- Het is 1957, het jaar waarin ‘vadertje’ Drees regelt dat we met 65 ‘in de AOW’ kunnen.
- Het is 1957, de Sovjet-Unie stuurt de Spoetnik-1 in een baan om de aarde, de eerste onbemande ruimtevlucht.
- Het is 1957, ik ben tien jaar en groei op in de Leeuwerikstraat van het naoorlogse Blerick.
Aan de andere kant van de beek traint Festina. Er mag zomaar hard gelopen worden zonder die verrotte aanslagen op je benen. Op ‘n keer spring ik over de smerige roestbruine beek en nieuwsgierig kijk ik naar een sport waarvan ik het bestaan nog niet kende. Een wat oudere man stapt op me af. Hij heeft een vrolijk gezicht onder een zwart Jimmy-petje met zo’n rechtopstaand puntje midden op het hoofd. ‘Hallo jungske, kums se ens kièke’. Ik hoorde dat hij normaal Nederlands sprak, maar hij deed wel moeite om mij in het ‘plat’ aan te spreken. Hij nam me mee naar de hoogspringbak en ik kreeg een persoonlijke introductie. De man droeg een te lange donkere regenjas, die nogal wijd uitliep naar beneden. Je had twee verschillende technieken, de ‘schotse sprong’ en de ‘rolsprong’. En potdomme, hij deed het ook nog voor. Met de schotse sprong gooide de achterkant van zijn jas de lat eraf, met de rolsprong de twee punten aan de voorkant. Het moet een bijzonder komisch gezicht zijn geweest, maar ik vond het reuze interessant. Dit was mijn eerste kennismaking met atletiek en met hoogspringen. Een ervaring die ik mijn leven lang zal blijven koesteren, dat zo’n ‘belangrijke’ man de tijd nam om zo’n ‘verlegen menke’ in te wijden in de technieken van het hoogspringen. Helemaal hoteldebotel vertelde ik thuis wat ik meegemaakt had, en elke zin werd afgesloten met ‘meug ik beej Festina pap?’. Ik moest wel een paar keer omschrijven hoe ‘die man’ eruit had gezien. Dat moest overste van de Ven zijn geweest, de commandant van de Frederik Hendrik kazerne, zei mijn vader resoluut.

Het is 1964, ik ben net geslaagd voor de HBS-B en inmiddels ook door de selectieprocedure voor de Koninklijke Militaire Academie gekomen. Ik stap ’s avonds nietsvermoedend onze huiskamer binnen en wie zitten daar met mijn vader aan tafel! De voorzitter en secretaris van Festina, overste b.d. van de Ven en Wim Verhoeckx. Ze kwamen aan mijn vader officieel toestemming vragen of ze mij mochten vragen toe te treden tot het bestuur van Festina. Ja, zo ging dat in die tijd, ik wist intussen van niets. Mijn vader had inmiddels zijn droom opgegeven dat zijn zoon een goeie rechtsbuiten zou worden. Hij wist hoe ik helemaal verknocht was aan de atletiek en alles erom heen. Tuurlijk mocht ik bij het bestuur. En dat was tevens het begin van een vriendschap van een 17-jarige jongeman met de toen 69-jarige Frans van de Ven en de 57-jarige Wim Verhoeckx.
De laatste jaren bestond die vriendschap met overste van de Ven slechts uit het sturen van een kaartje met zijn verjaardag op 23 oktober. ‘Stuur maar een kleurig kaartje’ zei de familie, daarmee aangevend dat de tekst niet meer aankwam. Dat werd dus een kaartje met veel rood en wit. In oktober 1979 is de overste overleden, in de dankbrief stond heel bescheiden ‘het is ons daarbij gebleken dat hij in de loop van zijn lange leven voor vele medemensen iets heeft mogen betekenen.’
Ze moesten eens weten. Voor mij heeft overste van de Ven ‘iets’ heel veel betekend, hij leidde me 62 jaar geleden binnen in de atletiekwereld. Hij gaf me het vertrouwen als jonge bestuurder en werd een vriend voor het leven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten