woensdag 4 april 2012

Een zwarte dag . . . .

Op 25 mei hoop ik 65 jaar te worden, ‘lang zal die leve, lang zal die leve . . in de gloriaaahh‘. Maar voor mij geen slingers aan de wand, geen advertentie in de ochtendkrant, want ik heb definitief besloten om deze bijzondere mijlpaal niet te vieren. Marcje, Maxiempje en Geertje hebben hem bij voorbaat en overhaast totaal verpest. ‘Wat is er nu weer, wat heb je nu weer te mekkeren?’ Nou . . . . dat zal ik jullie proberen uit te leggen.

Met ingang van 1 april 2012 bepaalt een geniepige, en met 130 km/uur ingevoerde, wetswijziging dat de AOW niet meer ingaat op de eerste van de maand maar heel inventief op iemands verjaardag. Ik dacht eerst dat het een 1-april-grap was, maar navraag bij mijn pensioenfonds gaf de definitieve bevestiging! Salaris, uitkeringen, contributies, abonnementen en ga zo maar door gaan allemaal per maand, kwartaal of jaar. Nee, nee, nee, Marcje, Maxiempje en Geertje hebben om duistere redenen besloten om voor onze AOW een uitzondering te maken. Een arrogant onbegrijpelijke ingreep in een simpel omslagstelsel, alle ‘werkenden’ betalen de AOW voor alle ’65-jarigen’. Zonder afgesloten overleg met sociale partners doen Marcje, Maxiempje en Geertje een asociale greep van ca. 80 miljoen uit onze AOW-pot. Vadertje Drees zal zich ongetwijfeld in zijn graf omdraaien! Ik hoop voor Marcje, Maxiempje en Geertje dat ze het niet aan ‘linkse hobbies’ gaan besteden, maar gewoon rangschikken onder hun ordinaire ‘rechtse stupiditeiten’. Konsekwentie is wel dat vanaf nu iedereen op zijn 65ste verjaardag als extra presentje een volledig willekeurige draai om de oren krijgt. Ben je toevallig op de eerste van de maand geboren, dan word je niet gekort. Wie het in moeders buik tot de laatste van de maand heeft weten te rekken, heeft helemaal pech. In de maand dat die 65 jaar wordt, helemaal geen AOW-inkomen! Voor mij bedraagt de draai om de oren zo’n ijskoude 800 euro netto! Als persoonlijk verjaardagspresentje van Marcje, Maxiempje en Geertje. Ik hoor ze al zingen: ‘Hij is met z’n kontje in het water gevallen, falderalderiere, falderalderare . . . ‘.

Snappen jullie de logica? In de bijna zeven jaar dat ik nu pré-pensioen ‘geniet’ heb ik al veel moeten slikken. Pensioenen worden niet aangepast aan de stijgingen voor levensonderhoud, elk jaar een paar tientjes minder door aanhoudend gegoochel met inkomensafhankelijke ziektekostenbijdrage (ZvW) en komend jaar 6% minder pensioen. Maar zoiets volkomen willekeurigs en oneerlijks heb ik nog niet mee mogen maken, ik ben dan ook werkelijk om te verrekken.

‘Man, lig niet te zaniken, je hebt het toch niet zó slecht en we moeten allemaal inleveren!’. Klopt, als vader van twee kinderen en opa van drie kleinkinderen besef ik terdege dat ook de gepensioneerden hun deel moeten bijdragen. En dat het niet altijd eerlijk kan, daar valt ook nog mee te leven. En die 800 euro ben je over een half jaar allang weer vergeten!

Nou, dat had je gedacht. ‘Er is er een jarig hoera hoera, dat kun je wel zien dat is . . hij!’. Alleen al het feit om 65-jarigen hun verjaardag te verpesten met zo’n volledig willekeurige, asociale, oneerlijke, onlogische, onbegrijpelijke en volkomen stupide overhaaste maatregel pik ik absoluut niet. Ik heb dan ook een brief gestuurd aan alle politieke partijen, verantwoordelijke minister (Kamp-VVD) en staatssecretaris (de Krom-VVD) en natuurlijk aan Marcje, Maxiempje en Geertje. En wat denk je? Eerst dacht ik dat ze het wel dood zouden zwijgen als die drie bekende aapjes, en mij in m’n vet zouden laten gaar koken. Maar nee hoor. Via via kreeg ik toch nog twee antwoorden. Van Ino van de Besselaar (PVV) en Bert van Kent (SP), hun teksten vind je onderaan. Vooral die PVV-er getuigt van nog minder empathie dan een middeleeuwse kerkdeur!

‘Maar wat ga je er nu verder aan doen?’. Eigenlijk ben ik het ook nog eens zelf schuld, want ik was zelfs blij met deze coalitie. ‘Een rechts kabinet om je vingers bij af te likken’, hoor ik Marcje nog zeggen! ‘Nou, intussen kan ik mijn vingers wel afbijten van ellende’. Ik heb het vertrouwen compleet verloren in de politiek, wat een stelletje onbenullen. Marcje, Maxiempje en Geertje hebben voorgoed voor mij afgedaan, inpakken en wegwezen. Laten we ze heropvoeden met een cursus ‘gebruik je gezond boerenverstand’. Ik voel me ronduit bestolen en bedrogen. ‘De ouderen ontzien . . ‘, gesard en vernederd worden ze. Wat mij slechts rest is de boel, net zoals zij doen, te gaan besodemieteren. Een plannetje uitwerken hoe ik die 800 euro kan terugjatten, gewoon om van dat rotte gevoel af te komen. En m’n 65ste verjaardag is definitief vergald, die wordt niet gevierd, dat zal voor altijd een zwarte dag blijven!

Als jullie het met me eens zijn, of enig begrip kunnen opbrengen? Stuur deze blog dan door aan je vrienden, familie en bekenden, deel hem op Facebook! Print hem uit, verspreid hem, maar doe er vooral iets mee.


Tenslotte de beloofde twee ‘politieke’ reacties:
Geachte heer Titulaer,
Dank voor uw emailbericht en als reactie bericht ik u het volgende. Het laten ingaan van de AOW op de verjaarsdatum in plaats van de 1e van de maand waarin men 65 jaar wordt, is op zich een rechtvaardige maatregel. Immers, in het maatschappelijk verkeer is het gebruikelijk dat een koppeling van een activiteit aan een leeftijd betekent dat de ingangsdatum ervan de verjaarsdatum bij het bereiken van die leeftijd is. In het verleden is vanwege de eenvoud voor de administratieve verwerking gekozen voor de 1e van de maand waarin men 65 jaar wordt als ingangsdatum voor de AOW. Nu administratieve systemen steeds complexere zaken aan kunnen, is dat argument niet langer valide.
Dit kabinet met steun van de PVV heeft onder meer als doelstelling de uit de hand gelopen overheidsfinanciën op orde te brengen. Daarbij worden van alle Nederlanders offers gevraagd. Degenen die kinderopvangtoeslag ontvangen, vinden het niet leuk dat daarop wordt bezuinigd; hetzelfde geldt voor de kinderbijslag enz.. Sterk maken voor ouderen wil niet zeggen, dat iedereen in Nederland moet inleveren, behalve ouderen. Het wil wel zeggen, dat waar het kan we ouderen zoveel mogelijk zullen ontzien en met name de ouderen met geen of een klein aanvullend pensioen.
De zorgkosten bedragen bijna 1/3 van de totale overheidsuitgaven en zonder ingrijpende maatregelen stijgen deze kosten nog verder. Om die reden is de grens voor de inkomensafhankelijke Zwv verhoogd. Zoals u wellicht bekend maken ouderen het meest gebruik van de zorg en moeten alle Nederlanders meebetalen aan deze verhoging. Daar komen weinig klachten over.
Tot slot is het mogelijk korten van pensioen een zaak van werkgevers en werknemers die het pensioenfonds besturen. De PVV heeft in verschillende debatten aangegeven het niet verstandig te vinden om deze crisistijd te korten op pensioenen.
Met vriendelijke groet,
Mr I.H.C. (Ino) van den Besselaar
Lid Tweede Kamer der Staten Generaal
Partij voor de Vrijheid

Beste Jan,
Bedankt voor uw e-mail aan de SP Tweede Kamerfractie. SP-Kamerlid Paul Ulenbelt heeft bij motie het voorstel gedaan om eerst met de verzekeraars in overleg te gaan en er voor te zorgen dat alle private uitkeringen doorlopen tot de dag dat iemand 65 wordt. Voor alle regelingen zoals pré-pensioen die conform CAO zijn geregeld heeft dhr Ulenbelt het voorstel gedaan om de wetswijziging alleen toe te passen op personen die onder een CAO vallen waarbij het inkomen doorloopt tot de dag dat iemand 65 wordt. Beiden voorstellen zijn door een meerderheid van de Tweede-Kamer verworpen. Om die rede heeft de SP tegen het wetsvoorstel gestemd. Wij hebben gedaan wat mogelijk is om het voor u en vele anderen te regelen!
Vriendelijke groet,
Bart van Kent
Medewerker SP Tweede Kamerfractie.

woensdag 21 maart 2012

Joie de vivre . . .

Morgen zijn we alweer 10 dagen in Sainte Marie-la-Plage, zo’n typisch Franse badplaats aan de Middellandse Zee. Niet zo ver van de Spaanse grens, vlakbij Perpignan met op de achtergrond de besneeuwde toppen van de Pyreneeën. Elke dag kijken we op www.zoover.nl, want mocht het weer hier echt slechter worden dan trekken we resoluut verder naar de Spaanse Costa’s. Maar al die tijd geen vuiltje aan de lucht, en bovendien hebben we een schitterend stekje gevonden. Omzoomd door struiken, 80 meter van het strand en oh zooooo . . . rustig! Baarlo is ook schitterend, maar zo vlakbij het strand is het toch anders. Jaja, maar wat is er dan zoal anders, ik doe een poging.

’s Morgens als het zonnetje opkomt ga ik met de fiets naar het enige warme bakkertje in het dorp, ze kennen me hier al. ‘Bonjour monsieur’. ‘Un pain céréale, une baguette et deux pains aux chocolat s’il vous plait’, en ze stopt het netjes voor me in mijn meegebrachte draagtasje. ‘Bonne journée, au revoir monsieur’. Terug op de camping staat Marijke al met het ontbijt op het versgebakken brood te wachten, om de paar dagen een lekker slurp-eitje erbij. Nou ja, zoveel anders is dat ook weer niet?

We hebben alles bij-de-hand in onze camper, maar voor de ‘grote boodschap’ gaan we toch naar het toiletgebouw op de camping. Is wel zo prettig bij het onderhouden van ons eigen toiletje. Alleen weet ik niet hoe jullie dat vinden, maar voordat ik ga zitten op zo’n vreemde pot wordt de boel toch eerst grondig geïnspecteerd. Het is zo’n ‘geen-brildragend’ hangtoilet, en de rand moet eerst zorgvuldig drooggemaakt worden met een extra toiletpapiertje. Vooral de binnenkant aan voorzijde wordt niet vergeten, want ik moet er niet aan denken dat ‘Jan junior’ tegen die binnenrand ‘swaffelt’ waar anderen hun sporen hebben achtergelaten. Bij het gaan zitten betrap ik me erop dat ik meer gehurkt sta dan me echt ontspannen neervlij. Toch wel even anders dan thuis!

Om de andere dag ga ik trainen op het strand. Midden in die onmetelijke zandvlakte ligt een betonplaat van 3*3 meter, weliswaar een beetje stroef, maar een kniesoor die daarop let. Volgens mij staat daar in het hoogseizoen een strandtentje op. Maar nu dé ideale plek als ondergrond om te kogelstoten, discuswerpen en gewichtwerpen. Bij de camper is zorgvuldig een bamboe-stok van exact drie meter voorbereid. Verspreid op die eindeloze zandvlakte wordt een stokje op 12 meter geplant als mikpunt voor kogel, op 15 meter voor gewicht en op 39 meter voor discus. Heerlijk, heerlijk, heerlijk, wat is werpen dan een zalige hobby. Dat ruisen van de zee, dat rollen van die golven en altijd een ideale zeebries voor discus. Het terug sjokken door het losse zand geeft een extra verzwarende dimensie aan de training. Uiteraard doe ik eerst de oefeningen die werptrainer Wim ons laat doen bij Swift Roermond, want je techniek kan altijd beter. Maar steeds eindigen met zes ‘serieuze’ pogingen op afstand. Tussen de drie disciplines door even uitrusten op een grote kei, ‘potverdomme’ dacht ik ineens voor me uitkijkend. ‘Nondedjuu’, dit hadden we in Venlo ook kunnen hebben. Om van dat gezeik van die lopers af te zijn wilden we een trainingsveld creëren op het beach-volleybal-veld op sportpark Vrijenbroek. Onze grote ritselaar Henk had al bijna alles voorbereid. Nou, nu weet ik het zeker, dat was echt ideaal voor ons werpers geweest. Met een nonchalante voetbeweging wordt het zand weer gladgestreken na elke inslag van kogel of discus. Enne, geen last van overstekende vervelende lopers. Ook hier niet, want die lopen langs de waterkant of over de boulevard, het losse zand is voor echte atleten. Marijke komt het strand op, ‘wil het een beetje lukken?’ vraagt ze. Het is tijd voor de koffie!

’s Middags tegen vijf uur wordt de baguette aangesneden, en de Franse kaasjes uit de koelkast gehaald. Met een passend glas wijn erbij laten we de dag geleidelijk overgaan in de avond. Eigenlijk wilden we dat thuis in Baarlo ook zo doen, maar ja, dit hoort echt hier bij het leven in Frankrijk.

Dat is echt anders dan thuis, dat geeft dat gevoel van ‘joie de vivre’.

Enige tekst is toegevoegd aan tekeningen van ‘de Kat’.

woensdag 14 maart 2012

Saint-Marie-la-Plage

We waren vastbesloten om deze keer alleen over binnenwegen door Frankrijk richting Spanje te rijden, we zijn allebei redelijk eigenwijs, dus dat houden we nog wel even vol. Voor een volgepakte camper met twee fietsen achterop niet altijd verstandig, maar als je Frankrijk echt wil beleven, is dit de enige manier. En we komen echt op schitterende plekken!! Via Reisdorf, Fouvent-le-Bas en Rancy kwamen we in de volgende etappe ergens hoog in de Auvergnes terecht op een camping die uitkeek op Clermont Ferrand. En ook de weg er naartoe was imponerend maar zeker niet zonder risico. ‘Haejj . . .’, riep Marijke verrukt ‘daar ligt nog sneeuw op de bergen’. En na de zoveelste scherpe bocht begon het licht te sneeuwen en lag er steeds meer sneeuw langs en even later zelfs op de weg. ‘Moeten we hier eigenlijk geen winterbanden hebben’ vroeg Marijke compleet overbodig. ‘Ja, het moet niet gekker worden!' Maar tot mijn grote geruststelling bleek ACSI-campingnr.1505 in Vollore-Ville iets lager te liggen op een soort balcon, dat uitkeek over het immense Auvergne-dal met op de achtergrond die kenmerkende Puy-de-Dôme. We waren de enigen op de camping, we moesten zelfs de campingbaas zoeken en ’s avonds hebben we als twee kleine kleuters buiten staan te genieten van miljoenen lichtjes van Clermont Ferrand en Issoire. Alleen ’s nachts werd het vreselijk koud, onze waterzekering sloeg eruit en de hele watertank liep leeg. ’s Morgens lag er een complete ijsbaan achter de camper. Onze campingbaas had voor een lekkere warme douche gezorgd en vol goeie moed daalden we de berg af richting het ‘hameau’ le Salvetat vlakbij la Couvertoirade, een stuk onder Millau in de grillige Tarn.

Onze Tom-Tom stuurde ons perfect naar de juiste plek en kraaide resoluut ‘bestemming bereikt’. We keken links, we keken rechts. Een paar van die echte Franse boerderijen, met een heleboel rotzooi er omheen, maar niets dat leek op een camping. Dan maar even doorrijden, we kwamen een eenzame fietser tegen. We hielden hem aan en in ons beste Frans vragen naar camping le Salvetat. De man lachte vriendelijk, en ik bespeurde enig medelijden. ‘Oh nee, die bestond niet meer’, we waren er langs gereden maar er was een nieuwe eigenaar op de boerderij en die had de camping opgedoekt. ‘Maar wat nu?’, het is al vier uur en we moeten een plek zien te vinden voor de nacht. In een dorpje verderop, la Blaquererie, waagden we een poging bij een boerderij. Wat ’n mazzel, de boer bleek een ‘camping à la ferme’ te hebben een stukje verderop. Daar zouden we wel een nachtje mogen staan. Als twee ‘himmelhoch jäuchzende’ jonge pubers reden we achter hem aan, maar even later waren de twee oudjes ‘bis zum Tode betrübt’. We moesten een steenpad 45⁰ naar beneden en dan een paar honderd meter tussen prikkelhagen door. ‘Non monsieur, merci beaucoup . . . . dat doen we echt niet, voorlopig geen grindpaden meer’. Na lang zoeken in de SVR- en ACSI-boekjes besloten we nog 1½ uur door te rijden naar Colombiers, een stukje voorbij Béziers. Wat was dat een opluchting, een prachtige camping bij een pittoresk dorpje aan een kanaal met een haventje! En we stonden deze keer niet eens meer alleen.

De volgende morgen werden we bruut uit onze slaap gerukt, ‘BOEFfff . . ‘! Ik vloog rechtop in bed, ik dacht dat er een bal tegen de camper werd geschopt. Marijke zat ook rechtop naast me en zei paniekerig: ’Is onze gastank ontploft?’. ‘Nou, ik denk niet, want dan hadden we hier niet meer gezeten!’. Vlug schiet ik in mijn lange broek, doe m’n schoenen aan en ga koelbloedig buiten poolshoogte nemen. Het is doodstil op camping ‘les Peupliers’, de eerste vogeltjes kwetteren er al op los, voor de rest niks, nada, niente te ontdekken! Met mijn technische kennis krijgt de camper een grondige inspectie. Ik schop tegen de vier banden, zie niets verontrustends en stap weer naar binnen. ‘Enne . . ‘ vraagt Marijke die nog steeds rechtop zit. ‘Ik weet het niet, we kijken straks wel . . ‘, en we kruipen weer snel onder het warme dekbed.

Na het ontbijt ga ik wat verder kijken en potverdomme, een van de draagbalken onder het bed is compleet doorgebroken. Hoe kan dat? We hebben wel een geluid gehoord maar verder niets gevoeld, en zeker geen ondeugende dingen gedaan. Toch wel een beetje opgelucht vertel ik Marijke wat er is gebeurd. ‘En nu . . . ?’. Na de koffie even praten met de baas van de camping, die me voorziet van een paar houtschroeven en een keurig stutbalkje op maat afzaagt. Heel vriendelijke man. En met hulp van die paar schroeven, héél veel tape en dat stutbalkje slapen we nu alweer twee nachten uitstekend.

Vanaf vandaag staan we in Saint-Marie-la-Plage aan de Middellandse zee op een prachtige ACSI-campingnr.1878 . In de buurt van Perpignan, niet ver van de Spaanse grens.

De hele dag al een strakblauwe hemel, lekker zonnetje, 20⁰, stoelen naar buiten en lekker lamzakken. Naar het strand is maar 100 meter lopen en op dat strand ligt volledig waterpas een grote betonplaat te wachten.

Kogel, discus en werpgewicht staan al klaar!
zie ook : http://youtu.be/1KZ6hTJaOG8

woensdag 7 maart 2012

De wanhoop nabij . . .

Het is 11 uur ’s avonds, we zitten in Rancy, ergens midden in Frankrijk, en de regen klettert op het dak. Zojuist hebben we gezellig geborreld met de eigenaren van de camping, we waren hun allereerste gasten van het nieuwe seizoen. Leuke kleine camping, bakkertje op 50 meter, camperplekje kaarsrecht, perfect geregeld alles en ze hebben ook nog eventueel een groepsaccommodatie van 10-16 personen. Echt een aanrader (zie www.laripeblanche.nl).

Een verademing met de camping die we gisteren hadden in Fouvent-le-Bas. Niet meteen gaan opzoeken op de landkaart, gewoon snel vergeten. We moesten vlakbij Fouvent-le-Bas bij het bordje ‘Domaine de la Pierre Percée’ rechtsaf slaan, een grindweg op. De weg was slecht, vol gaten, langs struiken en door het bos. De weg werd een smal slingerend pad en de gaten dwongen ons te slalommen tussen gaten en overhangende takken. Na drie (!!) kilometer liep het pad plotseling omlaag naar een paar slordig in een dalletje verspreide ‘maisons à pierre’, van die typisch Franse oude natuurstenen huizen. Langs het pad lag een soort kabouter Plop, die gedurende zeker 30 jaar al zijn haren had laten groeien onder een even zoveel jaren tellend autowrak. ‘Bonjour monsieur, nous cherchons la Domaine . . . ‘. ‘Ah wel, dan zijde ge goe, das hier zunne’.

Een vrouwtje van ongeveer dezelfde leeftijd huppelde op ons af, lange broek onder een wijde rok. Kort openhangend strak zwart vestje over een te lange en wijde blouse. Spits klein koppie met oranjerood geverfde haren waar het grijs hardnekkig doorheen scheen. We konden zelf een plek uitzoeken, Marijke loopt voor me uit en de camper glibbert achter haar aan over het lemen pad. Nergens ook maar één recht stukje voor een camper te vinden op het hele grote sterk ‘geaccidenteerde’ terrein. Ik reed helemaal door, het pad hield ineens op en ik wordt een heuvel op gedwongen, maak een bocht naar links en zit . . . muurvast. Geen beweging meer in te krijgen, potverdomme, en kabouter Plop en tante Sidonia zijn nergens meer te bekennen. We proberen met takken, latten en stenen wat meer grip te geven aan de tollende banden van onze toch zo dierbare camper. Niks wil helpen en de wanhoop overvalt me ‘nou, dat is ’t dan, de zoektocht naar de zon wordt gesmoord in de modder van Domaine de la Pierre Percée’. Marijke blijft daar bewonderenswaardig kalm onder en zegt: ‘als je hem nu hier neerzet!’. Ja, met een camper tot aan de as in de modder valt niks meer neer te zetten, ik zat al te bedenken waar ik het nummer van de ANWB heb. Daar komt tante Sidonia met haar sloffen aangesopt over het ongelijke grasveld. ‘Eh wel ziddegullie vast . . .’. Ik rangschik dit onder het hoofdstuk retorische vragen maar merk wel dat mijn ademhaling behoorlijk wordt opgejaagd. ‘Joajoa, diejen ondergrond is nog bevroren en dan krijgde dah . . ‘. Verschrikt kijk ik naast me en zie kabouter Plop die zijn hele rechterhand in zijn baard verstopt. Onder normale omstandigheden moet het een koddig gezicht zijn geweest om ze samen naar die schuur te zien lopen, maar ik voelde me steeds wanhopiger worden in dit niet meer zo leuke Plopsaland. Maar daar komt Sidonia met zo’n klein tractortje aangesputterd en Plop sleept een sleepkabel achter zich aan. Ik kruip meteen hoopvol achter het stuur, Marijke wijst waar ze de camper wil hebben staan en ja hoor. Vijf minuten later staan we heel scheef en heel bergaf een heel klein stukje verder, maar wel uit de modder. Wat een lief stel hè. Marijke klimt in ons nieuwe Casa Magnetica (je weet wel dat huis in Fantasialand waar letterlijk alles scheef aan is) en gaat koken. Ik loop tot aan mijn enkels door de modder uit te passen hoe ik me hier morgenvroeg uit moet draaien. Elke keer als ik denk ‘zo moet het kunnen!’, bekruipt me meteen die paniek van ‘en als het nou fout gaat?’.

Die nacht heb ik geen oog dicht gedaan. Steeds probeerde ik me te focussen op het ‘moment suprème’ hoe ik die scheefhangende camper eerst een meter terug moet zetten, dan scherp links indraaien, doorrijden tot op het lemen pad en dan zo snel mogelijk rechts indraaien en dan hopen dat ik niet van die scherpe steilrand afglijdt. Marijke ligt rustig naast me te kurken en een bosuil roept onophoudelijk ‘oehoeee . . ‘. Blijkbaar ben ik toch ingedommeld want om zes uur schrik ik wakker, ik droomde dat ik met de camper compleet op z’n zij lag . . .

Ik moet wel erg stil zijn geweest vanmorgen aan het ontbijt en ongetwijfeld heeft Marijke gemerkt dat ik met alles veel sneller klaar was dan normaal. Maar ze wist dat ik onder hoogspanning stond en zweeg op zo’n moment, dat vind ik nou echte liefde. Ik kruip vastberaden achter het stuur en wacht tot Marijke klaar is. De motor wordt gestart en de versnelling gaat in de achteruit!!?? Potverdomme, hij slipt, snel zet ik hem in de vooruit, draai nog korter als gedacht naar links, geef een beetje gas en . . . . . . hij glijdt de berg af, de voorwielen bumpen op het lemen pad, hét signaal dat ik nu als de sodemieter naar rechts moet draaien om niet via die steilrand op mijn zij terecht te komen! Maar mijn drietonner van 6,70 lang komt keurig rechtop en zijn voorpoten krijgen grip op de grillige stenen van het lemen pad. Ik wil nu wel blijven doorrijden, maar moet stoppen want Marijke moet ook nog mee. We nemen snel afscheid van tante Sidonia, omringd door haar twaalf katten, en rijden opgelucht weg. Terloops zien we nog dat kabouter Plop onder zijn autowrak ligt te sleutelen, we zwaaien maar er komt geen reactie.

Zoek je dan toch die uitdaging op je vakantie, of wil je wel eens weten hoe het voelt om ‘de wanhoop nabij te zijn’, kijk dan op www.annekringhs.com. De regen klettert nog steeds op het dak van onze kaarsrechte camper, Marijke ligt alweer te kurken en ik heb er weer zin in. Morgen op pad naar de Auvergne . . . .

dinsdag 21 februari 2012

Staan wij in dienst van iets wat groter is dan wijzelf?

Ingewijden kennen mij als voorvechter voor de werpnummers in de atletiek. Tegenstanders heb ik ook, zij kennen mij als zeer irritante bedreiging van ‘hun’ atletiekaccommodatie. Ingewijden weten dat ik ‘unne eigenwijze’ ben en de strijd voor die machtige werponderdelen niet snel opgeef. Tegenstanders ergeren zich en duwen intussen de technische atleten steeds verder weg van ‘hun’ sport, het eindeloos rondjes lopen rondom een ‘doelloos’, strak en leeg grasveldje. Beide groepen wil ik niet passeren in deze ‘schijnwerper op werpfaciliteiten’.

Atletiek wordt niet zomaar de moeder aller sporten genoemd. De oude Grieken trainden al intensief op onze basisbewegingen lopen, springen en werpen. Regelmatig bestreden ze elkaar in de schaduw van die goddelijke berg Olympus. Ik hoop dat jullie de moeite willen nemen deze ‘schijnwerper op werpfaciliteiten’ door te lezen tot het eind, want dat is echt wel nodig. Ik wil proberen om het niet tot een klaagzang te laten verworden, maar in alle oprechtheid zal het ook een niet geheel objectieve analyse worden wat ik als oudere atleet op de werpnummers heb moeten ervaren op sportpark Vrijenbroek in Venlo (2007-2009) en sportpark de Wijher in Roermond (2009-2012). Het is niet mijn verwachting dat hiermee het werpen direct in de vaart der volkeren wordt meegesleurd, maar heel even in die schijnwerper moet toch wel kunnen! Het is zeker ook geen beschuldiging richting betrokkenen, maar een serieuze schreeuw op empathie in de positie van ‘atleten op de werpnummers’ binnen onze regio. Een noodkreet van onze trainer Wim Coenen aan het bestuur van Swift Atletiek zette mij aan tot deze geheel persoonlijke overweging.

Terugblik 2007-2012:
De afgelopen vijf jaar proberen we met een kleine groep Masters (veteranen) de werpnummers in de atletiek wat meer te promoten (kogelslingeren, kogelstoten, discuswerpen, speerwerpen, gewichtwerpen). Het is overduidelijk vast te stellen dat de atletiek in onze regio geleidelijk verworden is tot ‘lopen’ en het organiseren van ‘trimlopen’. Het lopen maakt een geweldige groei door, moet ook wat ons betreft blijvend gestimuleerd worden en daar is ook absoluut niets mis mee. Echter ook deze medaille heeft zijn keerzijde die ik graag wil belichten, atletiek is immers méér dan lopen alleen. Het is een Olympische sport met tal van machtige loop-, spring- en werponderdelen. Een objectieve terugblik laat zien dat met name de spring- en werpnummers bijna geheel zijn weggedrukt in onze regio. Een aardige uitschieter op een spring- of werponderdeel wijst op potentieel groot talent, zeker geen logisch gevolg van structurele training. Ook invulling en activiteiten van de regionale atletiek-bestuurderen en -kaders raken steeds meer gefocust op duurlopen, en ook dat is een begrijpelijk en bijna natuurlijk proces.

Ook wij als kleine groep Masters werden indertijd ‘weggedrukt’ naar Eindhoven Atletiek en TV 1860 Erkelenz. Misschien ook met een beetje berouw en spijt wilden we in onze nadagen terugkeren op ons oude nest in Venlo en iets positiefs nalaten, een solide en succesvolle werpgroep. Onze doelstelling hierin is nog steeds heel simpel: continue groei van actieve werpende atleten en op zoek naar potentiële werptalenten, advies en begeleiding op weg naar succes, het streven naar een regionale deelnemer op een werponderdeel bij een verre Olympische Spelen. Bij Scopias in Venlo groeiden we snel uit naar een groep van 12 man. Buiten Venlo groeide het respect en aanzien (zeven Nederlandse kampioenschappen!), op sportpark Vrijenbroek groeide echter steeds meer de weerstand. Klachten over de veiligheid en het beschadigen van de grasmat. De spanningen tussen werpers en bestuur liepen te hoog op, de vijandige houding van de lopers werd onverteerbaar en ons draagvlak bleek te klein. Dat ook wij ons daarbij niet altijd diplomatiek hebben gedragen, valt achteraf te betreuren en te verklaren. Bemiddelingsverzoeken aan de wethouder van sport en de vertrouwenspersoon werden onbegrijpelijk genegeerd. Om een en ander niet verder te laten escaleren besloot het overgrote deel, inclusief de werptrainer van Scopias, in 2009 over te stappen naar Swift Atletiek Roermond.

In tegenstelling tot Venlo werden we hier wel gastvrij geaccepteerd, Swift Atletiek had immers een ‘verloren’ status op werpgebied. De legendarische werptrainer Douwe Smit had in de 80er jaren voor (inter)nationale successen gezorgd, zijn voormalige pupil en nationale topwerper Wim Coenen werd onze nieuwe trainer. Momenteel telt onze groep zo’n 25 werpsters en werpers, en anders dan in Venlo schuiven hier ook de junioren door. Ze komen niet alleen uit de eigen gemeente bij ons trainen, ook uit Helden (2), Baarlo (2), Hückelhoven (2), Nuenen, Siebengewald en af en toe zelfs uit Culemborg. De eerste talenten dienen zich aan, de trainingen worden vaak zo druk bezocht dat onze trainer genoodzaakt is om op te splitsen. Dit lezend zou je denken ‘eind goed – al goed’, maar helaas groeit ook hier intussen die weerstand, ook uit onverwachte hoek van de ‘gemeente’. Als zich nieuwe loopgroepen aandienen wordt er zonder meer verwacht van de werpers dat ze de helft van het middenterrein afstaan. Op ‘onze’ eigen trainingsavond, niet leuk, maar daar valt nog mee te leven. Afgelopen week kregen we uit ‘die andere hoek’ de kille mededeling dat voor de ‘zoveelste’ keer er tijdelijk niet geworpen mag worden op sportpark de Wijher. Reden voor bovengenoemde noodkreet van onze trainer! Bij dooi, gras inzaaien of baanrenovatie wordt zonder meer medegedeeld dat er niet geworpen mag worden. We moeten zelf maar naar een oplossing zoeken, de verantwoordelijken zwijgen in alle talen. Als oude rot weet ik hoe belangrijk continuïteit is in een opbouwfase. Ik voel en zie de groep afbrokkelen, de rek is eruit, we worden niet serieus genomen. Als er dan ook nog wisselende instructies van de gemeente komen over het wel of niet ophangen van de netten, het beter vullen van de gaten na het kogelslingeren!!?? Het kraakt binnen de groep, er wordt gemopperd! Dat is funest op momenten dat er serieus moet worden getraind, alleen de trainer moet gehoord worden tijdens die training met zijn technische aanwijzingen, er moet met plezier en inzet gepresteerd worden. We raken de grip alweer kwijt . . . . !

Wat is de positie van werpnummers op een atletiekveld?
Graag zou ik een paar bondige en logische stellingen op tafel willen leggen, die de ‘achilleshiel’ laten zien in de acceptatie van werpers binnen de atletiek. Ze ontspruiten echt niet alleen aan mijn fantasie. Uitvoering en respecteren van deze uitgangspunten zouden het tij kunnen keren:
- Op een atletiekaccommodatie is het complete middenterrein bestemd voor de technische nummers. De kop- en zijkanten zijn voor de springnummers, daarbinnen wordt er gegooid, gestoten, geslingerd en geworpen, het liefst steeds naar het middelpunt gericht. Het middenterrein mag nooit gebruikt worden voor (overstekende) lopers, bij wedstrijden is het middenterrein ‘verboden gebied’, zelfs voor aanmoedigingen. Buiten dat middenterrein is letterlijk een hele wereld beschikbaar voor de loopnummers.
- Een atletiekaccommodatie wordt regelmatig streng gekeurd door de Atletiekunie. Daarbij wordt zeer secuur gelet of de werpkooien voldoen aan specifiek vereiste veiligheidsaspecten. Bestuur en trainers dienen toezicht te houden op een correct gebruik ervan. Als er dan toch klachten komen over onveilige gevoelens van lopers moeten die serieus worden genomen, maar mag dat nooit aanleiding vormen tot het ‘verbieden’ om te werpen.
- De werpsectoren hoeven niet aan dezelfde eisen te voldoen als de ‘greens’ op een golfbaan. Discussen, kogels en speren veroorzaken onoverkomelijk deuken, gaten en prikgaatjes in het gras. Klachten over ‘gevaar voor enkels’ zijn heel begrijpelijk, maar het middenterrein is niet bedoeld om er loopoefeningen te doen. Het onderhoud zou hier ook op aangepast moeten worden, het middenterrein is geen ‘gazon in het park’ en geen ‘golf green’.
- Werpers zijn vanwege veiligheid en faciliteit compleet aangewezen op hun werpkooien, dat betekent dat die feitelijk altijd beschikbaar voor trainingen moeten zijn. Sportpark dicht betekent niet trainen, lopers halen de schouders op en lopen hun rondje om de kerk of in het bos! Werpers (en ook springers) kunnen hun hobby dan niet beoefenen.

Een paar aanvullende overwegingen:
- Een aantal gemeenten hebben problemen met werpers c.q. het alternatieve gebruik van het middenterrein voor andere sporten zoals voetbal opgelost met een ‘bijveld’. Een lap braakliggend terrein ter grootte van ¾ voetbalveld is al geschikt om alle werponderdelen te doen. [zie o.a. sportparken in Weert, Rotterdam, Veldhoven]
- Stimuleren van de sport in het algemeen door de overheid is perfect. We weten allemaal dat het niet alleen gezond is, het vermindert ziekteverzuim en verlaagt de agressie. Het leert je afzien, plannen, opletten op voeding, elkaar accepteren en respecteren. Maar helaas worden twee basisbewegingen, springen en werpen, nooit gestimuleerd! In dikkertjes die niet meekomen met lopen verschuilt misschien wel de nieuwe Rutger Smith. Die magere lange spriet, die ze alleen al uitlachen om haar onbeholpen slingerende pas, verbergt misschien wel de nieuwe Tia Hellebaut!! Ik zie beide types zwaar teleurgesteld afdruipen van de atletiekbaan.

Wij klein groepje Masters proberen al een paar jaar in onze regio iets moois van de grond te krijgen, maar het lukt ons maar niet. Zou het dan toch helemaal alleen aan ons liggen? Werpers zullen altijd die kleine minderheid blijven vormen. Heel afhankelijk, heel kwetsbaar binnen het loopgeweld, een te kleine stem in de ledenvergadering.

Een persoonlijke verantwoording
Deze schijnwerper op werpnummers is zeker geen eigenbelang, maar ik denk recht van spreken te hebben. Ik ben bijna 65 jaar, doe dit jaar 55 jaar onafgebroken actief aan wedstrijd-atletiek, ben 25 jaar bestuurlijk / organisatorisch actief geweest, 20 jaar technische training gegeven aan de jeugd, 12 keer een Nederlands record verbeterd, 7 keer Nederlands kampioen en ik persoonlijk zal het plezier in de atletiek niet meer verliezen. Mijn garage is verbouwd tot krachthonk en mijn trainingsveld ligt al vele jaren op een braakliggend terrein in de schittering van Scheuten Glas in Blerick, omsloten door de James Cookweg – van Heemskerckweg – Magelhaesweg. Op dit honden-uitlaat-veldje kan ik vrij en volkomen geaccepteerd in mijn nadagen lekker kogelslingeren, kogelstoten, discuswerpen, speerwerpen en gewichtwerpen. Mijn naaste omgeving vindt dit een flagrante vernedering, voor mij dé enig overgebleven plek waar ik nog puur van mijn sport kan genieten!

Maar ik gun de jeugd en al die verborgen talenten toch echt betere faciliteiten en vooruitzichten. Ik denk aan de toekomst van dé atletiek, hoeveel plezier in dat machtige werpen ontnomen wordt. Het maakt mij echt verdrietig als ik werpkooien en netten onbenut zie wegrotten op de sportparken.

Ik hoorde een schitterend statement van 'integere en grote bestuurder' Job Cohen bij zijn afscheid, waarmee ook ik wil afsluiten. Het geldt zeker ook voor de verantwoordelijken op en rondom atletiek-accommodaties:

‘Want wij staan in dienst van iets wat groter is dan wijzelf’.

woensdag 15 februari 2012

Meldingsformulier?

Hebben jullie al zo’n meldingsformulier ingevuld? Welk meldingsformulier? Ja, precies, dat van de PVV, nou ik wel! Vraag me trouwens wel af waar iedereen zich druk over maakt. Als je ziet waar ze tegenwoordig overal enquêtes over houden! En hoeveel meldpunten we hebben in Nederland. Nee hoor, ik hou me in en ga me nu niet verlustigen aan de meest belachelijke omstandigheden waar je in ons kleine landje overal over kunt klagen. En als ze onvoldoende respons krijgen, vult de professor ze gewoon zelf in, geheel anoniem.

Vanmorgen wilde ik weer eens lekker buiten gaan trainen op mijn privé trainingsveldje. Hèhè, eindelijk af van dat ijsgedoe en die bevroren vingers met trainen. De buitentemperatuur geeft 6⁰ aan bij het tankstation, best aangenaam. Heerlijk, ik heb er zin in, effe warmdraaien en dan maar weer eens kogelstoten. Want over drie weken is het NK-masters en dan wil ik toch weer in de buurt van de 12 meter stoten. Nou, vandaag wil dat nog net niet lukken maar het voelt weer goed. Het volgende trainingsonderdeel is kogelslingeren. Dat moet een beetje voorzichtig gebeuren, dus steeds even wachten of er geen (vracht)verkeer langs komt. Maar het slingeren gaat boven verwachting, een paar keer ingooien en daar vliegt ie weer boven de 40 meter, goed zo ouwe!

Maar daar komt zo’n klein brom-autootje aangeknetterd, LIGIER staat met grote letters op het nummerbord. Potverdomme, moet dat nou, die gaat bijna met zijn achterwiel op mijn handdoek staan. Ik loop met m’n slingerkogel achter me aan slepend in de richting van die overmaatse koekjestrommel. Stapt daar een tenger oud vrouwtje uit, gehuld in een lichtbruin gewatteerde lange winterjas, met daaronder van die donkerbruine suède laarsjes. Haar strak bijeengetrokken asgrauwe haarbos heeft de strijd tegen het blonderen overduidelijk opgegeven. Een grote herdershond en zo’n klein kuthondje zitten te keffen achter de te kleine beslagen ruitjes. Ze steekt heel behendig een sigaret op, het is vast en zeker de zoveelste van vandaag. Ik zeg tegen dat kreng:’Je staat bijna op m’n handdoek, ik ben daar aan het kogelslingeren’. Ze hoest, gevolgd door een ordinaire rollende rochel en antwoordt: ‘Oh, ik ben zo weer weg!’. De honden worden bevrijd en komen keffend en blaffend op me af. ‘Ze doen niks hoor’. ‘Nee, dáár ben ik ook niet bang voor, maar wat dacht je, moet ik nu wachten tot je weer weggaat?’. Er komt geen antwoord, en ze sjokt naar het midden van mijn prachtige trainingsveldje. En zoals te verwachten viel, krommen die twee mormels hun ruggen en schijten op de plek waar straks mijn discus hoort terecht te komen. ‘Nu weet ik ook waar die stront vandaan komt’ roep ik ’n beetje wanhopig. Maar er wordt me geen blik waardig gegund, althans ik denk van niet, want die gore kop is compleet in rook gehuld. Nou ja, dan ga ik maar eerst gewichtwerpen, dat doe ik normaal als afsluiting van mijn training. Maar die vliegt niet zo ver, dus dat kan nu wel.

Na twee sigaretten trekken de drie mormels zich weer terug in hun beschuitblik en bewegen hoestend en puffend richting Blerick. Ik besluit die twee verse drollen maar op te ruimen en ik kan weer verder met m’n training. Maar zeg nu eerlijk, ik heb helemaal niks verzonnen, dat is toch echt asociaal gedrag. Als zo iemand dat in m’n tuin zou doen, mocht ik haar van onze minister-president Rutte een schop onder haar kont geven. Gelukkig pakt Wilders dat veel structureler aan, mensen kunnen klagen tegen dergelijke overlast, dat wordt keurig geclusterd, geanalyseerd en dan wordt het opgelost. Thuis gekomen heb ik dan ook meteen dat meldingsformulier opgezocht op internet en ingevuld, kijk maar hieronder. Het is niet goed te lezen, maar als je erop klikt moet het wel lukken!

donderdag 9 februari 2012

It giet oan potdomme . . . .

Normaal gaat het wedstrijdseizoen baanatletiek in de winterslaap van 1 november tot 1april. Voor werpers is dat eigenlijk niet nodig, we trainen gewoon buiten en doen af en toe een oefenwedstrijdje. Meestal moet eerst het water uit de ringen worden geveegd, soms komt de sneeuwschuiver eraan te pas, maar ‘it giët oan potdomme . . .’.

Maar meer als indoor kogelstoten zijn er voor werpers eigenlijk geen wedstrijden in die vijf lange maanden. Maar geen nood, al meer dan 10 jaar onderbreekt Eindhoven Atletiek op de tweede zaterdag van februari onze winterslaap met het winterwerpen. Er worden dan twee onderdelen afgewerkt, kogelslingeren en gewichtwerpen. Frans Klep is er indertijd mee begonnen. En zo stiekem doemen in die periode zo links en rechts wat meer van die winterwedstrijdjes op. Sylvesterhammerwurf in Hückelhoven (B), kogelslingeren in Apeldoorn, ‘4Seasons’ kogelslingeren in Rotterdam en Throwing on the Rocks in Burcht (B). Zelfs tijdens de EK & WK Indoor Masters is er ‘buiten’ inmiddels een officieel kampioenschap voor kogelslingeren, discuswerpen, speerwerpen en gewichtwerpen. Dus eigenlijk hebben de masters geen klagen, en gaat dat wedstrijdseizoen weliswaar sterk uitgedund gewoon door. Maar dan komt er ineens dat mailtje van Eindhoven Atletiek: door het aanhoudende koude weer (lees winterweer) gaat het winterwerpen niet door? Wat is dat nou voor flauwe kul, die in februari een wedstrijd organiseert weet dat het dan op z’n minst aanhoudend koud is. Straks gaan de Olympische Spelen niet door omdat de Grieken geen Olympische vlam meer kunnen betalen. Pinksterwedstrijden gaan niet door omdat de pinksterbloemen nog niet bloeien, Wimbledon wordt afgelast omdat de ballen te zacht zijn, het moet niet gekker worden . . . . ‘it giët oan potdomme . . .’.

We hebben ’n keer in Apeldoorn geslingerd op een atletiekbaan die door koning winter compleet omgetoverd was in één grote ijsvlakte. Je moest al slidderend naar een grote groene legertent achter de slingerkooi om je te melden. Alleen de ring was vrijgemaakt van ijs en werd begaanbaar gehouden met véél, heel véél zout! Tussen de worpen door snel terug in die tent waar een paar gigantische straalkachels de weeïge lucht van snert en koffie vermengden. Niemand klaagde, we waren er met één gezamenlijk doel, een serieuze wedstrijd kogelslingeren. En gezellig dat het was . . . . ‘it giët oan potdomme . . .’.

Nou zit ik hier achter m’n laptopje met m’n goeie fatsoen! De afgelopen weken keihard getraind in m’n eigen krachthonk met afnemende gewichten om met nog meer power en snelheid goed beslagen ten ijs te komen. Nou ja, ijs, ik kan geen ijs meer horen of zien. Je moet je aanpassen aan de omstandigheden, dat doe je ’s zomers met korte broek en dun shirtje, en ’s winters met twee lange broeken en vier dikke shirts! Maar hoe moet ik nu m’n energie kwijt? Nou had ik eindelijk eens vijftig meter kunnen gooien! Dan maar morgenvroeg mijn werpspullen achter in de bak gooien en op naar m’n eigen trainingsveldje bij Scheuten Glas, want een echte sportman is niet tegen te houden . . . . ‘it giët oan potdomme . . .’.

Tot mijn stomme verbazing hoor ik net net dat de Elfstedentocht ‘zeker in het komende weekend’ niet zal doorgaan! Nou snap ik er al helemaal niks meer van. Het winterwerpen in Eindhoven gaat niet door vanwege het 'aanhoudende' winterweer, de Elfstedentocht gaat niet door vanwege het 'tegenvallende' winterweer! De 22 rayonhoofden hebben hun strenge Friese koppen bij elkaar gestoken en Wiebe Wieling ‘wie wie kent hem niet’ heeft het slechte nieuws blij gezind naar buiten gebracht. Op sommige plekken was het ijs te dik, maar op teveel plekken ietsjes te dun. Jammer voor 22 rayonhoofden, jammer voor die honderden vrijwilligers die het parcours sneeuwvrij hebben gemaakt, jammer voor die 16.000 potentiële ijskrabbers, jammer voor die miljoenen mensen die zich verkneuterd hadden op die unieke beelden van die steeds zeldzamer wordende tocht . . . .

‘it giët neet oan potdomme . . .’.

PS:de mooie slingertekeningen zijn van Erwin Suvaal

zondag 29 januari 2012

Woeff . . . hap sloek . . woeff . . hèhè

Het valt niet altijd mee om het als hond iedereen naar de zin te maken. Maar wat echt tegenvalt is dat die mensen zich absoluut niet in mij als hond kunnen verplaatsen. Gisteren vierde het dochtertje van mijn bazen haar tienjarige verjaardag. Ja, ze noemen zich bazen, maar in feite ben ik toch echt wel hun altijd introverte psycholoog en fitnessbegeleider. Ik hou ze de hele dag een spiegel voor en zorg voor de hoognodige beweging, goed voor de stress. Nee, het beste moment van de dag is toch wel als ze een paar brokjes in de bench gooien. Hét signaal dat ik me in alle rust kan terugtrekken om lekker te luiwammessen.

Eerst had ik me al de hele dag verlekkerd aan het ‘zoar vleis’, mijn bazin deed alles wat een hond maar lekker vind in zo’n verschrikkelijk grote pan. Dat lange roeren en opwarmen hoeft voor mij echt niet, ik werk dat zo hap-sloek lekker weg. Maar hoe zielig ik ook keek, mijn nek uitstrekte of haar zachtjes met m’n zachte vacht verleidde. Niks viel er voor bassie te hassen, er viel zelfs niks op de grond. Jammer, want met wandelen ben ik misschien niet de vlotste, maar als er wat op de grond valt dan ben ik niet te kloppen.

Vóór het grote feest zat ik net te wachten om mijn superlange baas een frisse neus te laten halen, komen oma en opa binnen ‘hallooooh . . ‘. Nee, niet die van mijn vriendinnetje, maar die twee anderen. Gelukkig, die ouwe met dat grijze baardje wil ook mee wandelen. Heb ik tenminste wat meer rust, want anders lopen ze maar aan m’n halsband te rukken en tegen me te zeuren van wat ik allemaal wel niet mag. Nu lopen die twee samen wat te oreren over mijn soortgenoten die zomaar in het wilde weg schijten midden op het pad of op plekken waar mensenkinderen moeten spelen. Ik probeer het tempo van die twee langpoten wat te drukken, anders heb ik niet eens de tijd om uitgebreid te ruiken wie er allemaal op mijn pad gescheten hebben. Want alles begint met ruiken, heeft mijn moeder me beloftevol voorgehouden. Nou ja, totdat ik weet wat ze met ‘alles’ bedoelde, stort ik me maar met volle overgave op dat ruiken. Hèhè, ik word even verlost van m’n halsband, ik mag even de poten strekken. Ze hebben zichzelf aangeleerd door dan ‘vrij’ te roepen en begeleiden dat met een royaal gebaar alsof ze met beide handen lekkere brokjes strooien in de een of andere hoek. Maar wees nu eerlijk, welke idioot weet niet, dat als ze de deur openzetten of de ketenen afgooien, wat dan de bedoeling is. Zullen ze dat ook zo met die Holleeder gedaan hebben?

Nou zal ik ‘m eens krijgen, hij heeft er een verschrikkelijke hekel aan als ik wat in m’n mond pak. Aha, daar ligt een té opvallend blauw boterhamzakje, je ruikt nog dat er cervelaatworst in heeft gezeten. ‘Kom voor . . , kom hier . . . , apport . . . potverdomme kôm heej!’. Dat is pas echt lachen, nou even geen royale brokjesbewegingen maar van die korte fanatieke inhalige armgebaren. Op voldoende afstand laat ik tergend langzaam al kauwend de cervelaatsmaak over m’n tong gaan en slik heel ergerlijk uitdagend het plastic zakje in. Zegt die ouwe ook nog ‘hopelijk verpakt hij z’n keutel erin, goed voor het milieu’.

Eindelijk thuisgekomen blijkt dat m’n hele domein is ingenomen door van die druk pratende grote en kleine mensenkinderen. Eens kijken of ze ook begrijpen wat goed is voor een hond en ik begin m’n sociale rondje langs de gasten. Maar d’r valt niks van die lekker volgestouwde tafels, zelfs niet als ik heel zielig m’n oogwit laat zien. Nee, het enige wat ze doen is hun plakhanden aan m’n zachte buitenkant afvegen. Nou ja, dan maar naar die kleine mensenkinderen. Potverdomme, die gaan buiten spelen maar ik mag niet mee. Snappen jullie dat nou, als ik wil dan mag het niet en als zij het willen, dan moet ik naar buiten! Heej, daar komt dat leuke vrouwtje met dat korte rokje, die heb ik hier al vaker gezien. Even kijken of me dat weer lukt van de vorige keer. Ik loop stiekem achter haar aan en net als ze rustig met mijn bazin staat te praten, grijp ik m’n kans. Mijn altijd alerte vochtige neus steek ik van achteren onder haar rokje. ‘Iieeepppp . . .’ gilt ze en springt omhoog en iedereen giert van het lachen. Maar helaas, ook dat levert me niks op.

Daar komen de kinderen naar binnen. ‘Wie wil er een broodje knakworst?’, roept mijn bazin. Meteen sta ik vooraan, maar wat denk je. Iedereen krijgt zijn broodje knakworst behalve ik. Nog effe proberen of ik er eentje dat broodje uit z’n handje kan snaaien, maar niks hoor. Het ‘zoare vleis’ wordt royaal op opengesneden broodjes gedaan en verdeeld over de grote mensenkinderen. ‘Hmm . . lekker’ hoor ik bijna kwijlend van alle kanten. ‘Wie wil er nog wat’ wordt er ook nog geroepen. Nou ja, ikke natuurlijk, maar ik word niet begrepen. Hadden ze mij maar gebarentaal geleerd in plaats van zichzelf met dat ‘ge-kom voor, zit, down en aan de voet’. Ik heb zin in dat lekkere eten potdomme en alles wat mijn moeder me verder nog verzwegen heeft.

Ik geef het op en ga bij die oudjes onder de tafel liggen. Eindelijk eentje die me begrijpt! De baas van mijn vriendinnetje geeft me een stukje kaas . . . . hmmm hap sloek lekker. Gelukkig dat ook mensen roedelgedrag, sorry kuddegedrag, vertonen. Langs de andere kant van de tafel komt ook nog een stukje kaas. Heerlijk, mijn dag kan niet meer kapot, ik ga maar uit mezelf in de bench liggen. Wat buikoefeningen doen om die keutel in dat plastic zakje te wurmen.