Kinderen moeten meer bewegen, maar hoe krijgen we die oogjes losgeweekt van Kidnet, die te dikke vingertjes weg van die kleine knopjes op de Gameboy. Kinderen moeten gezonder eten, weg met McDrek, die mierzoete drankjes moeten de koelkast uit. Kinderen moeten gevrijwaard worden van Q-koorts, Mexicaanse griep, na elk contact de handjes wassen met wat de pharmaceutische industrie ons voorschrijft en minimaal één keer per dag onder de douche. De regering stelt miljoenen beschikbaar om onze kindertjes weer in optimale conditie te krijgen, Erica Terpstra kraait “machtige” spreuken maar kan fysiek toch ook weer niet verbloemen waar slechte leefgewoonten toe kunnen leiden. En als ik ver terugdenk in de tijd, was dat vroeger eigenlijk veel slechter? En waar komt die motivatie toch vandaan dat ik nog steeds fanatiek met slingerkogels, discus en speer in de weer ben?
Er was eens een lagere school waar ik van 1953 tot 1959 naartoe ging, om precies te zijn de Aloysiusschool van meester Simons in de Blerickse Lambertusparochie. Hoe verliep zo’n alledaagse schooldag, duik eens terug in je geheugen. s’Morgens om acht uur opstaan, handje water in het gezicht, aankleden en aanschuiven aan de ontbijttafel. Mam had naast de gesmeerde bruine boterham met kaas een glas warme melk staan. Daarna zo snel mogelijk naar school, Johan Maat aanroepen van de overkant en dan rennen wie het eerste daar was. De Leeuwerikstraat af, links af door de Kleine Parallelstraat en dan alsmaar rechtdoor. Halverwege bij bakker Nelissen even stoppen, want daar rook het altijd zo lekker. Op het schoolplein was het al één gekrioel van kinderen die tikkertje of doorstekertje waren aan het doen. De grotere jongens deden “metske steken”, een heel onschuldig spelletje land veroveren op een stukje zand van 50*50 centimeter. Iets grover ging het toe met “moorboek”. Dat ging met twee teams, van het eerste team stond iemand met de rug tegen de muur met de handen gevouwen voor z’n kruis. De volgende stond gebukt met zijn hoofdje in die gevouwen handen, daarachter eentje met zijn hoofd tegen de billen van z’n voorganger. Aldus werd een rij gevormd van zo’n zeven gebukte jongetjes. Het tweede team rende één voor één aan en moest op de ruggetjes springen en blijven liggen totdat de hele groep hem gevolgd was. Als je eraf viel of met je hoofd tegen de muur vloog was je af en werd er gewisseld.
De bel gaat en iedereen rent naar zijn vaste plek in de dubbele rij van zijn eigen juffrouw of meester. De klas begon, en ik ben juffrouw Berden, meester Versleijen cum suis nog steeds dankbaar dat ik netjes kan schrijven en nog steeds perfect kan hoofdrekenen. Een keer per week hadden we gymnastiek, s’morgens had ik alvast een sportbroekje over de onderbroek gedaan, en daarover heen de gewone broek. Als de gymles begint, netjes in de rij naar “Ons Huis”, de noodkerk van na de oorlog die nu dienst deed als gemeenschapshuis, bioscoop en sportzaal. Meneer Hanssen zwaaide er de scepter, had de deur al opengemaakt en de klas stormde de grote zaal in. Langs de kant stonden van die lage banken, waar we ons konden omkleden. Nou ja, omkleden, gewoon alles uitdoen behalve onderhemd en sportbroekje. Sommigen droegen van die gebreide borstrokjes met een veiligheidsspeld waaraan zo'n kleine blauwe Maria-medaille bengelde! Op de blote voetjes werden op fluitcommando van de meester rondjes gerend, afgewisseld met allerlei inmiddels achterhaalde loopoefeningen. De achterste moest bijvoorbeeld kris-kras slingerend naar voren lopen, of er moest tussen de beentjes van de voorganger worden door gekropen. Als we ons allemaal goed in het zweet hadden gerend, en onze voetjes en knietjes smerig en plakkerig genoeg waren van de boenwas en het vuil van de grove houten vloer begonnen de grondoefeningen. Iedereen keek altijd uit naar het laatste kwartier, het spelke, meestal was dat zitvoetbal. Dat ging niet zo snel, en daarmee kon de meester waarschijnlijk het beste de boel overzien en onder controle houden, meneer Hanssen kon instemmend gadeslaan dat zo’n 40 sportbroekjes zijn vieze smerige vloer heel fanatiek opboenden. Twee gekantelde banken vormden de twee doelen, dus de bal moest zo laag mogelijk blijven en het kwam er altijd op neer dat wie de laatste goal maakte, ook gewonnen had. Niet zelden werd het spelletje onderbroken omdat er bij iemand een splinter moest worden verwijderd. Na afloop niks douchen, niks plastic flesje om te drinken, niks daarvan, er kwam geen druppel water aan te pas, gewoon weer aankleden en met alles aan je bezwete lijfje vastplakkend weer teruglopen naar school.
Na school weer in de looppas naar huis, er stond niet één moeder of opa buiten de poort ons op te wachten, nee gewoon in je uppie linea recta naar huis. Daar lag een lekkere boterham op een plankje te wachten naast een glas melk. Vlug de oude kleren aantrekken, een zure appel op de vuist en naar buiten om te spelen. Tegen de tijd dat de avond inviel, werden we één voor één naar binnen geroepen, het lekkere avondeten stond te dampen op tafel. Dat was altijd een van de gezelligste momenten van de dag, het hele gezin rond de tafel, onze pap was ook thuis en vertelde welke onoverkomelijke problemen hij die dag weer op z’n werk had opgelost. Ons mam genoot zichtbaar van dit moment, ze straalde en bleef iedereen opscheppen totdat de handjes op de buik aangaven dat het genoeg was. “Lekker gegeten mam”, pap kreeg zijn koffie aangereikt en nestelde zich naast de kachel, de kinderen moesten naar boven om de pyjama aan te doen, mam deed de afwas en de kamer zag er in no-time gezellig uit als we weer beneden kwamen. Mam kroop welverdiend in het hoekje op de canapé en ik dook meteen naast haar. Mijn smerige voetjes opgetrokken op de bank, lekker warm tegen mam aankruipen. Ze slaat een arm om me heen, meer kunnen twee mensen niet van elkaar houden. Maar geluk duurt meestal niet lang, wel gelukkig dat als ik eraan terugdenk dat gevoel steeds weer wordt herbeleefd.
Zaterdag was wasdag, in de keuken werd dan de cocosmat opgerold, een schone dweil op het zeil gedrapeerd en de zinken emmer met dampend heet water werd neergezet. Een voor een kwamen we aan de beurt en flink afgesopt in elk hoekje en gaatje. Bij het afdrogen zag ik heel trots een verdacht laagje op het nu grijsblauwe water drijven. Meneer Hanssen had het laagje zo kunnen afschuimen en kunnen hergebruiken voor zijn smerige houten vloer. Na afloop een schone pyjama aan en vuurrood zitten nagloeien op de canapé. De oogjes vallen dicht, het hartje slaapt al, “kom op jongens, tijd voor naar bed” en vijf minuten later was ik in droomland: “als ik later groot ben, dan trouw ik met ons mam”.
Nu, dik vijftig jaar later, moet ik toegeven dat die persoonlijke hygiëne wel enigszins verbeterd is! Maar wat betreft dat meer bewegen, dat gezonder eten, meer in de buitenlucht en dat anders opvoeden?
“Mam, u bent er niet meer, maar hartstikke bedankt, u hebt het perfect gedaan, Erica en Jan-Peter kunnen nog wat van u leren”.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten