Ongetwijfeld kennen we de stripfiguren van de Smurfen. Waaronder tovenaar Gargamel die in een bouwvallig kasteel vlakbij het Smurfendorp woont, en voortdurend op de Smurfen jacht maakt. Eerst omdat hij een Smurf nodig had als ontbrekend ingrediënt voor de steen der wijzen (lees: macht uit te kunnen oefenen), later vergroot zijn haat tegenover het blauwe volkje en begint hij ze allemaal te vangen om karweitjes te laten opknappen. In de tekenfilm wil hij ze vangen om ze op te eten, in sommige verhalen om goud te maken of om hen uit te roeien. Met gemene trucs probeert de tovenaar de Smurfen uit de tent te lokken. De heks Agatha noemt Gargamel altijd Karnemelk. Zij is een gemene, kale heks met een pruik die vliegt op een grote vogel. Ook zij jaagt op de Smurfen. Gargamel heeft een kat, Azraël genaamd. Azraël is een roodharige gewone huiskat met een normaal postuur. Een Smurf is reddeloos verloren in de klauwen van Azraël, maar Gargamel staat niet toe dat Azraël een Smurf verschalkt. Kortom, Gargamel is een geweldige etter die het leven van de Smurfen behoorlijk verpest. Geloven jullie in sprookjes? Ik wel sinds gisteravond!
Elke atletiekvereniging heeft wel zijn eigen Gargamelletje en zijn eigen heks Agathaatje. Je kent ze wel, die klojo’s die bij twijfel nooit ‘het voordeel van de atleet’ over de lippen kunnen krijgen. Die met een glimlach op het gezicht met scherpe toon het ‘ongeldig’ of het ‘gediskwalificeerd’ uitspreken. Van die figuren die in hun jeugd ongetwijfeld gepest zijn, thuis niks in de pap te brokkelen hebben, van de maatschappelijke ladder zijn gesodemieterd, bij clubkampioenschappen altijd de laatste plek moeten incasseren en al hun opgekropte frustratie botvieren in die hatelijke rode vlag, dat verlossende startpistool of zomaar die verwachtingsvolle startlijst met atletiekliefhebbers. Die tegen-beter-weten in betweters, die krijsend hun gelijk willen halen en al hun zogenaamd gereglementeerde macht misbruiken om de atletieksport naar de klote te helpen.
Gisteravond was er een avondwedstrijd in het Belgische Lanaken, vlakbij Maastricht over de grens. Altijd een drukke en beregezelige wedstrijd. We krijgen van een alleraardigste suppoost de allerlaatste parkeerplek toegewezen. Op weg naar het sportpark kruist ‘miaaauuuwww . . ‘ een roodharige kat ons pad, achteraf gezien was dit de eerste waarschuwing. Als Ollanders hoeven we geen inschrijfgeld te betalen en we spoeden ons naar het eerste onderdeel, het speerwerpen. Er is veel volk op de been, veel toeschouwers en erg veel deelnemers van het organiserende ATLA Lanaken in hun opvallende blauwe clubtenue. Het lijken wel Smurfen. De geur van ‘hotdogs-met-veel-ui’ trekt aan onze neuzen voorbij, vermengd met dat verlokkelijke vleugje ‘Leffe-of-Trappiest’. Maar wij moeten eerst nog doen waar we voor zijn gekomen, het discuswerpen. Samen met Frans, Jan, Henk en Tina zoeken we alvast een plekje in de buurt van de discuskooi. Een geweldig drukdoend manneke met een opvallend gekromde neus doet verwoede pogingen om zijn territorium te onderdrukken. We wachten rustig, het loopt uit, de blauwgekleurde ‘cadetten’ lopen de laatste series, de verlichting moet al aan. Volgens Jan zijn er 21 deelnemers aangemeld voor het discuswerpen, een beetje veel, maar ja. Onze Duitse vrienden vinden het te laat worden en keren ‘n beetje teleurgesteld ‘zurück in die Heimat’. Jammer voor hen, maar volgens Cruyff heb elk nadeel zijn voordeel.
Het is inmiddels half elf, we zijn aan de beurt en gaan inwerpen. daar komt dat manneke met die kromme neus. ‘Ophouwe met inwerpen, we gaan beginne en er wordt niet gemeten en die het niet eens is . . . ‘. Verrekt, die vervelende vent is helemaal niet van plan ons een fijne wedstrijd te bezorgen, die . . . . . hij lijkt plotseling op Gargamel! Hij wil de namen en volgorde afroepen maar wordt gestoord door een speaker, die keurig de laatste uitslagen van de laatste series Smurf-cadetten afroept. ‘Zo stop ik ermee . . die speaker moet zwijgen, ik moet morgen ook nog werken’, krijst Gargamel. Hij loopt twintig meter richting wedstrijdleider en schreeuwt hem de huid vol. ‘Als hij twintig meter was doorgelopen, had hij dat op normale toon kunnen vragen’, fluistert Michel me toe. We moeten lijdzaam wachten totdat de speaker klaar is en daar roept die schreeuwlelijk onze namen op, het blijken er ineens 27 te zijn, ik heb nummer 13. Onze eerste Belgische collega’s proberen de opgewonden Gargamel vriendelijk tot kalmte te manen, hetgeen slechts leidt bij Gargamel tot gestrekte beentjes, samengeknepen billen en een ongekende scheldkanonnade. Dit wordt niks meer, we kunnen beter aan de Trappiest. Maar ja, je bent liefhebber en we zijn niet voor niks gekomen. Er wordt opvallend veel ‘ongeldig . . null!’ gekrijst door Gargamel. Ook onze Belgische vrienden beginnen zich op te winden en trakteren ons schouderophalend met ‘sorry’. Maar waarom? Wij komen speciaal naar België voor zijn gezellige wedstrijden en zijn geweldig inlevende (en wellevende) juryleden. Een rotte appel kan er wel eens tussen zitten.
Tijdens de tweede ronde zien we boven het sportpark zo’n chinees gelukslampionnetje voorbij drijven. ‘Heej wat leuk’ hoor ik naast me. Maar ik schiet in de kramp, dat zal toch niet de heks Agatha zijn die ook nog eens roet in het eten komt gooien. ‘Gekke vent, doe effe normaal, dat kan niet’. Maar plotsklaps valt de verlichting aan één kant van het sportpark uit. Geschokt grijp ik naar mijn kaal wordende kop, dit kan toch niet? ‘Stop, iedereen legt de discus neer, ik ben verantwoordelijk als er wat gebeurt’ schreeuwt en krijst Gargamel in het halfdonker. Alsof er ook maar bij iemand opkwam om nu te gaan gooien. Druk gebarend worden wedstrijdleider en scheidsrechter bij de haren gesleept. Tot overmaat valt ook aan de andere kant van het veld de verlichting uit. Een aantal doet het startnummer af en pakt de tassen in. Wij blijven nog even zitten en zien die etter van een Gargamel bezwerende gebaren maken en met overslaande stem duidelijk maken dat het aan iedereen behalve aan hem ligt. Net als ook wij richting de Trappiest en de Hotdogs lopen floept het licht weer aan. Voordat we het goed en wel in de gaten hebben doen onze oren weer pijn ‘jullie krijgen nog één poging, maar wel snel . . . ‘. En zoals eerder gezegd, we zijn liefhebbers en doen ons shirtje weer aan. Een van de deelnemers is doofstom en krijgt het niet allemaal goed mee, en wij vergeten in de mêlee om hem te verwittigen. Totdat zijn naam wordt opgeroepen. We snellen naar hem toe en gebaren dat hij nog één poging krijgt. Paniekerig spoedt hij zich in het vereiste tenue en net als hij Gargamel passeert gebaart deze met gekruiste armen en een glimlach: ‘tijd is om, ongeldig’, en roept de volgende deelnemer. Onder de liefhebbers slaan de stoppen door, de wedstrijdleider zit met gebogen hoofd naast de werpkooi en zwijgt!!!
Het is mijn beurt. Zoals bij elke poging neem ik me nu ook weer voor er een geweldige performance van te maken. Je weet dat de discus altijd te snel en te dichtbij in het gras ploft, maar de niet aflatende intentie om te excelleren is onuitwisbaar. En warempel, het kreng zeilt naar 35 meter en trots als een Smurf-pauw stap ik de kooi uit. ‘Ongeldig’ kraait de glimlachende Gargamel. Totaal overdonderd loop ik het veld in en vraag de veldjury wat er mis was. ‘Bij ons niks, maar je moet in de kooi een fout gemaakt hebben’. Ik loop terug naar de neerbuigende wedstrijdleider en vraag wat er aan de hand was. ‘Geen startnummer’ verzucht de man en bekijkt het gras onder hem nog meer van dichtbij. ‘Watte, de wedstrijd heeft een half uur stilgelegen, niemand draagt nog zijn werpschoenen, clubtenue, laat staan dat klote startnummer’. ‘Ik ben het met u eens en betreur deze gang van zaken ook, mijn excuses hiervoor’ mompelt hij zijn hoofd afwendend van Gargamel. ‘Ja, maar u bent wedstrijdleider, u kunt toch ingrijpen . . . ‘, maar iets in mij zegt laat-maar-zitten-Jan. Dit gaat toch nergens over.
Mijn Belgische sportvrienden blijken ook ware sportvrienden en komen een voor een met ‘excuses’, ‘sorry’ en ‘we-begrijpen-het-ook-niet’. Zelfs onze doofstomme sportmaat, zelf het meest vernederd door dit verachtelijke onderkruipsel, drukt in gebaar en mimiek uit dat dit toch wel grensoverschrijdend onacceptabel was. Alleen de wedstrijdleider, scheidsrechter en overige jury zwijgen in het Belgisch en overige talen. De hotdogs-tent is gesloten maar die Trappiest laten we ons niet ontnemen. Het was een zeldzame mooie zwoele zomeravond en mijn sportvrienden relativeren de slechte prestaties en opvallende gebeurtenissen, nippend aan hun Belgisch biertje. Ik staar slechts verdwaasd naar de hemel waar een eenzame satelliet tergend langzaam voorbij glijdt. ‘Gargamel bestaat echt’, overdenk ik, de verhalen zijn natuurlijk verzonnen maar echt gebaseerd op menselijke verwerpelijkheden.
‘Zaterdag is in Lommel kogel-discus en speer’, ‘Zondag is in Turnhout hamer-discus en kogel’, melden onze Belgische sportvrienden in het voorbijgaan en leggen een hand op mijn schouder. Ze verdwijnen in de nacht. ‘Verrekt, het is al half één’, en ook wij vertrekken. ‘Ik moet er weer om zes uur uit!’, mompelt Henk. Nog even in de struiken plassen. Door het groen zie ik een roodharige kat trots op het kleedlokaal zitten. ‘Mauwww’, hoor ik en schielings vluchten we allebei het donker in.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten