vrijdag 20 juni 2014

Euverste van de Ven

  • Het is 1957, het jaar waarin ‘vadertje’ Drees regelt dat we met 65 ‘in de AOW’ kunnen.
  • Het is 1957, de Sovjet-Unie stuurt de Spoetnik-1 in een baan om de aarde, de eerste onbemande ruimtevlucht.
  • Het is 1957, ik ben tien jaar en groei op in de Leeuwerikstraat van het naoorlogse Blerick.
Naast ons huis en schuin tegenover liggen de gapende resultaten van de bombardementen uit de Tweede Wereldoorlog. We kunnen spannende spelletjes doen in die ruïnes en voetballen op het Lieuweriksveldje waar de puinhopen zijn geruimd. Mijn vader ziet in mij een goeie rechtsbuiten. ‘Je bent snel en hebt een goeie voorzet’. Logisch dat kleine Jantje lid wordt van de Blièrickse voetbalclub, SVB. Maar ik vind er geen zak aan, op het eigen Lieuweriksveldje was het nog wel leuk, maar op dat grote grasveld is het menens. De snelle jongens staan in de voorhoede en de wat tragere lomperiken schoppen je de benen onder je kont vandaan. En die weinig van beide beheerst, moet het doel verdedigen, nou, dat noemen ze voetballen.

Aan de andere kant van de beek traint Festina. Er mag zomaar hard gelopen worden zonder die verrotte aanslagen op je benen. Op ‘n keer spring ik over de smerige roestbruine beek en nieuwsgierig kijk ik naar een sport waarvan ik het bestaan nog niet kende. Een wat oudere man stapt op me af. Hij heeft een vrolijk gezicht onder een zwart Jimmy-petje met zo’n rechtopstaand puntje midden op het hoofd. ‘Hallo jungske, kums se ens kièke’. Ik hoorde dat hij normaal Nederlands sprak, maar hij deed wel moeite om mij in het ‘plat’ aan te spreken. Hij nam me mee naar de hoogspringbak en ik kreeg een persoonlijke introductie. De man droeg een te lange donkere regenjas, die nogal wijd uitliep naar beneden. Je had twee verschillende technieken, de ‘schotse sprong’ en de ‘rolsprong’. En potdomme, hij deed het ook nog voor. Met de schotse sprong gooide de achterkant van zijn jas de lat eraf, met de rolsprong de twee punten aan de voorkant. Het moet een bijzonder komisch gezicht zijn geweest, maar ik vond het reuze interessant. Dit was mijn eerste kennismaking met atletiek en met hoogspringen. Een ervaring die ik mijn leven lang zal blijven koesteren, dat zo’n ‘belangrijke’ man de tijd nam om zo’n ‘verlegen menke’ in te wijden in de technieken van het hoogspringen. Helemaal hoteldebotel vertelde ik thuis wat ik meegemaakt had, en elke zin werd afgesloten met ‘meug ik beej Festina pap?’. Ik moest wel een paar keer omschrijven hoe ‘die man’ eruit had gezien. Dat moest overste van de Ven zijn geweest, de commandant van de Frederik Hendrik kazerne, zei mijn vader resoluut. 

Franciscus Bernardus Dominicus van de Ven (1894-1979), geboren in Cadier en Keer, heeft gedurende een halve eeuw een zeer belangrijke stempel gedrukt op de atletiek in Noord-Limburg. De 1ste luitenant Frans van de Ven was de drijvende kracht bij de oprichting in 1919 van de militaire voetbal- en atletiekvereniging ’t Tweede waarvan de leden uit de kazerne in Blerick kwamen. De club sloot zich aan bij de in 1901 opgericht Nederlandse Atletiek Unie. Er werden wedstrijden georganiseerd en de regionale gymnastiek- en voetbalclubs kregen een eigen atletiekafdeling. Op 21 maart 1931 werd door de overste van de Ven de 'Venloosche Athletiekvereniging ROOD-WIT' opgericht. Hij werd voorzitter en Wim Verhoeckx secretaris. Kort voor de Tweede Wereldoorlog ging deze club mede door de moeilijke omstandigheden ter ziele, maar de kleuren rood en wit zien we later terug als clubkleuren van Festina. Nog in die oorlog, om precies te zijn op 24 februari 1943, werd als onderafdeling van voetbalclub SV Blerick een nieuwe atletiekvereniging opgericht: Atletiek Vereniging Blerick (AVB). In 1953 maakten de atleten van AVB zich zelfstandig en doopten hun club Festina. Dit is het eerste Latijnse woord in de wapenspreuk van Venlo: 'Festina lente cauta fac omniae mente' (haast u langzaam, doe alles behoedzaam). Tot 1970 bleef overste van de Ven nadrukkelijk actief binnen de regionale atletiek, als voorzitter van Festina. Een keer per jaar trok hij zijn uniform aan en bezocht alle clubsponsors. Niemand waagde het de ‘overste’ met lege handen weg te sturen. Het is ook grotendeels zijn verdienste dat Festina begin jaren 60 een schitterende atletiekaccommodatie kreeg ‘op d’n Herungerberg'.

Het is 1964, ik ben net geslaagd voor de HBS-B en inmiddels ook door de selectieprocedure voor de Koninklijke Militaire Academie gekomen. Ik stap ’s avonds nietsvermoedend onze huiskamer binnen en wie zitten daar met mijn vader aan tafel! De voorzitter en secretaris van Festina, overste b.d. van de Ven en Wim Verhoeckx. Ze kwamen aan mijn vader officieel toestemming vragen of ze mij mochten vragen toe te treden tot het bestuur van Festina. Ja, zo ging dat in die tijd, ik wist intussen van niets. Mijn vader had inmiddels zijn droom opgegeven dat zijn zoon een goeie rechtsbuiten zou worden. Hij wist hoe ik helemaal verknocht was aan de atletiek en alles erom heen. Tuurlijk mocht ik bij het bestuur. En dat was tevens het begin van een vriendschap van een 17-jarige jongeman met de toen 69-jarige Frans van de Ven en de 57-jarige Wim Verhoeckx.

De laatste jaren bestond die vriendschap met overste van de Ven slechts uit het sturen van een kaartje met zijn verjaardag op 23 oktober. ‘Stuur maar een kleurig kaartje’ zei de familie, daarmee aangevend dat de tekst niet meer aankwam. Dat werd dus een kaartje met veel rood en wit. In oktober 1979 is de overste overleden, in de dankbrief stond heel bescheiden ‘het is ons daarbij gebleken dat hij in de loop van zijn lange leven voor vele medemensen iets heeft mogen betekenen.’
Ze moesten eens weten. Voor mij heeft overste van de Ven ‘iets’ heel veel betekend, hij leidde me 62 jaar geleden binnen in de atletiekwereld. Hij gaf me het vertrouwen als jonge bestuurder en werd een vriend voor het leven.


Geen opmerkingen: