Mijn zus en
ik praten graag over vroeger, zij weet veel meer details dan ik. Soms denk ik: ‘Verdomme, daar moet ik iets over schrijven’.
Deze keer een ode aan mijn tante Lucie.
Mijn oom Eugène Louis André (Sjaen) Orval is geboren 16-02-1892 in
Tegelen als zoon van Andreas Nicolaus Joseph Orval en Gertrudis Hubertina
Dambacher. Eugène overleed, net geen 82 jaar oud, op 03-02-1974 in Tegelen. Hij
trouwt op zijn verjaardag op 16-02-1921 in Semarang[1] met Lucie Dis, geboren
04-02-1896 in Semarang, overleden 24-07-1983 in Venlo. Zij was de dochter van
Nawi Paket Jan Abelai (de Christen Afrikaan) en Johanna Louisa Dis[2] (*1866 +1902). Lucie had
nog een oudere zus Emma Wilhelmina (*1892) en jongere broer Joseph Alfred Louis
(*1898). Eugène en Lucie gingen na hun trouwen wonen op de Nangkalaan 96 in
Bandoeng en kregen twee kinderen:
1. Pierre André Hubert (Dries); geb.18-05-1922 Semarang, ovl. 28-08-1948 Batavia
2. Hubertina Johanna Susanna (Tina); geb.28-07-1925, Tegelen, ovl.28-02-1983 Amsterdam[3]
1. Pierre André Hubert (Dries); geb.18-05-1922 Semarang, ovl. 28-08-1948 Batavia
2. Hubertina Johanna Susanna (Tina); geb.28-07-1925, Tegelen, ovl.28-02-1983 Amsterdam[3]
Eugène was
de oudste zoon in het gezin Orval-Dambacher. Het verhaal wil dat hij verliefd
werd op zijn nichtje, An van ome Lot. Maar dat kon absoluut niet in die tijd.
En of dit zijn besluit heeft beïnvloed om zich te melden bij het Koninklijk
Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) weten we niet, maar lijkt wel waarschijnlijk.
Mijn moeder had het verdriet van haar oudste broer van nabij gezien. Wanneer
Eugène naar Nederlands Indië vertrekt is niet bekend, maar dat zal omstreeks
1916 zijn geweest. Eugène werkt zich op in het 2e Garnizoen Batavia
A&O tot sergeant 1ste klas infanterie en staat ook ergens
vermeld als opzichter bij de dienst ter pestbestrijding. De regeling was dat je
iedere zes jaar voor een half jaar op verlof mocht naar Nederland. Het zal voor
de eerste keer zijn dat hij op woensdag 8 november 1922 ’s middags om 12 uur
vertrok met de SS Insulinde van Batavia via Padang, Suez en Marseille naar
Rotterdam. Op de passagierslijst staan vermeld Eugène, Lucie en hun baby. Wat
zal hij trots zijn geweest om zijn vrouw en kind voor te stellen aan zijn
ouders op de Hoogstraat in Tegelen.
In 1925 verblijft het gezin ook in
Nederland, Lucie is in verwachting van haar tweede kind. De mooie donkere vrouw
valt wel erg op in Tegelen. Er zijn nog maar heel weinig donkere mensen, en dan
zeker niet getrouwd met een Tegelse jongeman. Als ze voor ’n half jaar in
Tegelen zijn betrekken ze twee kamertjes in het ouderlijk huis van Eugène. Mijn
moeder is dan nog niet getrouwd en ze bouwt een hechte band op met haar lieve
schoonzus. Lucie komt overdag niet buiten omdat ze zich teveel bekeken voelt,
maar elke avond als het donker is vraagt ze mijn moeder: ‘Tuutje, zullen we een stukje gaan wandelen’. Op een avond lopen ze stevig gearmd over de
Kerkstraat, Lucie met haar dikke buik. Haar tweede kindje is op komst. Ze heeft
dat vervelende opstapje voor een van de deuren niet gezien en valt voorover op
haar dikke buik. Mijn moeder helpt haar verschrikt weer overeind nadat Lucie
een oer-Hollandse vloek heeft laten horen: ‘Godverdomme’.
Op 03-11-1926 vertrekt het mailschip Slamat van Rotterdam naar Batavia, op de
passagierslijst staan Lucie Orval-Dis en haar twee kinderen.
In 1940
zouden Eugéne, Lucie en de twee kinderen weer met verlof komen naar Tegelen. De
ouders en schoonouders zouden hun gouden bruiloft vieren op 9 juni. Maar
inktzwarte wolken belemmerden dat het een stralende dag zou worden. In de
aanloop naar de Tweede Wereldoorlog kwam hun kleinzoon Henk Peters om het
leven. Op 8 september 1939 liep de mijnenveger Willem van Ewijck op een ‘eigen’ zeemijn, Henk werd nooit
gevonden. Op 10 mei 1940 vielen de Duitsers ons land binnen, precies één maand
voor hun gouden huwelijk. In een interview van de Limburger Koerier van
zaterdag 8 juni 1940 laat het gouden bruidspaar optekenen: ‘En we dachten, dat ook onze zoon, die in het Nederlandsen-Indische
leger dient en wiens zes jaren nu om zijn, op het gouden feest zou zijn, maar
dat gaat nu niet’.
Maar het zou nog erger worden voor
Lucie en Eugène. Op 7 december 1941 was de Japanse aanval op Pearl Harbor, de
wereld stond in brand. Eugène werd in Kota Radja[4] krijgsgevangen genomen. In
het Nationaal Archief vonden we zijn Japanse interneringskaart. Hij werd
overgebracht naar POW[5]-kamp nr.482 in Siam
(Thailand) om aan de Birma-spoorlijn te werken. Hij liet zijn baard staan om er
ouder uit te zien maar de Jappen trokken hem juist daarmee naar de dwangarbeid.
Intussen was zijn gezin ook geïnterneerd in de Japanse vrouwenkampen. Lucie zat
samen met haar schoondochter Tilly in één kamp. Het moet verschrikkelijk zijn
geweest voor dit verscheurde gezin. Dat verblijf in die kampen. Dat werken aan
die Birma-Siamspoorweg, ook wel Dodenspoorlijn genoemd door de geallieerde
krijgsgevangenen. Zij werden gedwongen de spoorlijn aan te leggen tussen Nong
Pladuk in Thailand en Thanbyuzayat in Myanmar (Birma). Het werk aan de
spoorlijn begon op 16 september 1942 en werd 16 maanden later voltooid, ondanks
berekeningen van Japanse ingenieurs dat het minimaal 5 jaar zou duren om de 415
kilometer lange en 1 meter brede spoorlijn aan te leggen. De Japanners maakten
hiervoor op grote schaal gebruik van dwangarbeid. Tijdens de aanleg stierven
per dag gemiddeld 75 arbeiders; 15.000 krijgsgevangenen stierven aan
uitputting, ziekte en ondervoeding. Onder hen waren 7.000 Britten, 4.500
Australiërs, 131 Amerikanen en bijna 3.000 Nederlanders. Marijke en ik hebben
de Bridge on the River Kwai en de
eertijdse kampen bezocht. De rillingen liepen over onze rug.
De overgave
van de Jappen betekende niet het einde van de problemen. Lucie kon wel
terugkeren naar Bandoeng, maar pas eind 1945 lezen we in een vergeeld oud
krantenberichtje dat mijn moeder altijd bewaard heeft: ‘God heeft ons gebed verhoord en onze lieve zoon en broeder Eugène
behouden. Na 5 jaren wachten ontvingen wij bericht dat hij zich in goede
gezondheid bevindt in het EX-POW-kamp Siam (Thailand). Fam. A.Orval-Dambacher,
Hoogstraat 94, Tegelen’. De Indonesische Onafhankelijkheidsstrijd begon
kort na de capitulatie van Japan op 15 augustus 1945, gevolgd door het
uitroepen van de Republiek Indonesië op 17 augustus 1945, en eindigde met de
overdracht van de soevereiniteit over de kolonie Nederlands-Indië door het
Koninkrijk der Nederlanden aan Indonesië in december 1949. Het gezin komt in
rustiger vaarwater en keert terug naar Tegelen.
Als klein
jongetje ging ik regelmatig met de fiets naar de Plataanstraat in Tegelen. Naar
mijn ome Eugène en tante Lucie, schoondochter Tilly en mijn neefje Pierre. Ik
zie het nog zo voor me, mijn oom stond altijd kaarsrecht voor de deur, of
kaarsrecht strak voor zich uitkijkend achter in de tuin. Nu denk ik wel eens: ‘Wat hebben die mensen meegemaakt, waar zal
hij aan gedacht hebben. Wat moet door dat stoere hoofd gespeeld hebben. Hoe
diep ging dat trauma van die klote oorlog’. Als ik binnenkwam veranderde
die sfeer. Je werd heel hartelijk en warm ontvangen. Als kleine jongen voel je
dat meteen aan, ik was er welkom. En het rook er altijd zo lekker. Na het
spelen met mijn neefje moest ik altijd blijven eten. Als ik daaraan terugdenk
heb ik nooit meer zo lekker Indisch gegeten als bij mijn tante Lucie en bij
Tilly.
Nu zijn ze
er niet meer. Ik kijk op televisie naar protesten en demonstraties tegen
racisme en geweld tegen gekleurde mensen. Ik word daar verdrietig van, ik heb
nooit gediscrimineerd. Ik moet terugdenken aan mijn lieve tante Lucie, ik besef
nu pas dat zij de eerste donkere persoon was die ik leerde kennen. Ze zal zich
destijds zeker wat meer bekeken hebben gevoeld in Tegelen. Die mooie vrouw
waaraan ieder streepje mascara overbodige luxe was. Het enige wat ze gebruikte
was een wolkje Pompeï talkpoeder. Ik kijk niet op haar neer, maar naar haar op.
Als die prachtige lieve sterke vrouw, die ook nog eens verschrikkelijk lekker
kon koken.
[1] Semarang is een stad aan
de noordkust van het eiland Java, Indonesië. Het is de hoofdstad van de
provincie Midden-Java (Jawa Tengah). Semarang was een belangrijke haven tijdens
de Nederlandse koloniale periode.
[2] Grootouders van vaders
kant onbekend, van moederskant Hendrik Dis (ca.*1839 +1912) en Sikem Inlandse
Christen vrouw.
[3]
Getr. met Lambertus Peter (Lam) Jornick; geb. ca. 1921 Blerick, ovl.18-08-1994
A’dam (73 j.)
[4] hoofdstad van de
Indonesische provincie Atjeh (Sumatra)
[5] Prisoner of War
1 opmerking:
Best 5 casino slot machines for sale | GoldCasino.in planet win 365 planet win 365 william hill william hill 323Play Online Poker, Slots, Roulette | Сustomcasino.com
Een reactie posten