk bourgondische verpleegkundige komt binnen en vlucht
nog sneller weer naar buiten.Alweer een volgend tergend lang durend kwartiertje later komt hij terug en zegt dat er niets is te zien op de foto’s. Dat is geruststellend, dan zijn de botten in orde. Ik krijg een drukverband en moet over een week terugkomen.
‘Ik mag natuurlijk ook voorlopig niet stofzuigen’, probeer ik nog even voordeel uit mijn somber vooruitzicht te slepen. De verpleegkundige kijkt Marijke aan, en redt zichzelf uit dit dilemma:
‘Dat niet, maar aardappelen schillen en groente schoonmaken mag wel . .’. Net als hij wil beginnen met zijn drukverband komt een glimlachende vrouwelijke arts binnen en stelt zich voor.
‘Sorry, maar uw behandelend arts is weggeroepen voor spoedeisende hulp. Ik neem het even over’, zegt ze. Ik kijk blijkbaar heel erg dom, vragend, oenig, plat geslagen en ondeugend tegelijk, en probeer wanhopig een ontzettend snuggere vraag in te slikken. Ze ziet dat blijkbaar en vervolgt:
‘Er is zojuist iemand binnen gebracht. Hebben jullie al de uitslag van de foto?’, en loopt zonder antwoord af te wachten weg. De verpleegkundige haalt de schouders op en gaat door met zijn beklemmende werk. Heel strak wordt mijn slingerkogel ingepakt in een drukverband. Die term zegt al genoeg. De vriendelijke arts komt weer terug, ze heeft een kaartje in de hand.
‘Er is niets gebroken, en door de
zwelling kunnen we op dit moment niets zien. U wordt gebeld voor een afspraak
voor over een weekje’,
en ze overhandigt Marijke het kaartje. ‘Als
u vóór dinsdag niet wordt gebeld, kunt u het beste nog even zelf contact
opnemen met de afsprakenlijn. En sorry dat u zo lang moest wachten’.
Ze neemt
afscheid en ik mompel ‘dat wordt
gegarandeerd dinsdag even zelf bellen’. De vriendelijke verpleegkundige plakt
mijn drukverband stevig vast en kijkt me moedeloos en meelevend aan. ‘Sorry hoor, dat jullie zo lang moesten wachten’.
‘Geeft niks hoor . . . ‘, lieg ik. Na het betalen van de maximale 5,40 euro parkeergeld gaan we op weg naar Baarlo.
‘We halen maar gewoon wat bij de chinees’, zegt Marijke.
‘Ik vind alles goed, schat, het is immers Moederdag’, antwoord ik helemaal afwezig.
Ik zat na te
denken over de alsmaar stijgende kosten van de zorg in Nederland, ik zat te
bedenken dat ik best nog wel wat besparingen kon ophoesten op mijn ouwe dag.
De avond van Moederdag was ingevallen.
De avond van Moederdag was ingevallen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten