dinsdag 17 november 2015

Bankencrisis

Soms misdragen zich ouders langs het speelveld, foei toch! Te vaak misdragen zich spelers en speelsters zich op het sportveld, mag niet maar kan gebeuren! Maar helaas komt het ook wel eens voor dat de verantwoordelijken zich misdragen, onverteerbaar! In bijgaande blog geef ik een inkijk hoe mijn grijze hersencellen dat moeizaam verwerken naar pijnlijk lopende volzinnen. Helaas laat gezien mijn leeftijd het korte geheugen me enigszins in de steek en worden feiten door elkaar gehusseld. Diegene die iets herkent en zich eraan stoort, is altijd welkom voor een heilzaam consult. Het kost niets, ik zorg voor de koffie.

Hartstikke leuk, onze kleindochter is bij handbal! Natuurlijk had ik veel liever gehad dat ze op atletiek ging, in de garage staan alvast een paar junioren-speren klaar, en een slingerkogeltje hangt zich te vervelen aan de muur. Maar ja, misschien komt het er nog wel van, je weet maar nooit. Intussen ben ik toch maar weer bij AV Loodzwaar begonnen met werptrainingen voor de jeugd, dus ze kan zo aansluiten, als ze dat wil.

imageMaar handballen is ook een machtige sport, heb ik zelf tot m’n vijftigste actief gedaan bij HV Belabberd. Fijne club, altijd beregezellig gehad, vooral bij de veteranen. Wat hebben we altijd gefeest. Vorig jaar gingen we toch maar eens een paar wedstrijdjes kijken hoe dat ging met onze kleindochter. Nou, opa zat te glimmen op de tribune. Ze was balvast en heeft het spelletje goed door. En nooit zomaar op het doel knallen. Nee, eerst kijken of er iemand nog beter voor staat, een echte teamplayer. Ik zeg nog tegen mijn zoon: ’Leuk, ik herken me in haar. Ik stond altijd midden-opbouw en midden-verdediging’. Na de wedstrijd nog een gesprekje gehad met haar trainer. Die kende ik nog, altijd mee samen gespeeld, een rustige introverte man. Ik zeg tegen hem: ‘Een leuk stel meiden heb je, daar is vast wel wat van te maken’. Hij glimlacht: ‘Ja, sie moeten nog viel leren. Maar het gaat om het plezier, dan komt dat alles vanselbst’.

Tijd verstrijkt snel, we waren al lang niet meer wezen kijken. Tot vorige week, de meiden speelden een belangrijke wedstrijd. Onze kleindochter begint op de bank. Na tien minuten blijkt die belangrijke wedstrijd eigenlijk een makkie, ze staan al voor met 7 – 0. Alleen, er wordt niet gewisseld, wat overigens normaal is bij handbal. Eigenlijk een ‘must’ bij jeugd en al helemaal met deze stand. De tegenstanders wisselen wel keurig door, en hun inzet is ondanks de achterstand onverminderd. Maar de vier meiden bij ons op de bank, die zitten nagels te bijten. Waarom, ze staan toch ruim voor, de wedstrijd is gespeeld. Ik weet niet waar ik het vandaan haal, maar waterpolo-trainer Sven-Erik Uri flitst ineens door mijn hoofd. Hij wisselde zijn complete team in een uiterst belangrijke wedstrijd. Ze stonden voor met 4 – 1. Zijn wissels beloonden die ‘move’ met zeven doelpunten op rij! Dat is motiveren, zo smeed je een sterk team. En dan zit ik hier naar een compleet ander niveau te kijken, ook nog eens naar sensibele meiden van 13-14 jaar!!?? Mijn prostaat speelde op, dus ik ging maar even naar de WC, de spanning is uit de wedstrijd maar niet uit mij. Nog net zie ik een lichte overtreding van de tegenstander. Gewoon een lompigheidje, kan gebeuren. Op die leeftijd hebben meiden nog niet altijd de controle over hun te snel groeiende onderdelen. Maar daar vergeet onze trainer zijn introverte inborst en loopt druk tegen die zwarte lijn aan te dribbelen en vraagt heel irritant om een tijdstraf. ‘Wat is er met die aan de hand’, vraag ik me af.

Als ik m’n plaats weer inneem zegt Oma tegen me: ‘Ze zit nog steeds op de bank!’. ‘Och, ze zal er wel in de tweede helft inkomen’. Het is 12 – 1 en de eerste helft gaat de laatste minuut in. ‘Heej, ze moet invallen’. ‘Dat is belachelijk, ze moeten nog 50 seconden, maar ja, dan begint ze waarschijnlijk meteen in de tweede helft’. Nadat ze één keer op en neer heeft gelopen en één keer de bal voortreffelijk heeft mogen doorspelen, fluit de scheidsrechter.

Het hele team verzamelt zich in de hoek van de zaal, en onze trainer begint druk gesticulerend de boel op te fokken. Nu loop ik zelf nog maar pas zo’n kleine zestig jaar rond op sportvelden en in sportzalen. Dus ik zeg tegen Oma wat ik gezegd zou hebben: ‘Nou meiden, het loopt goed. We gaan die dingen die we op training hebben geleerd geconcentreerd uitvoeren. En we gaan goed doorwisselen, dus houd het tempo erin. Iets meer rust in het spel, laat de bal snel het werk doen en hou het achter goed dicht.’ De scheids fluit. Verrekt, hij stuurt de basis weer in het veld. Bij elke verloren bal zwaait hij met zijn armen langs de knieën en schudt boos met zijn hoofd als ware het een Champions-League-finale. ‘Waar maakt die zich druk over . . . ‘, vraagt Oma zich hardop af. Maar ik heb het intussen echt wel gehad. Onze kleindochter inclusief nog twee meiden zitten nog steeds nagelbijtend aan hun bank gekluisterd. Ze kijken naar hun zeven vriendinnen, die echt in mijn ogen niet zoveel beter zijn als de drie ballingen op de strafbank. Ik probeer me in te leven in die hoofdjes. Mijn grenzeloze empathie gaat met me aan de haal en drijft me in een donkere hoek van achterstelling, vernedering, negering, onbegrip en groot intens verdriet. Intussen staan hun vriendinnetjes met 25 – 2 voor en er zijn nog twee minuten te spelen. Onze kleindochter mag invallen als de klok nog 1:50 minuut aangeeft. Oma en ik kunnen deze vernedering niet aan, staan stilzwijgend op en gaan naar huis, we wachten niet op haar om samen wat te drinken. Want als oma en opa weten we hoe ze zich zal voelen, wie zou dat immers niet weten? Dan zitten er straks drie te huilen in een sportkantine. Het moment van opmonteren moeten we nog even uitstellen.

imageBlijkbaar is onze introverte trainer op onverklaarbare wijze geradicaliseerd. Zijn woorden ‘Ja, sie moeten nog viel leren. Maar het gaat om het plezier, dan komt dat alles vanselbst’, galmen pijnlijk door mijn hoofd. ‘Zo ga je niet met mentaal kwetsbare 13-jarige meiden om’, probeert Oma mijn analyse in te leiden. ‘Dit heeft niets, maar dan absoluut niets meer met sport te maken, het zijn potdomme meisjes van 13-14 jaar’, sis ik nogal pissig. ‘Nou ja, ik kan er toch ook niets aan doen’, schrikt Oma. ‘Nee, maar ik probeer al mijn hele leven lang jeugd-atleetjes te motiveren voor mijn sport. Ik geef iedereen altijd gelijkwaardig aanwijzingen, ik maak ze allemaal even belangrijk of ze nou 8 meter stoten of 12 meter. Ik ben niet voor niets al 58 jaar onafgebroken gek van atletiek, en atletiek van mij’. ‘Ja, maar atletiek is geen handbal, dit is een teamsport’, probeert Oma weer. ‘Nou nee, elke sport is een teamsport. Je doet het met elkaar. Sport is het podium waar we leren sociaal met elkaar om te gaan. Wij ouderen moeten aan de jeugd overbrengen hoe je elkaar beter maakt. Als wij al niet in staat zijn om wederzijds respect bij te brengen. Met onze ervaring kunnen we de jeugd stimuleren gezond met je lijf en geest aan de gang te gaan’.

‘Opa, wind je niet op, het is toch maar spel’, probeert Oma me weer rustig te krijgen.

‘Ja maar, we vinden toch allebei dat dit voor minstens drie jonge meiden een misselijk makende vorm van intimidatie is. Ze moesten een vertrouwenspersoon naar die wedstrijdjes laten kijken’, en we vervolgen onze driftige weg naar de auto, en ik realiseer me dat ik zelf vertrouwenspersoon was. ‘Als het een vent was, dan zei hij tegen die drie meiden dat ze niet in zijn team passen. Gewoon die grote broek aantrekken en ze naar huis sturen, dat ze bij hem moeten opkrassen. Dat ze beter hun lidmaatschap bij HV Belabberd kunnen inleveren. Want dit heeft niets meer met sociaal gedrag te maken, totaal niets met teambuilding en is overduidelijk respectloos intimiderend gedrag.’

Thuis gekomen gooi ik met het dichtgooien van de garagedeur de laatste frustratie van me af. Een kleine en een grote slingerkogel kijken me aan, het bosje speren dat slordig op het wandrek ligt, schrikt, en maakt een troostend geluid. Alsof ze me willen zeggen ‘Geduld is een schone kunst, en levenslessen zijn niet altijd prettig’.

Bij de koffie mompel ik nog voor me uit: ‘Hopelijk houdt iemand die klojo nog eens een spiegel voor’.

‘Waar heb je het over Opa . . . . ‘.

Geen opmerkingen: