dinsdag 7 augustus 2012

Zomaar een weekendje

Marijke heeft al héél lang een spaarclubje met haar vriendinnen. Om de paar weken wordt er bij toerbeurt koffie gedronken en heel gezellig bijgekletst. Iedere maand wordt een klein bedrag overgemaakt om één keer per jaar een gezamenlijke uitspatting te kunnen financieren. Lang geleden waren dat ondeugende weekendjes naar mondaine Europese hoofdsteden, die geleidelijk overgingen naar zitsessies bij succesvolle musicals ter afsluiting van een intiem dinertje. Ik denk nog wel eens met enige achterdocht terug aan die foto in Brussel met alle vier de dames met hetzelfde ondeugende grijze gebreide hoedje, heel erg gewaagd. Of dat verhaal dat ze stiekem een fles wijn hadden meegenomen naar de hotelkamer, dat was pas echt op het randje. Maar ja, naarmate de leeftijd vordert willen de dames niet meer zo ver en zo lang van huis weg. Van mij mag het, je zit toch al 24 uur per dag bij elkaar op de lip. En dan voelt een weekendje helemaal alleen zoiets als aanspoelen op een eiland in de Stille Oceaan.
Maar dit jaar kwam iemand op het lumineuze idee om een weekendje ‘met-de-mannen’ te organiseren. Heel gezellig met onze verrijdbare zuur verdiende tweede woningen gewoon ergens op een gezellige camping ‘in-de-buurt’ te gaan staan en ‘we-zien-wel-wat-er-gebeurt’. Een benauwend gevoel bekroop me, een heel weekend met vier oudere stellen. Het angstzweet kroop me naar de keel, dat moet twee keer zo erg zijn als 24 uur alles samen moeten doen, en dat dan nog ook nog eens ‘vermenigvuldigd-met-vier’. Ik dacht ‘potverdomme-nog-aan-toe, daar gaat mijn jaarlijkse uitje naar mijn onbewoonde droomeiland’, maar tegenwerken was voor mij weer ook geen optie. Want Marijke gaat altijd mee naar al mijn atletiek-uitspattingen. En dat zijn er heel wat, en aangezien liefde geven en nemen is . . . .

Heel logisch dus dat we afgelopen vrijdag vertrokken met ons ‘luxe-tuinhuis-op-wielen’ naar de Graashoôk, naar een mooie camping in het groen. Binnen een kwartiertje waren we er. De camping was specifiek ingericht voor groepen, en wij kregen een keurig gesepareerd veldje toegewezen tussen de bomen met als middelpunt een grote ronde bak voor het kampvuur. Op de planning van de dames stonden een avondje barbecuen, een dagje fietsen door de Peel en een avondje pannenkoeken bakken en voor de rest ‘zien-we-wel-wat-er-gebeurt’. Ja, je moet je immers wel indekken dat je mekaar niet twee keer 24 uur aan zit te staren.

Nu achteraf kan ik jullie gerust mededelen dat het best is meegevallen. Sterker nog, het was een super-weekend. Vooral die avonden rond het kampvuur waren onvergetelijk. De sterke en minder sterke drank maakten de geesten wat soepel. Door het staren in die altijd inspirerende flakkerende vlammen werden het kortere en langere geheugen geaktiveerd. En met een gemiddeld geheugen van ruim 60 jaar kan er dan heel wat los komen. Nou, die ‘baby-boomers’ van vlak na de oorlog hebben heel wat meegemaakt. Slechts zelden valt er een stilte.

‘Zeg, kennen jullie die van vader en zoon kameel?’.
‘Neehee’
, zeggen er een paar verwachtingsvol. Nou,daar komt ie dan, zoon kameel vraagt aan vader kameel: ‘Papa, papa, waarom hebben wij zulke dikke lange wimpers?’.
‘Hewel, jongen, omdat er in de woestijn vaak zandstormen zijn. Door onze dikke oogleden en onze lange wimpers kunnen wij onze ogen daartegen beschermen. Ja ja, wij kamelen zijn de meesters van de woestijn!’.

‘Papa, papa,’
vraagt de kleine, ‘En waarom zijn onze tenen zo groot en zo plat?’.
‘Hewel, jongen,’
antwoordt de grote kameel, ‘Dat is om niet weg te zakken in het mulle zand. Zo staan wij veel steviger op onze poten en daardoor kunnen wij lange tochten door de woestijn maken. Ja ja, wij kamelen zijn helemaal uitgerust voor de woestijn!’.

‘Papa, papa, waarom hebben wij twee van die bulten op onze rug?’.

‘Wel,’ zegt de grote kameel, ‘Dat is om water in op te slaan. Daardoor kunnen wij lange tochten door de woestijn maken zonder te drinken. Ja ja, wij kamelen zijn de tankwagens van de woestijn!’.

‘Ja maar, papa,’
zegt de kleine. ‘Wat doen wij dan eigenlijk hier in de dierentuin . . . . . ?’.

De alcohol, invallende duisternis, de opkomende volle maan en het magisch zacht knetterende houtvuur sleept ons steeds verder mee terug in dat langere verborgen geheugen. Nee, het was niet altijd gemakkelijk in die vijftiger en zestiger jaren. De term rijke roomse leven verliest definitief zijn glans in die omfloerste vlammen. Met groot respect luisteren we naar elkaars verhalen en sluiten mekaar denkbeeldig in de armen. Een gevoel van schaamte komt in me op. ‘Mijn pap en mam heb ik nooit ruzie horen maken. Als ik terugdenk aan mijn ouders hoor ik ze samen lachen en zie ze stralend naar elkaar kijken’. Ik besef nu pas hoe bijzonder dat was. Ik besef nu pas hoe dankbaar ik moet zijn. Ik besef nu pas dat een arm om je schouder niet gewoon is. Ik besef nu pas wat zomaar een weekendje heel bijzonder maakt.

Geen opmerkingen: