zaterdag 1 februari 2014

Een ezel stoot zich geen twee keer

Carnaval valt wat laat dit jaar, dus we keken elkaar aan: ‘waar wachten we nog op?’. Na de verjaardag van de kleindochter toch maar de camper uit de stalling halen en op naar de zon. Een paar nieuwe bandjes erop, even een kleine wasbeurt en dan wordt ie compleet volgestouwd met kleren, drank, etenswaar en vooral gehaktballen. ‘Ja, we moeten wat hebben om aan te pakken de eerste dagen!?’ Alsof ze in Frankrijk en Spanje momenteel getergd worden door een strenge hongerwinter. Want Spanje dat gaat ’t worden, want zowel de websites van Zoover als Weeronline garanderen pas onder Barcelona een redelijke temperatuur en een zonnetje. De totale afstand wordt zorgvuldig in vier etappes opgedeeld van ongeveer 450 kilometer. De eerste stop is in de buurt van Troyes en de tweede ergens in midden Frankrijk. Maar het valt verdomd niet mee om eind januari een camping te vinden die én open én geschikt is voor een camper. Het moeten verharde plaatsen zijn, nou ja, minimaal grint als ondergrond en zeker geen gras in deze tijd van het jaar. Mijn trouwe lezers herinneren zich ongetwijfeld nog wel dat we twee jaar geleden muurvast zaten in de ontdooide bovenlaag bij het koddige echtpaar Lambiek en Sidonia. Onze camper en wij twee hebben werkelijk doodsangsten uitgestaan, en een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen. Dus dat nooit meer. . . .

In het door ons geselecteerde midden Frankrijk bleek de enige camping, die bereid was ons te ontvangen, een oude bekende. De campingbeheerder lijkt qua uiterlijk en karakter zo’n beetje op Olivier B. Bommel en laten we hem dan ook maar Bommel noemen. Acht jaar geleden hadden we ’n half jaar bij hem gestaan, een prachtige camping op een pregnante heuvel bij een pittoresk dorpje, ruime plaatsen in een halve cirkel om een authentiek middeleeuws kasteeltje. Héél lang geleden had Bommel zijn grootste misrekening gemaakt door met een echte Franse freule te trouwen. Hij dacht duimen draaiend en pijp rokend, bommelend als een heer van stand langs de grote schouw, oud te worden en gelukkig te blijven. Nu drijft hij een zieltogende kleine camping rondom het in verval rakend kasteeltje, zijn twee zoons zijn uitgevlogen en zijn dochter (met een verstandelijke handicap) zorgt voor zijn natje en droogje. En de freule? Die laat zich door het immens grote jubelende land chaufferen door een extreem-rechtse gepensioneerde officier en voert elke avond intieme gesprekjes via het internet met haar eerste gepassioneerde Spaanse geliefde. Onze arme Bommel is van nature lui, of nog sterker, hij voert het liefst geen moer uit. Als voormalig diplomaat in het Midden-Oosten kan hij ontzettend goed ouwehoeren en slaagt erin elke campinggast over te halen tot ongebreidelde hand- en spandiensten, zoals een heer van stand dat gewoon is te doen. Na dat half jaar was ik Bommel dan ook wel zo verschrikkelijk kotsmoe, dat ik dacht ‘een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen’.
Maar ja, na acht jaar, hij was ook nog eens de enige die open was, we kennen de camping goed en principes zijn er om ze te breken nietwaar!? En zo rijdt onze schone camper over het keurig verharde pad van de camping van Olivier B. Bommel. Alsof hij ons had verwacht komt hij toeterend achter ons aan. Hij stapt uit, niets ouder geworden, een decadent zeemleren jasje om zijn bolle buik. Een stralende lach maakt die bolle Bourgondische kop bijna aantrekkelijk: ‘is dat al acht jaar geleden?’. We spreken af dat we op het verharde pad blijven en straks komen betalen. Bommel gaat schroeven kopen om iemand over te halen zijn onwillige plafond van verder verval te behoeden. En wij gaan ons intussen installeren. Ik kijk waar het gras nog redelijk hard is, besluit met een mooie bocht de camper in de gewenste stand te draaien om morgenvroeg op tijd te kunnen vertrekken. Ik stap in, voltooi bijna de geplande bocht tot . . . godnondedjuu, muurvast! Zorgvuldig schakel ik bij toerbeurt in de vooruit en in de achteruit en geef vooral heel voorzichtig gas, maar die twee eigenzinnige gloednieuwe voorbandjes vermaken zich kostelijk in die steeds dieper wordende modderpoel en onze zo geliefde camper verplaatst zich geen millimeter. Potverdomme , shittt . . . Verder vloeken heeft geen zin, Marijke kijkt strak voor zich uit en zwijgt heel verstandig. Totale ontreddering, onmacht en radeloze boosheid overvallen me. Dat mij dat net hier bij die lapzwans van een Bommel moet gebeuren. Ik had me nog zo voorgenomen ‘dat zou me nooit meer gebeuren’. Nou moet ik Bommel gaan vragen, het voelt als smeken, om me hieruit te redden. Ik krimp letterlijk ineen van ellende en Marijke zegt ‘ik ga maar vast aan het eten beginnen’. Geweldig, zij weet altijd het juiste op het juiste moment te zeggen. Had ze gezegd ‘hoe kun je nou zo stom zijn Jan?’, dan had ze natuurlijk ook gelijk gehad maar dan had ik me ongetwijfeld tierend en huilend ingegraven in de Franse modder en hadden we nu alweer thuis gezeten.

Wachten duurt lang, maar wachten op Bommel in deze vernederende situatie duurt nog veel langer. Eindelijk kwam Bommel terug. Mijn maag trok samen en mijn schaamte maakte me zo nietig dat m’n broek bijna afzakte: ‘Bommel, kun je me helpen, onze camper zit vast in de modder’. En verdomd, Bommel trekt zijn zeemleren jasje uit, nu zie ik pas dat zijn buik echt bijna perfect bolvormig is. Hij hijst zijn broek op en bestijgt een museum-rijpe blauwe tractor. ‘Als-tie-ut-maar-doet’ zegt Bommel en, ik lieg niet, na een minuut steunen, rook uitpuffend maar stug volhouden ‘poe-te-poe-te-poe-te-poet’. Het blauwe gevaarte komt schuddend in beweging en Bommel dommelt gedwee mee. ‘We hebben ook nog een sleepkabel nodig’, roep ik zenuwachtig dribbelend langs de tractor. ‘Oh jaaa . . ’, en Bommel grijpt zijn telefoon en er wordt in Bommels-Frans overlegd. Even later ‘dat was mijn zoon, ik weet niet waar die rommel allemaal ligt, we moeten kijken in de onderste la in de grote schuur’. In het halfdonker strompel ik de grote schuur in, kijk wild om me heen ‘hoe-moet-je-hier-ooit-iets-vinden’. Maar de Voorzienigheid drijft me naar een immense werkbank met grote laden. En daar lag een grote zware ketting met twee vervaarlijke haken, hèhè. Marijke neemt plaats achter het stuur van de camper, ik haak de zware ketting vast aan de schokkende tractor en even later staat onze camper weer op het verharde pad. Marijke stuurt hem ook nog eens heel scherp in de achteruit tot bij een paaltje voor de stroomaansluiting. Bommel kijkt me onderzoekend aan : ‘die kan wel rijden met dat ding’.

‘Nou Bommel, bedankt, ik kom na het eten met je afrekenen!’. En Bommel verdwijnt met zijn dikke kont schuddend op het blauwe stotterende monster, dat onze niet meer zo schone camper toch maar mooi heeft gered.
Na het eten melden we ons bij de kasteelpoort en zijn dochter geleidt ons naar binnen. ‘Bonjour m’sieu m’dam’, zegt ze en we trakteren elkaar op twee dikke zoenen, zo heurt dat in Frankrijk. Bommel zit breedsporig aan de grote tafel bij de manshoge gebogen prachtige schouw. ‘Wat krijg je van ons?’. ‘Doe maar 3 euro voor de stroom!’. Ik leg 20 euro voor hem en hij mompelt ‘da’s veel te veel’. ‘We zijn je erg dankbaar voor je hulp’, en Bommel verbergt de twee briefjes schielings voor de overige kasteelbewoners. ‘Wat drinken we?’, en even later zitten we te nippen van de kostelijke rode en witte wijn. Want verstand van wijn dat heeft ie. En weer moeten we diezelfde verhalen aanhoren die we acht jaar geleden al tachtig keer hebben moeten aanhoren. Over dingen die een diplomaat niet mag vertellen en onmiskenbaar draaien om geld en vrouwen. Ik ben die zelfverheerlijking zat en sta op. Net op dat moment komt de freule thuis, haar hoedje scheef op het adellijke hoofd en zeulend met twee zware tassen. Dochterlief neemt de tassen getraind en gedwee over en de sfeer in het machtige kasteelverblijf is meteen om te snijden. We geven snel een hand en ik kan nog net ‘au revoir’ inslikken, want een ezel stoot zich toch geen twee keer aan dezelfde steen.
 
Of eigenlijk waarom niet, want Bommel is misschien een rare seigneur, maar heeft ons toch wel mooi uit de modder getrokken.

Geen opmerkingen: