In het door ons geselecteerde
midden Frankrijk bleek de enige camping, die bereid was ons te ontvangen, een
oude bekende. De campingbeheerder lijkt qua uiterlijk en karakter zo’n beetje
op Olivier B. Bommel en laten we hem dan ook maar Bommel noemen. Acht jaar
geleden hadden we ’n half jaar bij hem gestaan, een prachtige camping op een
pregnante heuvel bij een pittoresk dorpje, ruime plaatsen in een halve cirkel
om een authentiek middeleeuws kasteeltje. Héél lang geleden had Bommel zijn
grootste misrekening gemaakt door met een echte Franse freule te trouwen. Hij
dacht duimen draaiend en pijp rokend, bommelend als een heer van stand langs de
grote schouw, oud te worden en gelukkig te blijven. Nu drijft hij een
zieltogende kleine camping rondom het in verval rakend kasteeltje, zijn twee
zoons zijn uitgevlogen en zijn dochter (met een verstandelijke handicap) zorgt
voor zijn natje en droogje. En de freule? Die laat zich door het immens grote
jubelende land chaufferen door een extreem-rechtse gepensioneerde officier en
voert elke avond intieme gesprekjes via het internet met haar eerste
gepassioneerde Spaanse geliefde. Onze arme Bommel is van nature lui, of nog
sterker, hij voert het liefst geen moer uit. Als voormalig diplomaat in het
Midden-Oosten kan hij ontzettend goed ouwehoeren en slaagt erin elke
campinggast over te halen tot ongebreidelde hand- en spandiensten, zoals een
heer van stand dat gewoon is te doen. Na dat half jaar was ik Bommel dan ook
wel zo verschrikkelijk kotsmoe, dat ik dacht ‘een ezel stoot zich geen twee
keer aan dezelfde steen’.
Maar ja, na acht jaar, hij was
ook nog eens de enige die open was, we kennen de camping goed en principes zijn
er om ze te breken nietwaar!? En zo rijdt onze schone camper over het keurig
verharde pad van de camping van Olivier B. Bommel. Alsof hij ons had verwacht
komt hij toeterend achter ons aan. Hij stapt uit, niets ouder geworden, een
decadent zeemleren jasje om zijn bolle buik. Een stralende lach maakt die bolle
Bourgondische kop bijna aantrekkelijk: ‘is dat al acht jaar geleden?’. We
spreken af dat we op het verharde pad blijven en straks komen betalen. Bommel
gaat schroeven kopen om iemand over te halen zijn onwillige plafond van verder
verval te behoeden. En wij gaan ons intussen installeren. Ik kijk waar het gras
nog redelijk hard is, besluit met een mooie bocht de camper in de gewenste
stand te draaien om morgenvroeg op tijd te kunnen vertrekken. Ik stap in,
voltooi bijna de geplande bocht tot . . . godnondedjuu, muurvast! Zorgvuldig schakel ik
bij toerbeurt in de vooruit en in de achteruit en geef vooral heel voorzichtig
gas, maar die twee eigenzinnige gloednieuwe voorbandjes vermaken zich kostelijk
in die steeds dieper wordende modderpoel en onze zo geliefde camper verplaatst
zich geen millimeter. Potverdomme , shittt . . . Verder vloeken heeft geen zin,
Marijke kijkt strak voor zich uit en zwijgt heel verstandig. Totale
ontreddering, onmacht en radeloze boosheid overvallen me. Dat mij dat net hier
bij die lapzwans van een Bommel moet gebeuren. Ik had me nog zo voorgenomen
‘dat zou me nooit meer gebeuren’. Nou moet ik Bommel gaan vragen, het voelt als
smeken, om me hieruit te redden. Ik krimp letterlijk ineen van ellende en
Marijke zegt ‘ik ga maar vast aan het eten beginnen’. Geweldig, zij weet altijd
het juiste op het juiste moment te zeggen. Had ze gezegd ‘hoe kun je nou zo
stom zijn Jan?’, dan had ze natuurlijk ook gelijk gehad maar dan had ik me
ongetwijfeld tierend en huilend ingegraven in de Franse modder en hadden we nu
alweer thuis gezeten.
Wachten duurt lang, maar wachten
op Bommel in deze vernederende situatie duurt nog veel langer. Eindelijk kwam
Bommel terug. Mijn maag trok samen en mijn schaamte maakte me zo nietig dat m’n
broek bijna afzakte: ‘Bommel, kun je me helpen, onze camper zit vast in de
modder’. En verdomd, Bommel trekt zijn zeemleren jasje uit, nu zie ik pas dat
zijn buik echt bijna perfect bolvormig is. Hij hijst zijn broek op en bestijgt
een museum-rijpe blauwe tractor. ‘Als-tie-ut-maar-doet’ zegt Bommel en, ik lieg
niet, na een minuut steunen, rook uitpuffend maar stug volhouden
‘poe-te-poe-te-poe-te-poet’. Het blauwe gevaarte komt schuddend in beweging en
Bommel dommelt gedwee mee. ‘We hebben ook nog een sleepkabel nodig’, roep ik
zenuwachtig dribbelend langs de tractor. ‘Oh jaaa . . ’, en Bommel grijpt zijn
telefoon en er wordt in Bommels-Frans overlegd. Even later ‘dat was mijn zoon,
ik weet niet waar die rommel allemaal ligt, we moeten kijken in de onderste la
in de grote schuur’. In het halfdonker strompel ik de grote schuur in, kijk
wild om me heen ‘hoe-moet-je-hier-ooit-iets-vinden’. Maar de Voorzienigheid
drijft me naar een immense werkbank met grote laden. En daar lag een grote zware
ketting met twee vervaarlijke haken, hèhè. Marijke neemt plaats achter het
stuur van de camper, ik haak de zware ketting vast aan de schokkende tractor en
even later staat onze camper weer op het verharde pad. Marijke stuurt hem ook
nog eens heel scherp in de achteruit tot bij een paaltje voor de stroomaansluiting.
Bommel kijkt me onderzoekend aan : ‘die kan wel rijden met dat ding’.
‘Nou Bommel, bedankt, ik kom na
het eten met je afrekenen!’. En Bommel verdwijnt met zijn dikke kont schuddend
op het blauwe stotterende monster, dat onze niet meer zo schone camper toch
maar mooi heeft gered.
Na het eten melden we ons bij de
kasteelpoort en zijn dochter geleidt ons naar binnen. ‘Bonjour m’sieu m’dam’,
zegt ze en we trakteren elkaar op twee dikke zoenen, zo heurt dat in Frankrijk.
Bommel zit breedsporig aan de grote tafel bij de manshoge gebogen prachtige
schouw. ‘Wat krijg je van ons?’. ‘Doe maar 3 euro voor de stroom!’. Ik leg 20 euro voor hem en
hij mompelt ‘da’s veel te veel’. ‘We zijn je erg dankbaar voor je hulp’, en Bommel
verbergt de twee briefjes schielings voor de overige kasteelbewoners. ‘Wat
drinken we?’, en even later zitten we te nippen van de kostelijke rode en witte
wijn. Want verstand van wijn dat heeft ie. En weer moeten we diezelfde verhalen
aanhoren die we acht jaar geleden al tachtig keer hebben moeten aanhoren. Over
dingen die een diplomaat niet mag vertellen en onmiskenbaar draaien om geld en
vrouwen. Ik ben die zelfverheerlijking zat en sta op. Net op dat moment komt de
freule thuis, haar hoedje scheef op het adellijke hoofd en zeulend met twee
zware tassen. Dochterlief neemt de tassen getraind en gedwee over en de sfeer
in het machtige kasteelverblijf is meteen om te snijden. We geven snel een hand
en ik kan nog net ‘au revoir’ inslikken, want een ezel stoot zich toch geen
twee keer aan dezelfde steen.
Of eigenlijk waarom niet, want Bommel is
misschien een rare seigneur, maar heeft ons toch wel mooi uit de modder getrokken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten