maandag 23 november 2015

Maandagmorgen

Ik geloof niet zo in dramatische maandag-morgens of ongeluk-brengende vrijdagen de dertiende. Maar op latere leeftijd ga je toch wel eens twijfelen aan die dingen. Lang geleden hoorde je wel eens ‘maandagmorgens zijn net als mannen, ze komen te snel’. Maar ja, voor gepensioneerden maakt dat niet meer uit of het maandag, woensdag of wat-dan-ook is. Ze lijken allemaal hetzelfde, net als de buurvrouw die op de koffie komt, ze komen en gaan. Toen we nog werkten vond iedereen die maandagmorgen verschrikkelijk, ik niet! Als je auto het niet deed kwam de dooddoener ‘Die zal wel op maandagmorgen zijn gemaakt’. Ik dacht dan ‘nou en . . ‘.

Maar vanmorgen bij de koffie na die vierde tegenvaller vroeg ik toch maar even aan mijn echtgenote: ‘Welke dag is het eigenlijk?’. ‘Maandag, je hebt gisteren toch getraind, en zojuist nog het hele huis gestofzuigd’. Ja, zover is het al, ook op mijn korte geheugen kan ik al niet meer rekenen. Zo weet ik normaal ook precies wat ik ’s nachts gedroomd heb, maar vanmorgen wist ik het absoluut niet meer.

Gisteravond na het schaatsen gingen we naar bed. ‘God, wat ziet het er hier verschrikkelijk uit, morgenvroeg moet er eindelijk weer eens gezogen worden’, verzuchtte mijn liefste. Ik kreeg een zoen, ze verborg zich in het dekbed en mompelde slaapdronken ‘slaap lekker schat’. Nu kan ze al een maandje slecht uit de voeten, want ze heeft aan haar rechterenkel een ‘gedegenereerd sprongbeen’. Dus ik besloot maar niet tegen te spreken. Het is immers nooit smerig bij ons. Zelfs stof lijkt in ons huis te lijden aan hechtingsvrees. Bij een weekje overslaan raakt de stofzuiger echt niet verstopt. Ik zei ‘welterusten’ en nam toch maar vast de planning voor morgenvroeg door. Eerst zorgen dat ik als eerste wakker ben, naar beneden thee zetten, de koffie alvast klaarzetten, samen ontbijten, dan het huis door met de stofzuiger, koffie drinken, douchen, eten koken en dan kan ik eindelijk weer mijn ding doen achter de computer. Al gauw val ik in slaap en droom iets waarvan ik vanmorgen absoluut niet meer wist waarover. Ook niet belangrijk, want mijn dromen zijn altijd héél gewoontjes. Over mijn werk waar ik al tien jaar niet meer naartoe hoef. Of over geweldige sportprestaties waarover je alleen nog maar kunt dromen. Nooit eens over dat miljoen dat ik nog altijd hoop te winnen. Of over die blonde stoot die passioneel alle denkbare lichaamssappen aan me onttrekt.

imageMet mijn blauwe ochtendjas over mijn maandagmorgen-grijze pyjama loop ik slaapdronken de trap af. Als in een roes gaat het knopje om van het theewater, trek ik de rolluiken op en de radio gaat op ‘Nostalgia’. Nu even wachten tot het water kookt. Oh ja, maar gelijk het koffie-apparaat vullen. Ik grijp bedachtzaam het koffieblik uit het keukenkastje. ‘Potverdomme’, koffie moet worden bijgevuld. Nieuw pak koffie voorzichtig met de schaar opengemaakt, en nog voorzichtiger de gemalen koffie in het smalle hoge ronde blik gemikt. Hmmm, dat ruikt lekker. Ik zoek het donkerbruine maatschepje, want er moeten nu twee volle scheppen in de filter. ‘Potnondedju’, heb ik, ontzettende eikel, dat maatschepje vergeten eruit te halen. Ligt dat nu onder een pond vers gemalen koffie begraven op de bodem van dat ellendige blik. Nou, dat heb ik weer. Als een kist op maandagmorgen geoogste wortelen kijk ik naar dat tot de rand gevulde blik en bedenk hoe dat klote schepje zonder te morsen omhooggewerkt moet worden. Een vork, en wat afdekken met de handpalm, en met wat wurmen komt het schepje boven koffie. Ik weet niet hoe het komt, maar ik moet ineens denken aan mijn kijkoperatie aan m’n knie.

Na het ontbijt haast ik snel naar boven, waar de stofzuiger al wacht in de zolderkast. De badjas kan uit, want er moet nu gewerkt worden. Elke vierkante centimeter van onze twee verdiepingen tellend huisje vereist een grondige zuigbeurt. Een beetje te gretig grijp ik de zuigslang achter uit de stofzuiger. Een keurig plastic klemmetje zorgde ervoor dat de stofzuigerstang vast achter de stofzuiger in dat klemmetje gemonteerd kon worden. ‘Zorgde’, want een zachte maar felle ‘knikkk . . ‘ verraadt dat ik met m’n lompe kracht het klemmetje gemold heb.  ‘Potverdepotnondedju . . .’. imageMaar laat ik nu niet bij de stofzuigerzakken neer gaan zitten, want dat stofzuigen moet toch gebeuren. Het is niet mijn hobby, dus niet zeuren, maar gewoon de klus klaren. Op het eerste kamertje schuif ik de lamellen open voor het raam. Eigenlijk totaal overbodig, want stof zie ik sowieso toch niet, zorgvuldig de hele vloer afwerken kan ook in het donker. ‘Dzoeffff . . . kling klong . . .’. Achter me zie ik een van de lamellen languit gestrekt tegen de verwarming hangen. Nou ja, dat kan er ook wel bij. Met ingehouden woede doorloop ik even in mijn maandagmorgen-grijs alle kamertjes om rustig te worden. Ik voel me als een vaalgrijze ijsbeer die 87 keer zijn prooi misgelopen is. Toch maar weer terug naar de plek des onheils. Die lamel ligt er nog steeds onveranderd. Wat blijkt, die lamellen hangen aan zo’n lullig geperforeerd gaatje. En precies, Jan heeft met zijn lompe lijf tegen een van die sensibele lamelletjes geleund, en dat gaatje kon daar niet tegen. Nu hebben we vorige week de vliering opgeruimd en ik dacht me te herinneren dat daar nog een paar van die reserve-lamellen lagen. Nou daar gaan we dan weer, door de zolderkast die op maandagmorgen heel moeilijk bereikbare vliering opgekropen. Gelukkig, mijn dag kan niet meer kapot, de juiste maat ligt erbij. Even later is het lamellenlegertje op kamer één weer compleet en vervolg ik mijn zuigbeurt.

Het zweet staat me inmiddels al op de rug als ik in moeizaam gebukte houding onder ons twee-bij-twee bed de vloer zorgvuldig ontdoe van onzichtbaar stof. ‘Pokkk . . . ‘, ik zak als een automatisme op de koude harde vloer op mijn altijd pijnlijke artritis-knieën. Ter voorkoming van het doorzakken van het grote bed staan exact in het midden twee stevig gemonteerde steunen. Helaas blijkt één van de twee niet bestand tegen mijn voorzichtige aanraking van de stofzuigermond. De moed zou me in de schoenen zijn gezakt, ware het niet dat ik zelfgebreide maandagmorgen-grijze sokken droeg. Het enige wat ik kan uitbrengen is ‘dat-is-toch-in-Gods-naam-niet-mogelijk’. Maar al snel blijkt dat het toch mogelijk was, en lig ik met bezwete rug in een onmogelijke positie die steun te herbevestigen.

imageAls ik uiteindelijk aan de benedenverdieping begin, vraagt mijn allerliefste: ‘Waar was toch je zolang?’. ‘Goed werk vraagt nu eenmaal veel aandacht’, besloot ik maar even te liegen. Want als ik dat nu allemaal moet gaan uitleggen dan ben ik voorlopig nog niet klaar. ‘Wat deed jij in die zolderkast?, probeerde ze verder. ‘Nou, die heb ik ook maar een goede beurt gegeven’, loog ik verder.

De benedenverdieping zuigen verliep zonder noemenswaardige problemen en naarmate je het laatste stukje nadert krijg je er ook steeds meer zin in. Ik snap niet hoe dat komt. Toen we aan de koffie zaten vroeg ik toch maar even aan Marijke: ‘Welke dag is het eigenlijk?’. ‘Maandag, je hebt gisteren toch getraind, en zojuist nog het hele huis gestofzuigd’.

Ik zette de stofzuiger op tafel om zorgvuldig dat klemmetje weer vast te plakken met contactlijm. ‘Wat is er nu weer gebeurd?’. En onder het genot van twee lekkere bakken koffie heb ik keurig en heel zielig opgebiecht wat me deze morgen allemaal was overkomen. De tranen liepen ons over de wangen van het lachen. ‘Geweldig’, kon Marijke nog net uitbrengen.

En ik dacht, dat moet ik opschrijven.

Geen opmerkingen: