zaterdag 7 november 2015

Jehova

jehovaIk zit achter m’n computer te schrijven. Irritant, de bel gaat. Potverdomme wie kan dat weer zijn. Marijke is boven, dus moet ik me losrukken uit mijn zojuist moeizaam geformuleerde eindelijk lopende volzin. De voordeur is nog op slot, inclusief de twee nachtsloten, ook dat nog. Met meer dan tegenzin maak ik de deur open en twee overdreven vriendelijk kijkende mannen staan verwachtingsvol voor de deur.

‘Goedemorgen meneer, mag ik u iets te lezen aanbieden?’. Vier door het woord geblindeerde ogen kijken me aan.

Potnondedju flitst het door mijn hoofd, ‘Jehova’, en mijn korte geheugen is meteen die hele mooie eindelijk lopende volzin kwijt. De adrenaline klokt me naar de keel, maar ik moet netjes blijven.

‘Goedemorgen samen. Nee, ik lees nooit, ik schrijf liever en daar hebben jullie me net bij gestoord’.

‘Zozo, meneer, maar dan moet u toch eerst wat gelezen hebben’. En de oudste van de twee etaleert met twee knokige handen een kleurige folder in mijn richting. Ik voel de irritatie opborrelen. Ik wil die klojo’s te lijf gaan, ik wil die folder kapotscheuren, andere mensen lastig vallen met hun gezeik. Maar ik ga het gesprek aan, had ik natuurlijk niet moeten doen:

Hoezo, om te kunnen schrijven moet je gewoon eerst nadenken. Simpelweg je eigen verstand gebruiken. Gewoon je unieke grijze hersencellen open stellen. Als ik opschrijf wat een ander verzonnen heeft, of oreer wat een ander geschreven heeft, dan noemen ze dat of plagiaat, of godsdienstwaanzin en dat levert alleen maar grote ellende op’.

‘Maar u moet toch eerst de kennis opdoen, voordat u iets kunt opschrijven. En hierin vindt u de echte waarheid’. De man creëert afstand, zet een stap naar achteren en tilt die vale klote folder op. Wat potverdomme, de waarheid!

‘De waarheid voor mij is wat ik om me heen ervaar, daar denk ik goed over na, doe vervolgens verwoede pogingen om dat in mijn brein te ordenen en dat schrijf ik dan van me af. Moesten jullie ook eens proberen. Flikker die rotzooi weg, open je ogen, kijk om je heen en gebruik je eigen hart en ziel als referentiekader’.

‘Tjahaa . . maar dan moet u toch eerst gelezen hebben wat er geschreven staat’, hield de man vol en het foldertje zakt een klein beetje naar beneden. Zijn jongere kompaan knikte, wat een meeloper.

‘Nee, dat moesten we juist niet doen. Kijk naar de ellende in de wereld om je heen. De volgelingen van Allah en God snijden elkaar de kop af, verkrachten elkanders vrouwen en vermoorden weerloze kinderen. Simpelweg omdat ze elkaars waarheid niet accepteren die muurvast met bloed verankerd is in Koran en Bijbel. Nee, vertel mij niet wat ik moet lezen . . . ‘. De kompaan twijfelt plotseling zichtbaar aan zijn geloof ‘uhh . . . daar heeft meneer wel gelijk in . . . ‘.

De oudere man werpt zijn jongere kompaan een ijzige blik toe. ‘Jaaa . . maar dan moet u toch maar eens lezen wat hierin geschreven staat voor zolang u nog de tijd heeft’, hield de oudere man zichzelf staande in zijn lange grijze regenjas. Zijn ogen keken me gebroken aan, ik voel ‘t, het eindspel is begonnen, het foldertje bedekt nu slechts discreet zijn schaamstreek.

‘Je lijkt wel gehersenspoeld, je repeteerwekker loopt af, maar je wordt niet wakker. Je weigert blijkbaar elke dialoog. Ik wens jullie verder een gezegende dag’. Oei dat had ik niet moeten zeggen.

‘Ahaa . . . meneer gelooft dus wel, wil ik u er toch op wijzen dat hier toch de juiste richting staat beschreven’, mompelt hij zonder verdere overtuiging want het foldertje verdwijnt schielings in de vetleren tas.

‘Ja, ik geloof niet alleen, maar ik weet dat je mensen slechts kunt overtuigen door goed te doen! En ik vind dat mensen bekeren met onwrikbare verderfelijke teksten verboden moet worden. Een fijne dag verder en ik hoop dat jullie willen nadenken over dit gesprek. Goedemorgen’. Ik betrap me erop dat ik de voordeur overdreven zacht dicht druk.

Wie waren dat . . . ?’, vroeg Marijke.

Jehova . . . !’, antwoord ik.

Och God . . . ‘, zegt Marijke.

Buiten staan een oudere man en een jongere kompaan tegenover elkaar. De jongere wijst naar ons raam, en spreekt duidelijk geagiteerd met gespreide handen tegen de oudere man. Die staat onwrikbaar kaarsrecht, zijn grijze regenjas strak als hing hij aan een verankerd kleerhangertje. Een vetleren tas onder een arm geklemd. De andere hand priemde met een knokig wijsvingertje in de richting van zijn jongere kompaan. Zijn hoofd schudde vastberaden nee.

Zou ik toch een gelovige aan het denken hebben gezet? God zal het weten, of niet . . .

1 opmerking:

Unknown zei

wat heerlijk duidelijk ben je hier, ik denk er net zo over alleen heb ik een sticker bij de bel geplakt waarop staat dat ze met met rust moeten laten :). Schrijf vooral door!!