Er was eens heel lang geleden een atletiekvereniging succesvol en tevreden. Een gepensioneerde kolonel en een uiterst consciëntieuze administrateur hadden van A.V.Anitsef een klein maar hecht atletiekclubje gemaakt. Rondom de altijd en nadrukkelijk aanwezige trainer Wout werd het optimale gehaald uit dat zootje ongeregeld. Maar het leidde wel tot de eerste regionale winnaar van de bekende Cross le Soir, een heuse kampioen op de 3000 meter steeple, maar ook twee junioren beklommen de hoogste treden met kogelslingeren en een hoogspringer sprong alle records aan duigen. Enkele aanstormende tienkampers vormden de verbindende factor tussen die uitschieters. De plaatselijke timmerman maakte de hordes en een ‘missionaris-van-het-dorp’ stuurde bamboestokken over van de andere kant van de wereld. Die werden gebruikt voor polsstokhoog, maar ook voor het bij Anitsef zo geliefde polsstokverspringen. De belangstelling voor de moeder aller sporten in de regio was niet zo denderend groot, maar toch draaide Anitsef volop mee in de op één na hoogste klasse van de landelijke competitie. De lokale visboer en niet te vergeten de vlaaienbakker zorgden er samen voor dat de wedstrijden financieel haalbaar en culinair aantrekkelijk bleven. Zo leefden ze nog lang en gelukkig, steevast maar niet tegen beter weten in op zoek naar dat ene potentiële Olympische talent.
De jaren vlogen succesvol en gelukkig voorbij totdat zich een losloper uit het kille noorden meldde bij de club. Je kent ze wel, zo’n typische expatriate, die plotseling ergens verschijnt als de grote verlosser en akelig precies op het moment dat z’n fouten ontdekt dreigen te worden weer van het toneel verdwijnt. Het was zo’n vreemde figuur, zo’n gespierde breinaald, die als hobby ’s avonds een paar blokjes om de kerk liep. Ik noem hem maar even Pietje Pedant. We hielden hem steeds voor de gek, maar dat gleed volledig langs zijn knokerige lijf. En lullen dat ie kon. Hij bleef maar kwekken, het leek allemaal nergens op, maar hij dwong iedereen tot luisteren en wurmde zich overal tussen. Ik weet niet hoe die het heeft geflikt, maar ineens was hij de nieuwe voorzitter. Gewoon zonder jaarvergadering, zonder ballotage en niemand sputterde tegen. Er werd ineens vergaderd in onze club, en allerlei ‘flyers’ met leuzen werden over het wedstrijdprogramma geplakt. Anitsef moest op de kaart, we kregen ‘een week van de communicatie’, er moest meer structuur komen en Anitsef moest meegroeien in de vaart der volkeren.
En verdomd, hij kreeg het voor elkaar. Zijn eerste plan heette Rood-Wit-Blauw en was gericht op groei. Er kwam een aparte groep wandelen, er werd getrimd op de zaterdagmorgen en rondom zijn eigen persoontje ontstond een zootje sjokkers. De autochtone groep wedstrijdatleten werd gevraagd zich wat strakker te houden aan de trainingstijden. En als het kon, iets later beginnen om de tweevoeters wat meer ruimte te geven. Onze coöperatieve Wout toonde de gewenste flexibiliteit, en wij trokken ons nergens iets van aan. Het ledental groeide van 70 naar 200. De eerstvolgende jaarvergadering begon met een inleiding met van die toen heel moderne overhead-sheets! Pietje Pedant had zijn streepjespak aangetrokken en lulde drie kwartier achter elkaar over ‘van Filosofie naar Beleid’. We snapten er geen reet van, en sommigen verlieten voortijdig de zaal. Het startpunt van de nieuwe aanpak vereiste wel een compleet nieuw bestuur. Je snapt het al, met Pietje Pedant als voorzitter aangevuld met een aantal competente, gekwalificeerde en zelf uitgezochte kandidaten, allemaal sjokkers. De harde kern haalde de schouders op, als wij maar kunnen blijven atletieken samen met onze Wout, ze doen maar.
Maar er was iets geknakt, het voormalige bestuur had zich ‘en bloc’ bedankt als lid. Ons Unieraadslid was niet meer welkom op de vergaderingen, hij had daar immers te weinig inbreng!!?? En daar bleef het niet bij. Binnen het kader van het nieuwe change-management besloot het nieuwe management dat de baanatleten een trainingsavond moesten afstaan aan de sjokkers. In plaats daarvan kwam er wel een vrije training op de zondagmorgen. Oh ja, en Wout moest op cursus, want alleen geschoolde krachten mochten nog maar training geven. Potverdomme, wat nu? Die zondagmorgen hebben we toch niks aan want meer als de helft ging in het weekend op wedstrijd. En onze arme Wout voelde zich verschrikkelijk in zijn kruis getast. Gebroken en terneergeslagen hobbelde hij nog even door totdat we een brief kregen van hem: ‘Vanaf 1 mei ga ik het handbalteam van mijn zoon trainen en coachen. Met pijn in het hart neem ik afscheid en wens jullie en ons Anitsef veel succes’.
Nondedju, potverdomme nog aan toe, potnondedju, alles naar de klote. Wout weg, zijn zoon weg, onze beste speerwerper. Onze toplopers zoeken hun heil bij een andere atletiekvereniging, competitie kunnen we ook vergeten. Onze baanwedstrijden maken plaats voor trimlopen. ‘Meer mensen, minder werk, meer geld is het nieuwe criterium’. Wat doen we, kappen we ermee? Nee hoor, we zijn niet zomaar atleet voor even, maar voor heel ons leven. Maar het is niet meer gezellig. We missen Wout, we missen de gesprekken over onze wedstrijdervaringen met de toplopers. Een voor een houden de wedstrijdatleten het voor gezien. Heel pijnlijk wordt het als de kantine ’s avonds sluit om negen uur. Het licht gaat uit exact als wij ons trainingsmateriaal gaan opruimen en stilzwijgend maar innerlijk kokend druipen we af naar huis.
De volgende jaarvergadering besluiten we een en ander aan de kaak te stellen in de rondvraag. Maar die zal er niet meer komen, of toch wel, heel kort! Pietje Pedant heeft een nieuw krijtstrepen pak aan, zijn tengere lijfje valt bijna in het niet tussen die streepjes. Hij drukt zijn stropdas tegen zijn uitpuilende strottenhoofd en toont de eerste sheet ‘van Beleid naar Strategie’ en stort de komende drie kwartier compleet zinloze informatie over ons uit die ook nog eens geen klote met atletiek te maken heeft. Ik word pas weer alert als er een sheet wordt getoond met de volgende heel belangrijke stap naar eeuwige roem: . . . een nieuwe naam! Atletiekvereniging Anitsef is te lang, te vaag en zegt niemand (lees Pietje Pedant) iets! Vanaf nu moeten we ATLO gaan heten, dat staat voor Atletiek en Lopen. De voorzitter sluit af met zijn ineens wel erg irritante stemmetje: ‘het komende jaar is het jaar van de overweging: moeten wij nog wel aangesloten blijven bij de Atletiekunie?’. ‘Jaha’, vult de penningmeester aan, ‘er komen vragen van onze leden wat de toegevoegde waarde van die bondscontributie is? Wat krijgen we ervoor? En die wedstrijdlicentie, we kunnen toch gewoon inschrijven voor elke wedstrijd zonder licentie!’
Er knapt iets in me, alle opgekropte woede en frustratie van het afgelopen jaar balt zich samen en veroorzaakt kortsluiting in mijn bovenkamer. Ik ram met twee vuisten op tafel, de kopjes thee van de sjokkers en onze bierglazen springen van schrik op. De grofste vloek- en scheldwoorden tergen mijn stembanden tot impertinente erupties. Maar de stem van m’n moeder weerhoudt me ‘altijd netjes blijven, Jan’. Trillend van woede sta ik op, maar alle op mij gerichte ogen doen me plotseling beseffen dat dit een onomkeerbaar moment is.
Ik schraap m’n keel en probeer ondanks m’n droge mond te slikken:‘Meneer de voorzitter, beste Sprietje Arrogant, geachte aanwezigen. Onze, en ook jullie atletiekvereniging Anitsef kent een rijke historie die ver teruggaat tot 1920. Onze club is qua ledenaantal nooit een hoogvlieger geweest, maar een kleine groep echte atleten heeft ervoor gezorgd dat Anitsef steevast zijn bijdrage leverde binnen de nationale atletiek. Zowel organisatorisch als prestatief heeft Anitsef respect en aanzien verworven. We hebben altijd gestaan voor de Olympische leus Citius, Altius, Fortius. Deze drie woorden ondersteunen de drie poten waar atletiek voor staat: lopen, springen en werpen. Sneller, hoger en sterker! De Atletiekunie ondersteunt ons daarin, bindt ons en faciliteert wedstrijden op alle Olympische onderdelen. En daar horen de overigens heel gezonde onderdelen wandelen, trimmen en sjokken niet bij’.
‘Meneer de voorzitter, beste Sprietje Arrogant, geachte aanwezigen. Met deze voorliggende voorstellen en eerdere acties minachten wij niet alleen iedereen die ons voorging in Anitsef. Maar veel erger nog, we draaien de atletiek de nek om. Atletiek en lopen is net zoiets als kippen en pluimvee, oftewel gelul als een kip zonder kop. Waar ATLO voor staat is wandelen, trimmen en sjokken zonder prestatieve doelstelling. Dat is niets voor atleten, dus ook niet voor mij . . .’.
Een ijzige stilte valt, waar heb ik het lef vandaan gehaald? Een paar technische atleten naast en achter me beginnen schoorvoetend te klappen. Pietje Pedant staat op en zegt ‘jammer dat er elementen zijn in onze club die positieve veranderingen in de weg staan, maar we zullen het meenemen in de volgende vergadering’.
Enkele maanden later, Pietje Pedant is terug verhuisd naar het ijzige noorden. Geen afscheid, geen stukje in het clubblad, niets. Nee, gewoon foetsie, net zoals het huisvuil elke donderdagmorgen. Alleen laat de ophaaldienst een schone bak achter. Pietje Pedant laat een ontmantelde en ontredderde club achter, niemand praat er meer over, misschien wel uit schaamte? Enkele jaren later bestaat Anitsef niet meer, is er nog slechts één baanatleet te vinden binnen een straal van 25 kilometer! Binnen diezelfde straal tellen we wel minimaal tien ‘loopgroepen’. Dé atletiek wacht nog steeds op nieuwe initiatieven.
Nu zit ik thuis op de bank en lees de Column van Jeroen Straathof nog eens door! Deze nieuwe medewerker van de Atletiekunie praat toch wel ergerlijk consequent over Atletiek en lopen . . . ik denk terug aan die goeie ouwe tijd, aan Pietje Pedant en voel me opeens beroerd worden,
het zal toch niet?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten