We zetten de fietsen op slot en onze schoondochter wuifde al waar we moesten zijn. ‘Hoi, hallo, goeiemorrege . . . ‘. Net geïnstalleerd aan de zijlijn horen we ‘potverdomme, 1-0 voor Venlosche Boys’. Al snel gevolgd door 2-0 en 3-0. Hoe abrupt en hoe afgrijselijk kunnen dromen en werkelijkheid uit elkaar gerukt worden. Het was geen wedstrijd en het had in mijn optiek ook niets met sport te maken zoals sport bedoeld is. Een paar egoïstische straat-dribbelaartjes van Venlosche Boys negeerden om beurten hun tegenstanders, ja zelfs hun eigen teamgenootjes en slalomden de bal vernietigend in het doel van ons SVB. Het waren ook volgens mij de enige twee die plezier hebben beleefd aan dat wat eigenlijk nooit een wedstrijd is geworden. De Blerickse supporters bleven tegen beter weten in aanmoedigen, en naarmate het scoreverloop dramatische vormen aannam groeide er ook wat kritiek. Onterecht overigens, want er waren er maar twee die echt konden voetballen. De rest toonde hun goeie wil, hield het potentiële talent kennelijk voor ons verborgen en moest gewoon nog erg veel leren. Ik ging eens bij de supporters van de tegenstanders staan, niet dat ik me schaamde of bij de betere partij wilde horen of zo. Nee, gewoon even proeven hoe de beleving aan de andere kant was. Nou, het bleef netjes, maar ze bleven hun team wel onnodig opzwepen, daarmee de vernedering groter en het respect voor de tegenstander kleiner makend. Ik moest terug denken aan vroeger, als we op straat ‘een partijtje’ voetbalden en het ene team liep te ver uit dan werd er spontaan uitgewisseld. Gewoon een paar sterke spelers uit het bovenliggende team uitwisselen met het team dat achterstond. Dat leverde uiteindelijk een evenwichtig partijtje op, waaraan iedereen met plezier deelnam. Maar al te vaak werd de winnaar bepaald door ‘die de laatste goal maakte’. Nu weet ik wel dat je dat moeilijk kunt doen tussen SVB en Venlosche Boys . . . . maar waarom eigenlijk niet? Dit was gewoon een zwaar ongelijke strijd, had in mijn optiek daarom niet veel met sport te maken.

Als we met de fiets naar 't Saorbrook gingen stond Frits ons al op te wachten. Dat gaf je meteen dat goede thuisgevoel, Frits had al een rondbaantje uitgelegd in het hobbelige gras met tomatentouw en tentharingen, de training kon beginnen. Ons clublokaal, nou ja, het was een laag-bij-de-gronds afgeschreven oud kippenhok met pannendak dat wat hoger geplaatst was op een muurtje van die grote grijze betonstenen. Je kon nog duidelijk zien waar de kippen destijds in- en uitliepen. We hadden geen stromend water, wel een handpomp waarmee je het donkerbruine moeraswater kon promoveren tot wasgelegenheid. Er was geen elektriciteit, maar een paar heuse olielampen zorgden voor enige verlichting waar en wanneer dat gewenst was. Middenin het enige vertrek stond een oude potkachel tegen een gemetselde schoorsteen, hij zal niet vaak gebrand hebben, maar Frits Vaessen zorgde er toch wel voor dat 'zien jônges' zich konden warmen als het buiten guur en koud was. Op de vloer lagen trottoirtegels en langs de wanden stonden banken en stoelen. Romantiek? Ik kan me nog herinneren als we ‘s winters na een bostraining in de Wielder terugrenden naar ons clublokaal. In het stikkedonker wees het fletse licht van de olielamp de juiste looprichting over de ongelijke en zijknatte grasmat, binnen was het warm en rook het naar houtvuur, vermengd met dennenappels. Na afloop dicht in buurt van Frits blijven fietsen tot op de Nieuwborgstraat, daarna mocht ieder z'n eigen weg gaan.

Zo’n twee jaar geleden, nieuwjaarsreceptie bij Scopias. Ik ben na bijna 25 jaar weer enkele maanden terug op het oude nest. Natuurlijk schuiven we in no-time aan bij Frits, geen woord over ‘fijn dat je weer terug bent’, nee, bij Frits is atletiek tijdloos en vriendschap cluboverstijgend. Ik voel me echt gegêneerd als ik naar voren wordt geroepen om voor een Nederlands record bij de M60 een gigantische wisselbeker overhandigd te krijgen van de voorzitter. Nog met het schaamrood op de kaken loop ik terug naar de staantafel, krijg een dikke zoen van Marijke, zet de beker op tafel en Frits fluistert in m'n oor: ‘Dae is ouk ein bietje van mich’. Ik sla een arm om zijn schouders en knik ‘Jaooh‘. En even staan we zo samen te genieten, niet van die overmaatse beker maar van wat echte atleten samen kan verbinden.

Maar de atletiekwereld om me heen is sterk veranderd, te vaak waart een ijzige Kim-Jong-il-geest rond. Te vaak heerst er een Noord-Koreaanse sfeer in sportclubs, vaak veroorzaakt door etterige machtspelletjes. En wat denk ik dan vaak met weemoed terug aan dat thuisgevoel dat Frits voor iedereen bij Festina wist te creëren.
Potverdomme, wat een fijne mens!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten