Afgelopen zaterdag was het vroeg uit de veren, onze kleindochter moest voetballen met SV Blerick tegen de Venlosche Boys en dat wilden we zeker niet missen. We waren al opgewarmd, want het grote Oranje had de avond tevoren voetbalgeschiedenis geschreven, we hadden gewonnen met 11-0 in de EK kwalificatiewedstrijd tegen San Marino. Ik had er zelfs al van gedroomd, euforisch zag ik die van SVB die ‘van de andere kant van de brug’ vernederen. Kinderen leren snel en ik zag mijn kleindochter de ‘bananenbal’ van Wesley Sneijder perfect kopiëren. Samen met Marijke op de fiets van Baarlo naar sportpark ‘t Soarbrook in Blerick was de perfecte voorbereiding. Het was schitterend weer en de opkomende zon boven de laaghangende mist boven de Maas tussen Baarlo en Blerick was mystiek veelbelovend.
We zetten de fietsen op slot en onze schoondochter wuifde al waar we moesten zijn. ‘Hoi, hallo, goeiemorrege . . . ‘. Net geïnstalleerd aan de zijlijn horen we ‘potverdomme, 1-0 voor Venlosche Boys’. Al snel gevolgd door 2-0 en 3-0. Hoe abrupt en hoe afgrijselijk kunnen dromen en werkelijkheid uit elkaar gerukt worden. Het was geen wedstrijd en het had in mijn optiek ook niets met sport te maken zoals sport bedoeld is. Een paar egoïstische straat-dribbelaartjes van Venlosche Boys negeerden om beurten hun tegenstanders, ja zelfs hun eigen teamgenootjes en slalomden de bal vernietigend in het doel van ons SVB. Het waren ook volgens mij de enige twee die plezier hebben beleefd aan dat wat eigenlijk nooit een wedstrijd is geworden. De Blerickse supporters bleven tegen beter weten in aanmoedigen, en naarmate het scoreverloop dramatische vormen aannam groeide er ook wat kritiek. Onterecht overigens, want er waren er maar twee die echt konden voetballen. De rest toonde hun goeie wil, hield het potentiële talent kennelijk voor ons verborgen en moest gewoon nog erg veel leren. Ik ging eens bij de supporters van de tegenstanders staan, niet dat ik me schaamde of bij de betere partij wilde horen of zo. Nee, gewoon even proeven hoe de beleving aan de andere kant was. Nou, het bleef netjes, maar ze bleven hun team wel onnodig opzwepen, daarmee de vernedering groter en het respect voor de tegenstander kleiner makend. Ik moest terug denken aan vroeger, als we op straat ‘een partijtje’ voetbalden en het ene team liep te ver uit dan werd er spontaan uitgewisseld. Gewoon een paar sterke spelers uit het bovenliggende team uitwisselen met het team dat achterstond. Dat leverde uiteindelijk een evenwichtig partijtje op, waaraan iedereen met plezier deelnam. Maar al te vaak werd de winnaar bepaald door ‘die de laatste goal maakte’. Nu weet ik wel dat je dat moeilijk kunt doen tussen SVB en Venlosche Boys . . . . maar waarom eigenlijk niet? Dit was gewoon een zwaar ongelijke strijd, had in mijn optiek daarom niet veel met sport te maken.
Plotseling realiseerde ik me hoe dicht ik me fysiek bevond bij mijn vorige blog van 12 augustus. Ik zei tegen Marijke: ‘zie je daar die rij struiken, daar liep vroeger die beek die ik 54 jaar geleden over sprong van SVB naar het atletiekveld van Festina’. Ik was dan ook niet meer tegen te houden en moest gaan zoeken naar sporen uit dat verleden. De twee hoogspanningsmasten bleken de enige herkenbare getuigen. Achterop een van hen had altijd Festina gestaan met grote witte letters, en als ik met de trein uit Eindhoven kwam gaf dat altijd een goed gevoel van 'bijna thuis’. En verdomd, onder de zwarte verflaag kon je dat Festina nog voelen. Even een foto maken. Hier moet ongeveer het clublokaal hebben gestaan, daarginds lag de Demka en verderop langs de spoorlijn de ring voor kogelslingeren. Onvermijdelijk moest ik terugdenken aan Frits Vaessen, mijn allereerste trainer. Al eerder schreef ik een blog over hem, en even mijmerde ik weg in de tijd!
Als we met de fiets naar 't Saorbrook gingen stond Frits ons al op te wachten. Dat gaf je meteen dat goede thuisgevoel, Frits had al een rondbaantje uitgelegd in het hobbelige gras met tomatentouw en tentharingen, de training kon beginnen. Ons clublokaal, nou ja, het was een laag-bij-de-gronds afgeschreven oud kippenhok met pannendak dat wat hoger geplaatst was op een muurtje van die grote grijze betonstenen. Je kon nog duidelijk zien waar de kippen destijds in- en uitliepen. We hadden geen stromend water, wel een handpomp waarmee je het donkerbruine moeraswater kon promoveren tot wasgelegenheid. Er was geen elektriciteit, maar een paar heuse olielampen zorgden voor enige verlichting waar en wanneer dat gewenst was. Middenin het enige vertrek stond een oude potkachel tegen een gemetselde schoorsteen, hij zal niet vaak gebrand hebben, maar Frits Vaessen zorgde er toch wel voor dat 'zien jônges' zich konden warmen als het buiten guur en koud was. Op de vloer lagen trottoirtegels en langs de wanden stonden banken en stoelen. Romantiek? Ik kan me nog herinneren als we ‘s winters na een bostraining in de Wielder terugrenden naar ons clublokaal. In het stikkedonker wees het fletse licht van de olielamp de juiste looprichting over de ongelijke en zijknatte grasmat, binnen was het warm en rook het naar houtvuur, vermengd met dennenappels. Na afloop dicht in buurt van Frits blijven fietsen tot op de Nieuwborgstraat, daarna mocht ieder z'n eigen weg gaan.
Er wordt bij ons thuis gebeld, ik ren naar de voordeur. Frits staat met z'n fiets voor de deur, zijn zoon voorop in het kinderstoeltje. 'Aahh Frits . . . maaaamm, Frits is ter', mijn moeder pakt snel de portemonnee uit de keukenla en loopt naar de deur. Frits heeft al het juiste oranje lidmaatschapskaartje bovenop liggen, mijn moeder betaalt de contributie en krijgt een klein oranje strookje als overtuigend bewijs voor mij. Gelukkig, komende maand kan er weer getraind worden, 'Hojje Frits, tot zôndaag'.
Zo’n twee jaar geleden, nieuwjaarsreceptie bij Scopias. Ik ben na bijna 25 jaar weer enkele maanden terug op het oude nest. Natuurlijk schuiven we in no-time aan bij Frits, geen woord over ‘fijn dat je weer terug bent’, nee, bij Frits is atletiek tijdloos en vriendschap cluboverstijgend. Ik voel me echt gegêneerd als ik naar voren wordt geroepen om voor een Nederlands record bij de M60 een gigantische wisselbeker overhandigd te krijgen van de voorzitter. Nog met het schaamrood op de kaken loop ik terug naar de staantafel, krijg een dikke zoen van Marijke, zet de beker op tafel en Frits fluistert in m'n oor: ‘Dae is ouk ein bietje van mich’. Ik sla een arm om zijn schouders en knik ‘Jaooh‘. En even staan we zo samen te genieten, niet van die overmaatse beker maar van wat echte atleten samen kan verbinden.
Met een schok keer ik weer in de realiteit en wandel terug naar het voetbalveld. Het is inmiddels 17-0 en nog net op tijd ben ik getuige van de 18-0, de definitieve eindstand. Onderweg naar huis moet ik nog denken aan Frits. Altijd wist hij iedereen te motiveren, niemand stond bij hem aan de zijlijn, atletiek kent te veel disciplines en iedereen was wel ergens goed in. Frits zorgde dat je er echt bij hoorde, kraakte je nooit af en is een van de belangrijkste factoren dat ik nog steeds actief aan atletiek doe.
Maar de atletiekwereld om me heen is sterk veranderd, te vaak waart een ijzige Kim-Jong-il-geest rond. Te vaak heerst er een Noord-Koreaanse sfeer in sportclubs, vaak veroorzaakt door etterige machtspelletjes. En wat denk ik dan vaak met weemoed terug aan dat thuisgevoel dat Frits voor iedereen bij Festina wist te creëren.
Potverdomme, wat een fijne mens!
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten