Maar klopt dat wel? Ik heb altijd geleerd dat alles onder de nul vals is, en het een kunst (veel training) is om zo dicht mogelijk aan de goede kant te blijven. Wij maakten vroeger wat proefstartjes om te wennen aan de reactietijd van die starter. En verdomd, soms had je het gevoel dat je in het schot viel. Maar vaak hadden wij van die oudere starters, die je niet meer zo betrouwbaar wegschoten. Het was altijd een kriem om goed op tijd te starten. Ik verzuchtte 50 jaar geleden al: ‘Het wordt tijd dat ze dat gaan automatiseren’. Een exacte tijd tussen ‘klaar’ en ‘pang’. Want hoe vaak verwens ik ook nu nog die etters, die starten bij het schaatsen. Sommigen wachten net zo lang dat die arme schaatsers bijna omvallen of spontaan wegglijden op die smalle ijzertjes.
Dat zit ik
me vanmorgen te bedenken als ik dit lees over Dafne Schippers. En weer besef ik
hoe mijn sportmaten en ik weer hebben kunnen
genieten van ons eigen werpvijfkampje op dat braakliggend ongelijke grasveld in
Heijen. Waar je goed moet kijken waar je discus terecht komt, anders moeten we
gedrieën ’n kwartiertje zoeken. Geen betonnen ring met keurig opstaand randje,
om precies te constateren wanneer je ‘ongeldig’
bent. Geen werpkooi om ‘verkeerdvliegers’
op te vangen. Nee, angstaanjagend dreigend struikgewas op 40 meter waar je
kostbare werptuig zomaar in kan verdwijnen. Nee, simpelweg vanaf een plateautje
van 10*10 aftandse trottoirtegels gewoon fanatiek knallen. En onze drie
echtgenotes roepen af en toe ‘ongeldig’
als we van het plateautje afvliegen. En die zijn alle drie heel sportief en
volkomen onpartijdig, dus dat wordt altijd geaccepteerd.
Hoe anders
kan het zijn als die door de Atletiekunie getrainde juryleden weer eens moeten
laten zien hoe je een ‘echte’
wedstrijd leidt. Ik wil wel een paar voorbeelden aanhalen, maar dan moeten
jullie niet gaan lachen. Want daar kunnen die ‘officiëlen’ niet tegen. Laat ik beginnen met een onschuldig
voorbeeld. Bij het laatste NK-masters boven de 70 jaar zitten 12 oudere mannen
te wachten op hun beurt bij het kogelslingeren. ‘Ik moet plassen’, zegt mijn buurman. Meteen denk ik: ‘Ja, dat heb je, 12 man boven de 70,
prostaatproblemen . . . ‘. Op dat
veldje in Heijen is dat geen enkel punt, 40 meter verderop voldoende
ontvankelijk struikgewas. Maar niet op een NK! Je moet aan de chef-jury vragen of
je even mag gaan plassen. ‘Heel even wachten!’,
er wordt een welwillend daarvoor aangewezen jurylid opgeroepen om de inmiddels ‘knijpende’ man te begeleiden naar een
verder weg staand mobiel toilet. De man komt opgelucht terug en gaat weer
zitten. Even later hoor ik wat verderop ‘Ik
moet plassen’. Ja, zo gaat dat, als er één zeikerd over de dam is, volgen
er meer. Achter ons staat een scheidsrechter in officieel donkerblauwe blazer
met officieel embleem. Voor de rest klemt ie alleen een geheim mapje onder z’n doelloze
linker arm, en heeft ie totaal niets te doen. Ik ken die pappenheimers wel. Een
hele tijd geleden bij de Philips-games was ik jury bij het discuswerpen. Schuin
achter de kooi zat scheidsrechter Je-weet-wel wijdbeens op een krukje met het
geheime mapje voor zijn erogene zone. Het was die dag warm en we hebben ‘m
verschillende keren wakker moeten maken. Maar snel weer terug, deze
scheidsrechter stond wel alert op te letten, dus ik dacht die kan ik wel iets
vragen. Dus moeizaam richt ik me op en benader de goeie man met de vraag: ‘Mag ik u iets vragen? Waarom moet er iemand
meelopen als die moet piesen?’. De man wendt enigszins geïrriteerd z’n hoofd
af en mompelt: ‘Gedurende de wedstrijd
mag je het terrein alleen onder begeleiding even verlaten, in verband met eventuele
doping’. En meteen loopt hij met een grote boog om de werpkooi. Maar ik
loop een stukje met ‘m over: ‘Wat ’n
kwats, zo meteen worden we weer losgelaten en hebben we twee uur de tijd om
alles wat God verboden heeft tot ons te nemen voordat het volgende onderdeel
begint’. Maar de man neemt weer positie in aan de veilige andere kant van
de kooi. Op de achtergrond huppelt een oudere dame achter een jurylid aan
richting toilet.
Het is
alweer enige tijd geleden, het WK-masters in Potsdam. Een strak georganiseerd
wereldkampioenschap voor oudere ‘nog-steeds-fanatieke’
vrouwelijke en mannelijke atleten. Ik had me ingeschreven voor alle werpnummers
en feitelijk zijn dat de zwaarste onderdelen in de atletiek. Het allerzwaarste
is mijn meest geliefde gewichtwerpen, een machtig onderdeel. Ik had inmiddels
de kwalificatie doorstaan bij de mannen 60+. Allemaal juryleden in keurig wit gekleed
omzoomden onze arena, de werpkooi voor de finale gewichtwerpen. Het loopt allemaal
perfect tot mijn derde poging. Met een machtige uithaal flikker ik die zware
kogel net binnen de sector. ‘Ungültig’,
roept zo’n witte verpleger uit het veld. ‘Ungültig’,
herhaalt de chef-jury, die behalve een wit kostuum ook een wit hoedje draagt.
Ik snel meteen naar het plaats-delict en zie duidelijk dat mijn kogel meer dan
10 centimeter van die vermaledijde witte kalklijn is gebleven. ‘Aber Ihr Griff war ausserhalb . . ‘,
kraait die witjas en geeft met een vinnige vingerbeweging aan waar de handgreep
was ingeslagen. Ik haal de chef-jury erbij, maar die die haalt de schouders op.
En de ene Duitser valt nooit de andere Duitser af. Maar ik ben zo
terneergeslagen dat ik vraag naar de ‘Schiedsrichter’,
en die komt ergens in onze vijfde poging. Ik leg hem uit wat er is gebeurd, hij
knikt alleen als ik mijn verhaal doe met zijn lippen stijf op mekaar. Maar als
ik een extra poging vraag hoor ik heel on-Duits heel zacht: ‘leider . . ‘, en de man loopt weg.
Maar de
afgelopen herfst brak me de klomp. De afsluiting van het seizoen, de Douwe Smit
Trofee (DST). Het was koud en ik twijfelde nog om te gaan. Even nog de
slingerkogel laten controleren. Dat doet de scheidsrechter van dienst zelf, en
hij wijst daarbij wat overdreven egocentrisch op zijn groene band. Zo van: ‘Pas op, ik ben vandaag de baas hier’.
Hij weegt drie keer mijn dit jaar al 300 keer gewogen kogel, en rekt met zijn
gelukkig slappe armpjes de draad wat overdreven uit. Ik denk nog ‘oh jeej’, het zal toch niet gebeuren
dat jouw club in de allerlaatste wedstrijd mijn vertrouwde kogel afkeurt. Maar
een beetje teleurgesteld mompelt hij ‘goedgekeurd’,
en ik kan gaan inwerpen. Het is
altijd een oergezellige sfeer bij de slingerkooi. We helpen elkaar met aanwijzingen
en ik zorg regelmatig dat de weerbarstige herfstbladeren uit de ring blijven.
Ik ben aan de beurt, met een brede glimlach stap ik in de ring. Vandaag is de
prestatie niet belangrijk, het gaat alleen maar om het plezier en om het erbij
te mogen zijn tussen je sportmaten. Hèhè, het is een mooie worp, hij voelde
goed en slaat in net voor de 40 meterlijn. Een beetje trots stap ik uit de ring
en ga voldaan zitten in m’n stoeltje. Maar mijn maat komt naar me toe ‘je worp is afgekeurd’. Er knapt iets in
me, ‘hoezo’, ik vlieg weer op uit
mijn stoeltje. Ik vraag aan de jury ‘die
worp was volgens mij geldig, er moet een bordje bij gezet worden’. Maar de
jury zegt ‘ik ben overruled door de
scheidsrechter, je hebt blijkbaar te vroeg de ring verlaten’. Ik hoefde de
scheidsrechter niet te zoeken want hij kwam al geniepig lachend naar me toe: ‘Jaha, iedereen heeft het gezien, je was de
ring uit voordat de kogel de grond raakte’. Iedereen om me heen haalde zijn
of haar schouders op. Er knapte voor de tweede keer iets in me: ‘eindelijk heeft die ongelooflijke eikel me
dan toch te pakken’. Het spookte door mijn hoofd, ik voelde moordneigingen
bij me opkomen. Ik was bewust geflikt, want het is onmogelijk voor iemand van
mijn leeftijd en voor iemand met twee totaal versleten knieën eerder de ring aan
de achterkant te verlaten voordat die kogel inslaat. Zeker niet als je net hebt
moeten afremmen en moeten nahuppen om niet vooruit de ring te vliegen!
Allerbeste
Dafne, je bent natuurlijk van een onvergelijkbaar ander niveau als ik. Ik
bewonder je ongeremd als mens en sportvrouw. Maar ik denk en voel met je mee,
want we zijn allebei atleten. We genieten allebei van deze allermooiste sport.
We ergeren ons allebei aan die regelneukers en alom aasgierige bemoeials. Maar bedenk
en besef, regels zijn regels, en het spel moet eerlijk gespeeld worden. Maar we
ergeren ons alleen over de uitvoering van die terechte regels. Het kan (en
moet) anders. ‘Bij twijfel altijd in het
voordeel van de atleet’, was een belangrijke stelregel voor mij als
jurylid. En ik gun je straks als je 71 jaar bent minstens twee van die echte
sportvriendinnen. Ik gun je ook dat je dan nog op een of ander bijveldje met je
vriendinnen af en toe een zevenkampje kunt doen. Jullie drie mannen zitten dan aan
de rand van het veldje en nippen aan de koffie. En geniet dan net als ik van
onze atletiek als je partner dan vanuit z’n klapstoeltje roept: ‘Klasse Dafne, dat ziet er nog goed uit’.
3 opmerkingen:
Genoten !! Prachtig stuk.
Dat er bordjes gebruikt worden zegt al genoeg, wat betreft de wedstrijd. Als atleet zou ik daar niet mee akkoord gaan - het WR is er duidelijk genoeg over. En wat een mooi artikel.
Mooi om te lezen!
Een reactie posten