‘That's one small step for man, one
giant leap for mankind’, waren de woorden van Neil Armstrong toen hij in 1969 als eerste mens
voet op de Maan zette. Als hij het niet was geweest dan had iemand anders dat zeer
waarschijnlijk ’n paar jaar later gedaan. Zo gaat dat met pioniers, zo is dat
ook met Jan Smit, atletieknestor, die 22 september de gezegende leeftijd van 90
jaar bereikt.
Het is 2014,
Jan Smit vroeg of ik hem wilde helpen met het inschrijven voor het NK Masters
in Utrecht! 'Kijk ook eens naar mijn
medaillelimieten, want die kan ik niet vinden!'. Natuurlijk doe je dat,
maar toen ik die medaillelimieten onder ogen kreeg voor de mannen 80+ op de
werpnummers schrok ik me wezenloos: 'Dat
haalt die nooit . . . hoe kan dát nou, hoe kán dat nou . . . ?'. Ik had
alleen nog vluchtig naar mijn eigen limieten gekeken: ‘Nou, dat gooi ik nog met links!’, dus ik had aangenomen dat die
voor Jan Smit ook een makkie zouden zijn. Hij is immers een véél betere werper
als ik, daar moet iets niet kloppen.
Die zijn echt veel te hoog gegrepen bij de oudere leeftijdsklassen! Hij zal wel
kampioen worden, maar om een daarbij horende waardering (een medaille) te halen
moet hij zijn eigen Nederlandse records kogelslingeren (25.62m) en
gewichtwerpen (10.49m) verbeteren. Dat kan toch niet, wie heeft dat nu weer
bijeen gefantaseerd? Ik ben 16 jaar jonger en hoef maar luttele 29.10 en 10.80
meter te gooien, respectievelijk op respectabele 25 en 7 meter van die
Nederlandse records. Hoe schrijnend kun je het verzinnen. Daar heeft iemand
ontzettend zitten schutteren! Het gaat toch om Nederlandse kampioenschappen
naar Nederlandse maatstaven?
Een dag
later gaat de telefoon: ‘Met Smit spreekt
u. Beste Jan, die medaillelimieten van jou daar klopt helemaal niets van, een
oude man van bijna 83 jaar kan onmogelijk elk jaar zijn Nederlands record
verbeteren. Waar zijn die mee bezig?’. En Jan start een ellenlang
wetenschappelijk betoog over het progressief verlies van krachten vooral vanaf
de 60 jaar! Verlies van krachten is afname spiermassa en dus prestatie. Ik kan
de spraakwaterval slechts af en toe instemmend onderbreken. ‘Jaha, uhhuh, ik weet ‘t . . . ‘.
Het plaatsvervangend schaamrood stijgt me geleidelijk naar de kaken, ik
merk dat ik diep bedroefd raak terwijl ik er feitelijk niets aan kan doen. Ik
heb die limieten toch niet gemaakt! Fout ligt immers bij de Atletiekunie, die
blijkbaar iemand de opdracht geeft om medaillelimieten vast te stellen. Er
liggen al tig jaren redelijke en geaccepteerde Medal Standards bij de Europese
bond EVAA, maar ja, de Atletiekunie moet weer eens opnieuw het wiel uitvinden. Natuurlijk had ik al contact
opgenomen met de verantwoordelijke maar die had geen enkel begrip en schoof voor geen meter. Jan vervolgt zijn betoog:
‘Weet je nog dat we afgelopen jaar
verschillende keren door de sneeuw naar Papendal zijn geweest? Dat we nog een
keer overnacht hebben bij van der Valk om toch maar op tijd te zijn? Toen
wilden ze me in één klasse stoppen met mannen, die mijn zoons hadden kunnen
zijn. En dan ook nog laten strijden om hét Nederlands kampioenschap!’.
‘Ja Jan, dat was heel erg vernederend wat we daar hebben moeten doormaken. Maar
we hebben gevochten voor onze masteratletiek en uiteindelijk start iedereen nu
wel gewoon in zijn eigen klasse!’. Jan hoort het blijkbaar niet: ‘Toen wilden ze die oudjes al wegjagen van het atletiekveld, en nu
worden ze ook nog eens vernederd met ridicule limieten . . . ‘.
Mijn
linkerhand is gebald tot een vuist, de rechter knijpt de telefoon bijna tot
gruis. Ik bespeur een machteloze woede in me opkomen, mijn ogen worden vochtig
bij het staren naar die klote medaillelimieten.
‘Jan, we komen zo niet verder, laten we
het voorleggen aan het Platform masters’.
‘Nou ja . . (ik bespeur grote twijfel)
. . maar we gaan niet meer naar Papendal, dat vond ik wel zo . . .’.
We beëindigen ons telefoongesprek en met een gloeiend nasuizend rechteroor zit
ik nog even, niet meer zo trots, naar mijn analyse te staren. ‘Snappen ze dat nu niet? Iedereen snapt dat
toch als ze dit zien!’. Vanaf de mannen M35 tot aan de M60 liggen de
medaillelimieten voor het NK zo’n 20% onder de Medal Standard EVAA voor
Europese kampioenschappen, kippetje, 10% had ook gemogen. Vanaf de mannen M65
ziet iedereen, die kleuterschool gehad heeft, dat de Nederlandse limieten
lineair progressief uit de pas gaan lopen met de Europese standaard, toch???
Ik ga bij
Marijke op de bank zitten, maar het laat me niet los. In gedachten weggezonken
zie ik Jan in Borken vertellen dat WIJ
een nationaal kampioenschap werpvijfkamp hadden en ZIJ niet. Ooit ontmoette ik in Tata (Hongarije) Georg Glöckner, de
man die in Duitsland de werpvijfkamp introduceerde. Er worden nu werpvijfkampen
georganiseerd die zijn naam dragen. De man werd in Tata met alle égards
tegemoet getreden, als ware hij de president. Jan Smit zou dit nooit willen.
Jan Smit is een veldwerker, sportman en atletiekpromotor, een doener in hart en
nieren. Enthousiast en de mouwen opstropen voor eerlijke sport. Voor mij
verdient hij een standbeeld. Maar ja, waar maak ik me druk over?
Op 22
september wordt Jan Smit 90 jaar, hij ziet slecht en zijn fysieke krachten
ebben verder weg. Maar zijn passie voor de werpnummers in de atletiek is
onveranderd. Zijn vriend van het eerste uur, Frans Klep, gaat regelmatig op
bezoek. Samen praten ze bij over de prestaties van de aanstormende jeugd en de aftakelende oudjes op de
werponderdelen.
Zou hij zich
realiseren wat hij betekent heeft in die gigantische ontwikkeling van de
werpnummers in Nederland? Hij was niet zomaar een gepassioneerden werper, hij was ook een voorvechter die opkwam voor de belangen van het oudere werperspeloton. Een echte pionier! Misschien is dit verhaal aanleiding om hem een
verjaardagskaart te sturen, dat kan! Stuur uw kaart dan naar: Jan Smit,
Molenstraat 189, 5691 AH Son en Breugel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten