We komen net terug van koffiedrinken bij m’n zwager en schoonzus. Ze lieten ons een met de iPad opgenomen filmpje zien van een gezellig avondje met de camperclub. In een kring zaten ze met allemaal oudere echtparen, en ook allemaal lid van diezelfde club. Een man speelt op zijn accordeon de Zuiderzeeballade ‘. . . daar aan de horizon ligt Emmeloord’. Een zootje ouwe krassende kraaien zet volkomen willekeurig, ongelijk en niet meer zo tekstvast in. Het filmpje duurde maar 1min 34sec, maar mijn oren schreeuwen naar het verlossende einde. ‘Daar wil je toch niet bijhoren . . .’, leest m’n zwager haarscherp mijn gedachten. ‘Nu weet ik ook waarom dat jouw buren plotseling zijn verdwenen’, bevestig ik zonder er verder op in te gaan. Zit je op een camping aan de Méditerannée te genieten van een schitterende nazomer, palmbomen wuiven in de verte, een late krekel zorgt met zijn getjielp voor het bijpassende achtergrondgeluid. Moeten die een beetje de sfeer verpesten. Emmeloord ligt helemaal niet aan de horizon potdomme, dat is Saint Aygulf aan de ‘Méditerrannée zooo blauw . . ‘. ‘We gaan vanmiddag om vier uur Jeu de . . ‘, ‘NEEEeeej . . ’ onderbreekt Marijke. ‘Jeu de Boulen’, maakt m’n zwager zijn zin toch nog keurig af.
Ook wij weten dat mensen vaak kuddegedrag vertonen, en dat het best heel gezellig kan zijn met een groep, maar een camperclub da’s niks voor ons! Deze week lieten we ons toch weer overhalen, ‘we gaan een dagje met de boot naar Saint Tropez, en dan fietsen we gezellig samen terug’. Nou ja, daar kan toch eigenlijk niets mis mee gaan dachten we. ’s Morgens om half negen was het verzamelen bij de slagboom van de camping. De voorzitter fietst voorop naar de haven van Saint Raphaël, en iedereen volgt hem gedwee. ‘Doorfiets’n’, roept zijn vrouw die tevens de assistent groepsleider is. Onderweg kijken Marijke en ik elkaar aan van ‘volgens mij maken we een behoorlijke omweg’, maar ja. Bij de haven aangekomen zie ik iemand geld geven aan onze assistente voor de overtocht met de boot, maar wij pinnen altijd. Hoeven we ook niet met te veel contant geld op zak te lopen. Dus ik sluit netjes aan in de rij met m’n pinpasje. ‘Ik geloof dat ik niet genoeg geld heb, kun jij tien kaartjes kop’n? Zorg ik wel dat je’t geld terug krijgt!’, die assistente staat pal naast me. Ze spreekt blijkbaar geen woord Frans, en ze wil me ook nog voor kwantum- of ouderen-korting laten vragen en hoe dat zo meteen moet met die fietsen op de boot? Nou ja, dat doe je dan maar, en Jan regelt dat dan maar weer. ‘Enne, wat zegt ze . . ?’, vroeg ze geïnteresseerd. Ik dacht die zal ik hebben: ‘De dame zei, als we een blonde stoot met dikke tieten voorop sturen mogen de fietsen voor niks mee, anders betalen we twee euro per fiets extra’, vertrouwde ik haar zo serieus mogelijk toe. Ze rukt me de kaartjes uit de vingers, loopt terug naar de groep en zegt dat we twee euro voor de fietsen moeten betalen op de boot. Blijkbaar in het overduidelijke besef dat de bedoelde blonde stoot binnen de groep al héél lang niet meer beschikbaar is! Iedereen stapt in de boot, de bemanning helpt keurig met de fietsen, en iedereen komt trots zijn twee euro laten zien ‘we hoefden niet te betalen’. Wisten zij veel, alleen Marijke betaalt braaf haar twee euro, zo zie je maar: God straft onmiddellijk! Onze katamaran vertrekt voor een schitterende tocht over de prachtig deinende diepblauwe Middellandse Zee, dat was echt genieten. De mooie Côte-d’Azur glijdt aan ons voorbij. Onze Gefreiterin wordt helaas zeeziek, maar ik zie haar wel nog aan iemand het geld teruggeven. We lopen het haventje van Saint Tropez binnen, besluiten een terrasje te nemen en goed te beginnen met een kopje koffie. Maar zo gemakkelijk is dat niet, Saint Tropez kent immers héél véél terrasjes, zenuwachtig worden minstens tachtig terrasjes gekeurd met steeds die eerste blik op de prijs van het kopje koffie. ‘Nee, hier is teveel lawaai’. ‘Nee, hier zitt’n we niet gemakkelijk’. ‘Nee, hier kun’n we niet bij elkaar zitt’n’. Net op het moment dat Marijke en ik besluiten om ergens koffie te bestellen, zwaait de Gruppenführer ons vanaf het een-en-tachtigste terras toe. De keuze is gevallen op een drietal staantafeltjes, twee voor de bar, eentje aan de overkant van de straat.
Ik bespeur geen enkele poging tot toegezegde inzameling van de door mij betaalde kaartjes, dus begin ik er na de koffie met gepaste tegenzin maar zelf over! En wie betaalt het laatst, na nog ’n keertje extra aandringen? We snuiven wat sfeer op in het mondaine Saint Tropez, heel apart, maar we hebben nog zo’n kleine veertig kilometer voor de wat oudere kuiten, dus wordt er verzameld voor de terugtocht. Het belooft erg mooi te worden en er staat een lekkere zeebries. Het moet een idyllische route zijn langs de kust, dwars door schilderachtige plaatsjes met mooie uitkijkpunten op die nooit vervelende Middellandse Zee. Onze Obersturmführer neemt plaats op zijn ‘fiets met ondersteuning’, schakelt meteen door op standje vijf en verdwijnt in de verte. Iedereen volgt zonder tegenspreken en in ‘no-time’ wordt het rennersveld uit elkaar gerukt. Ja, hij stopt wel af en toe op een plek waar geen fluit te zien is, en meteen als de laatste puffend aansluit vervolgt hij weer onverstoorbaar zijn eigen wedstrijd. ‘Opschiet’n, doorfiets’n’, roept de zweite Gruppenführerin. Marijke is dat al snel moe: ‘Nou, hier heb ik echt helemaal geen zin in, ik wil om me heen kijken en genieten’. Dus wij fietsen in eigen tempo helemaal achteraan en genieten van de omgeving. Heerlijk dat bevrijdende clubloze gevoel!
Halverwege wordt democratisch besloten om een hapje te eten. Nou, dat kan wel weer even gaan duren, Marijke en ik gaan alvast op een muurtje zitten en wachten geduldig af. Ergens aan de overkant blijken we te kunnen eten voor 9.78 euro eten van het lopende buffet. Drie man hebben er overduidelijk geen trek in, en staren een beetje triestig lijdzaam voor zich uit. Onze twee leiders hebben echter hun bord al volgestouwd, er is overduidelijk en definitief geen alternatief meer bespreekbaar. Het eten is alleszins redelijk. Als mijn laatste rosé is doorgeslobberd ga ik alvast betalen, want je weet maar nooit. ‘Wat ga jij doen’, zegt Marijke, ‘blijf effe gezellig erbij zitten . . .’. Nou ja zeg! Maar zij wist natuurlijk niet wat ik vermoedde, dus ga ik weer braaf zitten. En jawel hoor, als er betaald moet worden staat de Obergefreiterin naast me: ‘regel jij effe wat we motte betal’n?’. En zo moest ik weer uittellen wat iedereen persoonlijk genuttigd had en regelen dat de rekening ook in zijn geheel zonder fooi vereffend werd. ‘Oooh’, zei Marijke, ‘nu snap ik waarom jij vooruit wilde betalen, sorry hoor’.
We vervolgen onze weg richting Saint Aygulf, er wordt nog wel af en toe gewacht, ondanks dat we zeggen ‘fiets maar door, wij gaan toch nog ergens brood halen’. Maar ja, dat past blijkbaar niet binnen de groepsbeleving van een camperclub. En met onze lieve achtergebleven schoonzus hobbelen we rustig met zijn drieën langs Franse dreven, genieten van het mooie uitzicht, kopen onderweg lekker vers brood en willen nog even stoppen bij een laatste uitzichtpunt op de baai van Saint Aygulf, we zijn er nu bijna. Staat me daar die Gestapobruid met een afgemeten bek ‘Waar blijv’n jullie, ze staan allemaal te wacht’n. Op de fiets en vooruit’. Maar dat heeft natuurlijk alleen effect op geballoteerde leden, mijn schoonzus stapt dan ook meteen op en fietst braaf achter haar aan. Marijke en ik kijken elkaar aan van ‘Wat hebben we nou aan onze fiets hangen, wat gebeurt hier, wat is dit erg, dit kan toch niet . . . ‘. Totaal overdonderd vlijen we ons neer op een bank, nippen aan ons water, proberen tussen de wuivende palmen door te genieten van die diepblauwe zee, denken met weemoed aan onze lieve (schoon)zus en ik mompel:
‘dit was dus voor altijd duidelijk . . . voor ons nooit geen camperclub!’.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten