Vanmorgen kijk ik uit het raam, er ligt een smetteloze dikke witte sneeuwdeken uitgespreid over onze tuin, en daar staat ie weer te pronken, ‘miene pap’ zijn fiets. Het is alweer 30 jaar geleden, geheel volgens eigen voorspelling, of was ook hier de wens de vader van de gedachte, een hartstilstand tijdens zijn grootste hobby, vissend langs de waterkant, mooier kon het voor hem niet. Als oudste zoon mocht ik zijn fiets meenemen. Ik heb er nooit meer op gefietst, hij staat gewoon bij ons ‘op de plaats’, al 30 jaar, alsof ‘miene pap’ nog steeds bij ons op bezoek is.
We zijn intussen al twee keer verhuisd, we hebben pap al twee keer mee verhuisd, wel eens gedacht ‘zullen we hem maar wegdoen’. Nee hoor, ‘s zomers krijgt hij een bloembakje op de drager en wees nu eerlijk, is het nu in de winter geen plaatje? Poetsen hoeven we ‘m niet, het lak- en chroomwerk blijft perfect, alleen een keer per jaar de bandjes wat bijpompen. Ja, vroeger had je nog kwaliteit!!
En natuurlijk houdt dat uitgefietste stilleven de herinneringen naar vroeger springlevend. Niet dat mijn vader zo vaak ‘wat deed’ met de kinderen, maar het was ‘unne gooije hardwerkende mins’. Werkmeester bij de Nedinsco, hij had in 1974 nog een paar maanden kunnen blijven na zijn 65ste , dan zou hij zijn 40-jarig jubileum nog kunnen vieren, maar dat deed ‘miene pap’ niet. Bij zijn afscheid werd nog gememoreerd dat hij in al die 40 jaren niet één dag ziek gevierd had. Dat was een unicum bij de Nedinsco, en ik denk niet alleen daar. “Ja ja, ze moesten eens weten” hoorde ik mijn moeder nog mompelen, “onverantwoord, met 40 graden koorts toch naar het werk, soms heb ik hem moeten aankleden en op de fiets moeten tillen. Hij dacht dat het zonder hem niet doorging, eigenwijze . . . ”. Waar zou ik ’t van hebben?
Terug naar die fiets, als ‘klein menke’ mocht ik mee op de stang. We gingen s’avonds na het eten de karpers voeren in de Wassum. ‘Wel stil blijven zitten’ zei m’n vader, en dat deed ik dan ook, met twee voetjes aan één kant van de stang en handjes stevig vastgeklemd goed in het midden van het stuur, anders kon ‘miene pap’ niet goed sturen. Iedereen zag mij zitten tussen die veilige armen van mijn vader. ‘We gaan de vissen voeren in de Wassum’ riep ik trots naar iedereen die we passeerden.
De twee fietsbanden namen om beurten de trottoirband, ‘klik-klak’ deed de kettingkast. ‘Daar is ôzze pap’ zei mijn moeder compleet overbodig. We zaten er binnen al klaar voor, het eten stond al lekker te ruiken op tafel en wij moesten kwijlend van de honger snel het speelgoed opruimen. Die fiets die nu daar buiten staat luidde elke avond met zijn rammelende ketting het gezelligste moment van de dag in, samen aan tafel. Ik heb het nog wel eens stiekem geprobeerd, hij doet ’t nog steeds. ‘Klik-klak’, ‘Halloooh . . . aahh pap’.
Kijk eens goed naar die achteras. Daar waar tegenwoordig van die doodordinaire zeskantige moeren zitten, daar heeft ‘ôzze pap ziene fiets’ van die verlengde assen, van die voetsteuntjes. Toen ik te groot was voor ‘op de stang’, mocht ik achterop de drager. De voeten op diezelfde steuntjes, een beetje naar voren schuiven en twee handen vastgeklemd in de jas van mijn vader. Een weliswaar iets minder opvallende plek als op de stang, iets minder als een prins op het paard. Maar ja, je was al wat groter, je ‘mocht’ al achterop. Iets minder zichtbaar voor de mensen op straat, maar iedereen waarvan ik dacht dat ze ons niet gezien hadden kregen een ‘hallooh’ toegeworpen vanachter de rug van mijn vader.
Kerstmis, een tijd van bezinning en herinnering? Een fiets, gewoon een voertuig dat door spierkracht wordt aangedreven, die bestaat uit ten minste twee wielen, een frame, een zadel, een stuur, een fietsketting en een trapas met pedalen?
‘Ôzze pap ziene fiets’, zo tastbaar, zo dierbaar, niet zomaar ‘unne fiets’.
Fijne kerstdagen!
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten