donderdag 15 augustus 2024

Nederland is doodziek

Gossie wat heb ik genoten van de atletiekonderdelen bij die Olympische Spelen in Parijs. Mijn vrouw en ik konden verschillende avonden maar moeilijk de slaap vatten van de adrenaline die door onze oude lijven gierde. Alle loop-, spring- en werponderdelen probeerde ik te vangen door op en neer te schakelen van de BBC, de Pruùs, d’n Bels en zo af en toe de Nederlander. Want als die Statler en Waldorf weer eens overdreven in beeld kwamen, dan zapten we snel weg. Wat een aanfluiting die twee! Behalve als mijn Dafne commentaar gaf, dan bleef ik even aan haar lippen hangen. Wat deed ze het ontwapenend goed hè!


Toch vooral d’n Bels genoot onze voorkeur met het deskundige commentaar van de nooit in beeld komende Eline Berens, geweldig. En iedere avond was er die spanning en opzwepende sensatie. Uiteraard hadden we specifiek oog voor de Nederlandse deelnemers. Ik begon meestal gestrekt op de bank, maar eindigde heel vaak op het puntje van de bank met de neus tegen ons eigenlijk te grote scherm gedrukt. ‘Ga eens wat opzij’, moest Marijke vaker zeggen. Het begon meteen al met die historische inhaalrace van Femke Bol op de 4*400 meter mixed. Maar ook de laatste 1500 meter van Sven Roosen in de tienkamp, wat was dat spannend. Het leverde een unieke vierde plek op in het zwaarste atletiekonderdeel. Hij verbeterde het Nederlands record en nooit was een Ollander bij de eerste vier in de Olympische tienkamp. Nu ken ik Sven al van heel lang geleden als klein menke langs de baan bij PSV-atletiek, maar dat mag natuurlijk geen naam hebben. En dan die 100 meter horden finale van die stoïcijnse Nadine Visser. Ik stond rechtop voor het scherm en schreeuwde haar over de streep. Wat een geweldige sportvrouw en hoe goed had ze zich op deze spelen voorbereid. Petje af en jammer dat de media dat onvoldoende oppakken. We kregen helaas maar één poging (de enige geldige) te zien van Jessica Schilder met kogel en ook maar één poging van Jorinde van Klinken met discus. Jammer (voor mij) hoe weinig die machtige werpnummers in beeld kwamen. Maar ja, die twee jonge jongens in de finale op de 1500 meter maakten weer veel goed. Daar gaan we nog veel van horen. Zo kan ik wel even doorgaan!

Oh ja, we hadden ook nog Sifan Hassan. Wat een klasbak, wat een mooie sportvrouw, wat een lief mens en wat een geslepen tactiek hanteerde zij. Gewoon achteraan meehobbelen in het grote veld en dan in die laatste anderhalve ronde naar voren sluipen en keihard proberen toe te slaan. Ik bleef dan ook lang gestrekt op mijn bank liggen totdat ik opvloog en zei: ‘Nee hè, die gaat een medaille pakken!?’. Ik vlieg van de bank en schreeuw zonder geluid te maken. Ze werd twee keer derde, geweldig. ‘Sterk spul hè’, zei Marijke toen ik m’n zakdoek weer eens tevoorschijn haalde om mijn vreugdetranen weg te vegen.
Het is zondag 11 augustus, we komen eigenlijk wat laat uit bed om de marathon dames te volgen. Ik zet de TV aan en zie een groepje van acht atletes voorop lopen zonder mijn Sifan. Nou ja, dan maar toch dat boterhammetje met hagelslag met een kop thee naar binnen werken. Als ik weer op mijn bank ga liggen met mijn voeten omhoog, dan blijkt de situatie weer gewijzigd. Sifan heeft keurig achter in het groepje aangesloten. Zoals ze later zou uitleggen: er waren er een paar die bergje op versnelden maar zij had zelf vast gehouden aan haar eigen tempo om die door haar gewenste eindtijd te halen.
Twee dames vielen af, ze waren nog met z’n zessen. Even later viel er nog eentje af en ik zei: ‘Nee hè, die gaat toch niet nog een medaille pakken!?’. Ik ging rechtop zitten en volgde mijn Sifan bij elke onverhoedse beweging. ‘Jan, je moet van de dokter je benen hoog houden’, zei Marijke. Maar ik dacht ‘nu-even-niet’, want hier gaat weer iets historisch gebeuren en dat wil ik van zo dichtbij mogelijk volgen. Ze waren nog met z’n vieren, even later nog met z’n drieën. ‘Die pakt nog een medaille, dat kan toch niet!?’.
Ze waren nog met z’n tweeën en toen wist ik ‘t: ‘Die pakt goud’. En zo geschiedde, de laatste 100 meter tilde ik ons één-meter-brede scherm bijna van de muur. Wat was ze blij, wat was ik blij. De tranen liepen over mijn wangen en wat kon mij die zakdoek schelen. Ik moest me concentreren op een ontzettend blije en sensationele Sifan Hassan. De Olympische spelen kregen voor mij een onvergetelijke en formidabele apotheose. Die slotceremonie kon me verder gestolen worden.

Een paar dagen later lees ik alle commentaren op de sociale media. Vele superlatieven passeren over die unieke prestatie van Sifan Hassan. Maar potverdomme wat gebeurt hier? Ze maken zich ook nog druk over haar hoofddoek bij de prijsuitreiking. Ik dacht nog: ‘Mooie gekleurde hoofddoek, staat haar leuk, droeg mijn moeder ook vaker in huis met poetsen’. Weliswaar in wat saaier vaalwit of met kleine blauw-grijze ruitjes. Maar daar werd de Islam erbij gesleept, men vond het een verschrikkelijk ongepast statement. Werkelijk, Nederland is ziek.
Maar het kwam nog erger, ze vonden mijn Sifan geen Nederlandse. Mijn maag draaide zich letterlijk om, waar halen ze het lef vandaan. Hoe ver kun je zinken? Ik moest terugdenken aan mijn liefste tante Lucie die getrouwd was met mijn ome Sjaen. Ze was nog donkerder als mijn Sifan en ze was de liefste tante die ik heb gehad. Nederland is doodziek.
Waarom moet iets moois en bijzonders altijd worden bezoedeld met ziekelijke bijzaken? Ik schreef ooit eens een item over een bijzonder talentje met kogelslingeren. Nou, de ellendelingen kwamen meteen uit de spelonken om mijn oprecht verhaal te relativeren en onderuit te halen. Dat bericht kon ik nog op tijd verwijderen maar in dit geval kon ik mijn Sifan niet beschermen en dat doet zeer. Nederland is strontziek.
Vanmorgen bladerde ik nog eens door de commentaren. Ik moest dat doen, dat gaf me het gevoel dat ik dan een beetje de pijn deelde met mijn Sifan. Bij die vele reacties bleek ook weer eens dat succes vele vaders kent. Ik telde er zo zes-zeven die wilden meeliften met het succes van Sifan. Jaja, de een had de eerste schoenen aan haar geleverd en de ander had haar op afstand meegemaakt als hoofdtrainer. Ja, eentje had naast haar gezeten. Alsof je daarmee Olympisch kampioen wordt!? Nu zal ik het dan ook maar bekennen, ik heb haar destijds bij PSV-atletiek als verlegen meisje zien meehobbelen in de groep van een bijzondere trainer. Ik herinner me haar eerste trainer erg goed, dat was (en is) een bijzonder mens die niet alleen iedereen probeerde (en probeert) beter te laten lopen. Maar hij viel mij op door zijn empathie, zijn persoonlijke aanpak en ik volg hem nog steeds op afstand. Hij wordt niet genoemd. Ik herinner mij ook nog dat donkere meisje dat meeliep in een avondwedstrijdje in Weert. Het was slecht weer en Rutger Smith probeerde het Nederlandse record discuswerpen te verbeteren. Ik zag haar lopen en hoorde dat ze Sifan Hassan heette. Maar wist ik veel? En zij al helemaal niet!
Maar vanaf die tijd is ze gestaag uitgegroeid tot een icoon, een zeldzame parel in de Nederlandse atletiek. En voor mij nu al dé sportvrouw van het jaar. Bedankt Sifan voor de onvergetelijke momenten en als ik hoor dat iemand je aanvalt of slecht over je spreekt? Dan zal ik voor je opkomen, want Nederland is echt ziek.

donderdag 31 augustus 2023

Werpvijfkamp perikelen

Het lijkt alweer héél lang geleden dat Jan Smit zaliger, Frans Klep en ik helemaal naar Tata (H) reisden, enkel en alleen voor dat geweldige nieuwe atletiekonderdeel: de werpvijfkamp. Ooit door dr. Georg Glöckner in Europa geïntroduceerd en méér dan 25 jaar geleden door onze eigen Jan Smit in Nederland. De nieuwe werpmeerkamp explodeerde in aantallen deelnemers. Met als extra surplus: het kogelslingeren en gewichtwerpen groeide gestaag mee en kwamen meer in de schijnwerper. Het maakte ons trots. Als gewezen tienkamper kreeg de atletiek voor mij een nieuwe dimensie. Van Hans Houtzager leerde ik in Eindhoven kogelslingeren en gewichtwerpen. God, wat heb ik in die afgelopen 25 jaar genoten van mijn atletiek. De mooie plaatjes van Erwin Suvaal onderstrepen die nog eens met een glimlach. Ik zou er een boek over moeten schrijven.

Toch zou het dan een tragikomedie worden. Een stelletje onbenullen ging zich bemoeien met ons succesverhaal. Onbegrijpelijke (medaille)limieten, belachelijke voorstellen voor agegrading, beperken van het aantal deelnemers en het sterk reduceren van de leeftijdsklassen(?). En waarom werden die echte oudjes toch zo gediscrimineerd? Ze moesten (en moeten) Nederlandse records werpen om de limieten te halen!? Het kwam allemaal voorbij, Theo Maassen zou er een sappige sketch van kunnen maken.

Maar waar maak je je druk over? Eigenlijk niks en nergens, alleen jammer dat het zoveel negatieve aandacht geeft aan die machtige werpvijfkamp. Niemand is er meer of minder door gaan werpen. Wat puntjes meer met speer (!), wat minder puntjes met kogelslingeren (!). So what (?). Misschien had ik die wedstrijd, die ik met 8 punten verloor van Jack Dekker, met de wetenschap van nu toch wel gewonnen. Wat maakt ’t uit?

Maar maak je niet druk om mij! Ik ben er niet meer onder gaan lijden. Wel een groeiend medelijden met die zielige bemoeials. En dat boek gaat er komen.

maandag 20 februari 2023

Eigenlijk ook een beetje queer

Vanmorgen zag ik op Facebook een foto van Femke Bol naast de vorige wereldrecordhoudster op de 400 meter indoor. De frêle Femke uit Amersfoort naast haar wat bonkige voorgangster. En meteen gingen de verschrikkelijkste commentaren los, werkelijk beschamend.

Let wel, ook ik ging verschrikkelijk uit m’n bol met die 49,26 seconde op die 400 meter indoor. Met kloppend hart heb ik de hele avond gezocht naar nog mooiere beelden en euforische commentaren op de Nederlandse televisie. Wanhopig keek ik nu wel uit naar Gregory Sedoc, waar was hij als we hem wel nodig hadden? Want onze sportverslaggevers beseffen niet wat hoe groot deze prestatie is en lullen gewoon onzinnig de avond vol over voetbal.
En ja hoor, zelfs op Facebook gaan de idioten onder ons liever los op de 41 jaar verborgen gebleven verdachtmakingen van de vorige recordhoudster. De Oostblok-dames moesten het weer met terugwerkende kracht ontgelden! Het blijkt van slecht geïnformeerd zijn, want ook nu nog steeds huppelen verdachte dames op de atletiekpistes rond, niet eens uit het Oostblok. En wat te denken over onze eigen Foekje Dillema (1926-2007), in 1950 geschorst omdat ze geen meid was, haar record werd uit de boeken geschrapt. Na haar dood bleek pas na een DNA-onderzoek dat ze zowel mannelijke als vrouwelijke kenmerken had. Maar waar ligt de grens? Je moet haar boek ‘Het verwoeste leven van Foekje Dillema’ lezen om vast te stellen hoe deze vrouw vernederd, genegeerd en gepest is. En door wie? Haar medailles zijn zelfs gestolen! Ik heb Foekje als mens in mijn hart gesloten, want wat was haar schuld eigenlijk? Wat deed zij fout? Ze werd slechts aangespoord om te sporten en ze was blijkbaar supersnel en goed. Er was (en is) nog steeds niet helemaal duidelijk waar de grenzen liggen tussen de vrouwelijke en mannelijke sporter.

Ja, als ik kijk naar het voetballen, dat is dan een zogenaamde pure macho-wereld (?!). Niemand van die klojo’s durft uit te komen dat hij queer is. Wel rollen die macho’s als zielige queer-tjes luid gillend over de grasmat als ze een klein duwtje meekrijgen. Bah bah. Daarom kijk ik liever naar dames-voetbal en -handbal. Die durven er wel gewoon voor uit te komen als ze op vrouwen vallen en die kunnen beter tegen een stootje als die zogenaamde macho’s. Een onverteerbare tegenstelling, je schaamt je bijna dat je man bent!

Alhoewel, laat ik eens naar mezelf kijken! Als ik ver terug in de tijd ga, moet ik nog wel eens denken aan die 110 meter horden in de competitie. Ik had ruimschoots gewonnen en na de finish werd ik door verschillende tegenstanders gefeliciteerd. Maar die ene vergeet ik nooit meer, dat kleine manneke gaf me geen hand, kwam nogal geïrriteerd op me af en zei nogal bits:
‘Het is niet eerlijk dat jij met die lange benen tegen mij moet lopen, ik heb geen schijn van kans’.
Het klinkt raar, maar de blijdschap van de overwinning sloeg meteen om. Hij meende dat echt en dichtte mij voordelen toe omdat ik anders gebouwd was dan hij.
Nog niet zo lang geleden had ik nog zo’n ervaring. Bij een wedstrijd gewichtwerpen flikkerde ik het werpgewicht héél ver van me af en ik liep trots als een pauw naar mijn stoeltje. Komt zo’n man naar me toe en zegt:
‘Bij alle krachtsporten word je ingedeeld naar gewichtsklasse, dat moesten ze hier ook doen. Want tegen jou heb ik geen schijn van kans’. En weer overviel me dat gevoel van teleurstelling, voelde me als valsspeler weggezet.
Thuis gekomen heb ik daar echt lang over moeten nadenken, heb er zelfs ’s nachts van wakker gelegen. En toen ik laatst op de televisie een programma over lhbtiq+ voorbij zag komen, wist ik ‘t. Ik moet nog uit de kast komen:
‘Eigenlijk ben ook ik een beetje queer’.

Eigenlijk zijn we allemaal een beetje anders, iedereen is uniek! Met mijn lange benen had ik op de horden een voordeel ten opzichte van iemand met korte beentjes. Maar waarom bleef ik dan toch nog 2 seconde achter in de finale van dat NK? Blijkbaar zijn er nog andere factoren dan die lange benen. Zou dat talent, betere training of gewoon meer basissnelheid zijn? Of nog iets anders?
Waarom was ik al blij met mijn 17 meter met gewichtwerpen en wierp die Noor nog eens zes meter verder? Hij deed gewoon hetzelfde als ik en zag er ook niet veel anders uit! Wat zijn die factoren die ons queer maken?
En natuurlijk ligt er ergens die grens, die iemand een oneerlijk en onterecht voordeel verschaft. Laten we dat duidelijk definiëren en daar bij een sportkeuring simpelweg op controleren. Maar laten we nooit de betreffende persoon veroordelen. Die is immers zo geboren. Die gaat een sport doen waar zijn/haar hart ligt. Die speelt slechts vals als ongeoorloofde middelen worden gebruikt. Die is onsportief als er stiekem met een lichter gewicht wordt gegooid.
Hoe moeilijk dat soms ook is, respecteer altijd de mens achter de prestatie, zoals ik dat doe met Foekje Dillema. En 41 jaar terugkijken heeft geen enkele toegevoegde waarde. Nu genieten van Femke Bol wel. En vooruit kijken naar volgende wedstrijden. En werken aan een eerlijke en respectvolle keuring.
Dankjewel Femke en veel plezier . . . .

 

zondag 27 november 2022

Matthijs draait bij

Bij het lezen en aanhoren van die intimiderende uitspattingen van Matthijs van Nieuwkerk bij de-wereld-draait-door, vlogen mijn gedachten meteen meer dan 20 jaar terug in de tijd. Naar de zwartste periode bij die Blerickse draad- en kabelfabriek. Het ging niet best met het bedrijf en er moest gesaneerd worden. Er werd een genadeloze verkoper uit de zandbak in het Midden-Oosten geplukt en gepromoveerd tot plantmanager van meer dan 800 medewerkers. Laat ik hem voor het gemak maar Matthijs noemen. Gesteund door een Amerikaanse directeur en een Limburgse personeelschef begon Matthijs er meteen op los te hakken. Ik mocht de eerste stafmeeting bijwonen, maar ik bleek meteen de enige die zijn gedrag niet pikte. Het was ook gelijk mijn laatste stafmeeting. Een ander moest mij maar aansturen, iemand met letterlijk en figuurlijk een te zwakke rug.

Daarnaast was ik ook de vertrouwenspersoon van het bedrijf. Tot de komst van Matthijs waren de gemelde ongewenste intimiteiten op één hand te tellen. Nu werd ik ineens geconfronteerd met volwassen huisvaders en trouwe medewerkers die huilend op mijn kantoor kwamen. Ook withete kerels die hun ingehouden frustratie bij me kwamen ventileren. Ik zag voor mijn ogen gebeuren hoe angst de ziel bij mensen letterlijk kan opvreten. Ik moest daar wat mee en bij personeelszaken bleef de deur potdicht. Iedere keer als ik Matthijs aansprak op zijn ongeoorloofd intimiderend gedrag, kreeg ik de huid op grove wijze vol gescholden. Het was op een gegeven moment buigen of barsten! Ik dacht bij mezelf die barsten kunnen later herstellen maar buigen zou betekenen dat ik mijn eigen zelfrespect en integriteit moest opgeven. Dat nooit!

Uiteindelijk bezweek ik toch onder de dubbele druk van mijn dagelijkse werk en dat van vertrouwenspersoon. Ik kwam met een burn-out thuis te zitten. Ik werd verwezen naar een Venlose psychologe die het niet zo nauw nam met de vertrouwelijkheid. Ze seinde alles door naar personeelszaken. Uiteindelijk kwam ik in Maastricht bij een psycholoog die me in enkele maanden weer op de rit kreeg. Bij terugkomst op m’n werk kwam de volgende klap. Niemand durfde met mij te praten en vooral niet als die houthakker uit die verre woestijn in de buurt was. Ik leek wel ernstig besmettelijk te zijn. Maar ik was psychologisch gewapend en deed keurig m’n werk.

Op een goeie dag stapte Piet mijn kantoor binnen:
‘Jan, wil je niet als lijstduwer van de Unie meedoen bij de komende Ondernemingsraadverkiezingen?’. Ik stemde zonder blikken of blozen in omdat ik me zeker niet wilde verbergen. Op deze manier hoorde ik er weer een beetje bij. Toen ik dat thuis aan mijn vrouw vertelde sprak ze de historische woorden:
‘Hoe kun je dat nu doen? Geloof me, jij wordt de nieuwe voorzitter van de OR’. Maar ik legde dat naast me neer want de FNV haalde toch altijd de meeste stemmen.

Op de dag van de verkiezingen belde Piet me even na elf uur ’s avonds op:
‘Proficiat Jan, je hebt verreweg de meeste stemmen gehaald en de Unie levert voor het eerst de grootste fractie in de OR’.
‘Zie je wel’
, zei mijn vrouw. Die nacht kon ik niet slapen en dacht na over mijn nieuwe positie.
Een week later zaten we in de bossen bij Herkenbosch voor het eerst bijeen met de nieuwe OR. Iedereen keek naar mij en ik werd de nieuwe voorzitter. De komende dagen discussieerden we hoe we ons gingen opstellen naar de bestuurder, lees die houthakker en die personeelschef. Donderdagavond kwamen ze allebei kennis maken met de nieuwe OR. En zo zat ik aan tafel recht tegenover de twee opponenten die mij wilden breken en het werken onmogelijk hadden gemaakt. Ik zag de personeelschef met open mond onderuit zakken en die houthakker kreeg een cynische trek om zijn mond toen ze hoorden dat ik de nieuwe voorzitter was. En ik voelde me gesterkt door de mensen die op me gestemd hadden en de OR die achter me stond.

We ontvouwden ons plan. De continuïteit van het bedrijf stond op één. Maar we verwachtten wel van de bestuurder een visie op langere termijn naast een standpunt wat betreft de normen en waarden van ons bedrijf. Ieder zichzelf respecterend bedrijf moest zijn kernwaarden uitstralen, het zijn immers de drijfveren die laten zien waar het bedrijf voor staat. Dat was even schrikken, maar binnen een maand hadden we een convenant gesloten met de bestuurder en konden we aan de slag.

Daarin stond ook klip-en-klaar dat niemand meer op staande voet eruit geschopt kon worden. Mensen die boventallig werden, kregen dit tijdig te horen en kregen een passende vertrekregeling aangeboden. Voorwaarde was dat ze met opgeheven hoofd en met respect afscheid zouden kunnen nemen. En dat is ons gelukt.
De plantmanager draaide bij en er groeide een ontspannen sfeer in het bedrijf. Wij tweeën zijn nooit vrienden geworden, maar we cultiveerden een zakelijke vertrouwensrelatie. Bij een van onze afspraken vroeg hij:
‘Hoe gaat het nu met jou?’. Waarop ik antwoordde:
‘Honderd procent gemotiveerd om mensen hun arbeidsvreugde weer terug te geven die jij ze afgepakt hebt’.

Enkele jaren later werd ik vervroegd gepensioneerd en de plantmanager vertrok naar een Duitse kabelfabriek. Een half jaar later ging ’s avonds de telefoon:
‘Dag Jan, heb je geen zin om me de komende winter te komen helpen? Er zijn een paar afdelingschefs die ik niet op het spoor krijg’. Ik had er meteen ontzettend veel zin in maar moest toch even prikken:
‘Tuurlijk, dat doe ik! Maar waarom flikker je ze niet gewoon op straat?’. Na een diepe zucht was het even stil aan de andere kant:
‘Fijn als je dat zou willen doen, bespreek de voorwaarden maar met personeelszaken hier. En wat mij betreft kun je meteen beginnen’.

En dat was het begin van drie lange winters prettige samenwerking met wat eens een botte houthakker was die me bijna de kop gekost had. We zijn nooit vrienden geworden maar vonden elkaar in een gezamenlijke doelstelling.

Keihard werken aan de continuïteit en stroomlijning van een bedrijf met het grootste respect naar zijn medewerkers.


dinsdag 31 mei 2022

Schone schijn

Afgelopen weekend was het NK Masters 2022 in Harderwijk. De 537 deelnemers werden door Atletiekvereniging Athlos warm ontvangen, ondanks dat het weer niet altijd wilde meewerken. Dus voordat Matse c.s. gaan reageren: een welgemeend groot compliment aan alle vrijwilligers en juryleden van Athlos. Ze mogen met trots terugkijken op hun aandeel in dit kampioenschap. Ik heb de jury bij de werponderdelen persoonlijk bedankt, ondanks dat niet alles volgens de regels verliep. Positief vond ik ook dat de prijsuitreiking een perfecte plek naast de kantine had gekregen. En de leden van het Platform Masters reikte de schier eindeloze stapel medailles geduldig en respectvol uit, met een vriendelijk woordje voor iedereen. Chapeau.

Toch merken jullie al dat cynische ondertoontje. Laat ik meteen met de deur in huis vallen. Ik vind dat de Atletiekunie steeds meer van die Noord-Koreaanse trekjes krijgt. Het begon al met inschrijven. Blijkbaar gaven niet alle URL’s toegang tot de opgegeven prestaties. Sommigen werden welwillend geholpen, anderen werden keihard afgewezen. En deze willekeur is binnen onze atletiek absoluut onacceptabel. Op de keper beschouwd is het zelfs in strijd met artikel één van onze grondwet. Ik ben er zelf niet over begonnen, maar het was wel hét gespreksonderwerp op de vrijdag. Er werd terecht schande over gesproken! Ik loop de kantine in en loop een oude bekende tegen het lijf. Hij draagt nu een atletiekunie-blauw shirt met een groene band. Ik zeg keurig: ‘Hallo’, maar ik krijg geen antwoord en de goeie bekende metamorfoseert in een arrogante vreemdsoortige bal. Het kampioenschap kan beginnen.

Ik moet me melden bij het kogelstoten. Net als op Schiphol had ik vanmorgen al mijn paspoort moeten laten zien. Nou ja zeg, mijn ledenpas kan nu definitief in de prullenbak! Even de kogel laten wegen en de man samen met Frans uitgelegd hoe hij het beste die vervelende rollende kogels kan wegen. Ik moet me op tijd melden in een grote witte tent (callroom). Startnummer laten zien aan twee vriendelijke dames achter een tafeltje en in ruil daarvoor krijg ik voor mijn naam een groen vinkje. De grote witte tent is verdeeld in twee gedeeltes, een beetje verdwaasd vraag ik me af wat ik in dat eerste voorgeborgte te zoeken heb. Totdat mijn oog valt op twee streng kijkende mannen achter een tafeltje, ingeklemd tussen dreigende dranghekken. Ik moest weer mijn startnummer laten zien en moest hiervoor mijn trainingsjasje nogal onhandig helemaal omhoog werken om mijn ‘7510’ zichtbaar te maken. Ik wilde ook nog vragen of ik ook mijn broek moest laten zakken maar ik wilde weg tussen die beklemmende dranghekken. Maar een resolute hand werd met enige druk op mijn rugzakje gelegd.
‘Heb je een mobiele telefoon bij je, of draag je een smartwatch? Want dat mag niet’. Vol ongeloof sta ik perplex naar die twee mannen te staren.
‘Menen jullie dat nu serieus?’
‘Jazeker, mag ik even in je rugzak kijken?’
‘Dat is niet nodig, want sinds ik getrouwd ben heb ik alles aan mijn vrouw moeten afgeven!’

Een beetje in de war ga ik zitten tussen vier mannen M70, drie mannen M75 en een babbelgrage M80-er. Ja, en oudere mannen moeten wel eens vaker plassen. En bij eentje is het nu zover:
‘Mag ik nog even gaan plassen?’
‘Nee, heel even wachten, want er moet iemand met je meelopen!’
.
Wat een onzin, alsof je onderweg naar dat plashokje kunt frauderen!? Het hele plezier in het voor me liggende Nederlandse kampioenschap kogelstoten is compleet weggeëbd. Die hele atletiekunie lijkt wel compleet van de pot gerukt. Het gaat niet meer om een simpel wedstrijdje mogelijk te maken. Nee, alles moet strak (over)gereguleerd zijn. Het gaat om de regeltjes, die denkelijk vermeld staan in die mapjes die ze stijf onder de arm geklemd hebben. Het gaat om hen, wij zijn tot figuranten gedegradeerd in het grote regelspel. Misschien een nieuw format voor John de Mol?

Eindelijk haalt de vijfde controleur in de grote witte tent het rood-witte lint weg en mogen de negen oudjes als makke schaapjes achter zo’n strakke armklem aanhobbelen. En daar liggen onze kogels te wachten. Hèhè, daar komen we uiteindelijk voor. Er liggen welgeteld twaalf kogels, vier van drie kilo en acht van vier kilo. Verbaasd constateer ik dat de ene M80-er uit vier kogels kan kiezen en de rest kan ieder één kogeltje uitzoeken. Als ervaren jury bij ontelbare werpwedstrijdjes bespeur ik onraad. Ik voel het aan m’n water. Allereerst liggen er twee rode vier-kilo kogels met een diameter van 120 mm, terwijl de maximale diameter toch echt 110 mm is. Met een simpele mal waren die zeker niet door de controle gekomen. Alle kogels zijn gemarkeerd met een ‘nummer’, ik had ervoor gekozen om minstens het gewicht duidelijk aan te geven. Voor iedere poging moest je het ‘nummer’ opnoemen of laten zien, dat liep in de praktijk een beetje door elkaar. De volgende bron van verwarring!
De wedstrijd begint en 18 doorleefde ruige mannenhanden laten de diverse kogels liefdevol één-voor-één door hun handen glijden als waren het vrouwenborsten. Ik werd daar meteen nerveus van, dat moet fout aflopen. Ja, ik zou me nooit vergissen tussen een drie of een vier kilo-kogel. Dat voelt een kind van drie of vier jaar zelfs al aan.

Iemand die net over de tien meter stoot heeft plotseling een uitschieter naar dik 11 meter. Hij springt blij uit de ring als heeft hij een wereldrecord gestoten. Maar dan komt een oplettende veldjury met zijn kogel:
‘Hij heeft niet gestoten met het juiste gewicht. Deze kogel is maar drie kilo’. Verschrikt kijkt hij naar het projectiel dat hem verraden heeft. Maar zonder gêne kraait hij meteen naar de jury:
‘Maar dan mag ik over stoten!’. En verdomd, hij krijgt een extra poging. Ik pak mijn hoofd in mijn handen en schaam me plaatsvervangend kapot voor mijn zo dierbare wedstrijdreglement. Ik voelde me al beknot en gekneveld door allemaal die zelf verzonnen regeltjes. Nu weet ik het zeker. Het gaat alleen om het uiterlijke vertoon, om de schone schijn. Als het gaat om onze pure atletieksport binnen ons wedstrijdreglement dan blijken de mazen wagenwijd.

Thuis heb ik de moeite genomen om de uitslagen van het kogelstoten eens te bekijken. Enkele zeer verdachte uitschieters springen er meteen uit. Heeft er iemand onterecht een podiumplek afgenomen van een eerlijke atleet? Ik weet het niet en mag het slechts vermoeden. Ik moet denken aan Hans de Vries en enkele anderen die onterecht werden buitengesloten vanwege een tikfoutje in een U-R-elletje.

En die twijfelen aan mijn verhaal? Vraag even na bij de deelnemers M70-M75-M80, zij waren getuige.  

zaterdag 6 november 2021

Corona in Spanje

‘Jullie boffen maar, jullie hoeven je nergens wat van aan te trekken!’, kregen we al een paar keer te horen uit het thuisland. Ja, we zitten intussen al ruim een maand in Spanje. Ik wist niet direct wat ik daarop moest antwoorden, dus zweeg ik maar in alle talen. Moest ik me nu schuldig voelen? Moesten we ons schamen? Moesten we ons vluchtelingen voelen voor het Corona-gevaar?

Het afgelopen jaar waren we helemaal niet op vakantie geweest. Mede gewaarschuwd door lieve mensen om ons heen bleven we keurig in onze bubbel. Ons leven speelde zich voornamelijk af in Blerick vier-hoog. Ja, wel elke dag een wandelingetje of een fietstocht in de omgeving.  
‘Ja, jullie behoren tot de risicogroep!’, kregen we vaak te horen. We voelden ons in één klap voor het eerst echt oud geworden. Dus hielden we ons keurig aan de maatregelen. Natuurlijk begrepen we d’r af en toe niets meer van, maar we hielden ons er keurig aan en lieten ons twee keer vaccineren.
Intussen groeide de weerstand met de dag, ook in onze eigen omgeving. De maatregelen werden versoepeld, mondkapjes verdwenen uit het straatbeeld en lagen voor oud vuil in de goot. Er werd twijfel gezaaid over het nut van vaccineren. Een kleine maar extreme groep ontkende zelfs het bestaan van het virus! De groep die de vrijheid terug eiste werd steeds luider te horen. De zucht naar grote bijeenkomsten was niet meer te stoppen. Volle voetbalstadions, dance-events, onbegrijpelijke field-lab-experimenten. We voelden er ons niet prettig bij. Om me te beschermen tegen onzinnige discussies moest ik zelfs ‘vrienden’ blokkeren op Facebook.
Met echte vrienden hadden we het plan om ’n paar maanden naar Spanje te gaan. Eind oktober zouden we vertrekken. De scholen begonnen weer, de zogenaamde vrijheidsstrijders trokken steeds stoutere schoenen aan. De hakken gingen in het zand, respectvol met elkaar argumenteren werd grof weggerukt uit onze eens democratische samenleving. Ons demissionaire kabinet kreeg steeds meer het niveau van een ordinaire muppet-show.
‘Als dat maar goed gaat!’, zeiden we tegen elkaar.
‘Kunnen we niet wat eerder gaan, straks mogen we niet meer reizen’, zei Marijke ongerust. En dus vertrokken we 2 oktober naar Benijófar. Hèhè, bij aankomst voelden we ons een paar maanden teruggeworpen in de tijd. Het voelde als een herademing. Iedereen droeg een mondkapje bij zich, onder de kin, met zo’n koordje op de borst of met die twee lussen om de onderarm. En zonder uitzondering ging dat ding om in gesloten ruimtes als winkels en restaurants. Maar ook op de markt moest dat ding om. Zelfs op het strand! De simpele uitleg was: ‘Bij verplaatsingen binnen altijd en bij verplaatsingen buiten als de onderlinge afstand van 2 meter niet aangehouden kan worden!’. En iedereen houdt zich hieraan, en niemand protesteert. En mocht je ‘m vergeten zijn dan word je er vriendelijk aan herinnerd.


Intussen zien we Nederland weer pieken naar een volgende lock-down, en hier in Spanje blijft het rustig.
‘Jaja, maak dat de kat maar wijs. Daar geloof ik niets van!’, hoor ik iemand hardop denken. Het enige dat ik daar tegenover kan stellen: wat feiten opzoeken. Ze staan keurig in het tabelletje. Spanje heeft 2,7 keer zoveel inwoners als Nederland en het aantal gevaccineerden ligt actueel 10,9% hoger als in Nederland. Als we kijken naar het gemiddelde aantal nieuwe Corona-gevallen, dan ligt dat 10 keer lager dan in Nederland. Oftewel in Nederland ligt het gemiddelde over de afgelopen 7 dagen per één miljoen inwoners op 456, in Spanje op luttele 44.
‘Jaja, maar Spanje is een héél ander land’, hoor ik iemand opperen. Dat klopt ook, de bevolkingsdichtheid ligt een factor 6 lager dan in Nederland. En ja, het is er gemiddeld 6,4 graden warmer dan bij ons. Dan is het wat gemakkelijker om buiten te verblijven.
Maar wat blijft staan is dat de vaccinatie-bereidheid van de Spanjaarden echt hoger ligt. En niet onbelangrijk en voor mij hartverwarmend om elke dag te zien: die aangename democratische solidariteit om je aan maatregelen te houden!
Ik ga me even niet mengen in de binnenlandse politiek van Spanje, maar dit doen ze goed. Hèhè, i
k voel me ineens niet meer zo schuldig. Het is weliswaar geen enkele garantie tegen Corona, maar het voelt hier een stuk prettiger in een ontspannen omgeving. En dat gun ik echt iedereen! Denk nog eens goed na, zoek in je diepste ik naar 'jouw eigen' argumenten. Voeg je in onze democratische besluitvorming en sluit daarna de gelederen en laat geen bres slaan door wat dan ook.
Of die vijand nu corona, polarisatie, racisme, emancipatie of populisme heet.

maandag 1 november 2021

Een warme zondag in Benijófar

Het is zondagmorgen 31 oktober, het wordt naar verwachting 30°C vandaag. We gaan toch maar een stukje wandelen, want straks is het te heet en we moeten toch in beweging blijven. We zijn alweer bijna een maand in Benijófar, een dorpje dat aanleunt tegen Rojales. Mede door de vele pensionado’s is Rojales de laatste decennia geëxplodeerd van 5.000 naar 18.000 inwoners. De dichtstbij gelegen plaats aan de kust is Torrevieja met zo’n 85.000 inwoners. Die niet zo vertrouwd zijn met deze omgeving zien Torrevieja vaak nog als een klein vissersplaatsje in Zuid Spanje. Wij weten inmiddels beter.

Het is rustig op de Calle de Malhucen en na enige tijd doemen de drie markante kruisen op, die hoog boven Rojales uittorenen. Van hieruit heb je een prachtig uitzicht over het dal van de Rio Segura. Natuurlijk wel minder indrukwekkend als de Maas. De rivier ontspringt in de Sierra de Segura en slingert door de provincies Jaén, Albacete, Murcia en Alicante om na 325 kilometer in Guardamar uit te monden in de Middellandse Zee. Rechts zien we de oude grotwoningen, daar moeten we nog een keertje gaan kijken. We lopen de kruisweg af naar het dorp, langs de veertien staties, die de lijdensweg van Jezus Christus in beeld brengen. Mijn knieën herinneren me onmiddellijk aan dat lijden, maar toch genieten we van de mooie grote cactussen en de ruïnes van de grotwoningen. Door een smal straatje met oude typisch Spaanse huisjes lopen we langs de Rio Segura. Heerlijk koel onder groene ficus-achtige bomen tot aan de stenen brug. Ik heb het al een beetje gehad en we slaan linksaf naar de Plaza de España. Daar moet je je niet teveel bij voorstellen, want het stelt qua oppervlakte helemaal niets voor. Maar op het terrasje van Cafetaría Maui ploffen we neer. Mijn gevoelige knietjes voelen weldadig aan als ik ze kan strekken. Op dit vroege moment blijkt Cafetaría Maui een echt buurtcafeetje. Vooral mannen lopen in en uit voor een pakje sigaretten en een vluchtig drankje aan de bar. Wij genieten buiten van onze Café Americano en delen het terras met twee zwervers. De ene zit voorovergebogen in een ontieglijk smerige lange broek naar zijn versleten sandalen te kijken. Een smoezelig vest zit strak om zijn dikke ronde buik. Ik zie denkbeeldige vliegen om zijn vette haren tollen. De ander zit met zijn boodschappenwagentje met al zijn bezittingen aan een tafeltje verderop. Hij heeft zich binnen een pakje sigaretten gekocht en verwent zichzelf met een glas bier. Hij rookt de ene sigaret na de andere en nipt daar tussendoor met kleine teugjes aan het bier. Hij zit echt te genieten en strijkt door zijn ongewassen wilde haardos.
‘Waar zullen die vannacht geslapen hebben?’, vraag ik Marijke.
‘Ik denk dat we dat niet willen weten . . ‘, krijg ik als antwoord.
‘Waar zullen die hun eten vandaan halen?’, probeer ik weer.
‘Waarschijnlijk bij de Sociedad, ik weet het niet’.

Onder het tweede kopje koffie genieten we van het ontwaken van het dorpje. We wandelen terug langs de Rio Segura, ongemerkt verlaten we Rojales en zijn alweer terug in Benijófar. De vele gepensioneerden hebben hier het uitgaansleven een behoorlijke boost gegeven. Vele restaurantjes schreeuwen om klandizie. Voor minder als een tientje heb je hier compleet gegeten en gedronken, ongelooflijk maar aantrekkelijk. En ook nog erg lekker en gezellig. Maar wij wandelen even door naar het Parque Cañada Marsá, een mooi gevarieerd langgerekt park in een dieper gelegen glooiing van het landschap. We zoeken een bankje langs het meertje met zijn ontelbare kakelende kippen, hanen, eenden en ganzen. Spaanse gezinnetjes met kinderen komen de eendjes voeren of laten hun kinderen los op de speeltoestellen. Marijke maakt helemaal voorovergebogen een foto van een eigenwijze haan die haar recht aankijkt. Ik zou daar graag zelf een foto van willen maken, maar mijn mobieltje zit in de tas van Marijke en ik zou die foto toch nooit en aan niemand mogen laten zien!? Een moeder voert aan de overkant de eendjes en haar twee dochtertjes jagen ze dan weer in het water. Stelletje pestkoppen! We zitten rustig op die bank als Marijke zegt:
‘Zie jij dat ook? Die vrouwtjes-eenden waggelen allemaal en die mannetjes-eenden niet’. En verdomd, die vrouwtjes-eenden draaien allemaal met hun gevederde kontje en die mannetjes dribbelen bijna onbewogen recht vooruit. Het valt me er zomaar uit:
‘Eigenlijk is dat toch geen verschil met vrouwtjes-mensen en mannetjes-mensen, toch?’. Naast mij blijft het angstvallig stil. Daar komt een jong stelletje met kinderwagen aangelopen. Volgens mij zijn ze pas moeder en vader geworden. Zij straalt in haar lange zwarte broek en vuurrode truitje. Hij loopt er wat onwennig en kleurloos langs. Zij heeft van die prachtige volle ronde borsten onder dat truitje. Verschillende gedachten schieten door mijn kruin:
‘Dat kindje zal niet vlug last krijgen van koemelk-allergie!’
‘Dat moedertje heeft geen Nutricia onder die kinderwagen verborgen!’
‘Die heeft de boel op de goeie temperatuur binnen handbereik’
.
Als ze vlakbij ons zijn haalt dat moedertje haar oogappeltje uit de kinderwagen en pakt hem op de arm. Het is inderdaad nog een piepklein baby-tje Als ze ons voorbij lopen draait ze de baby zo, dat wij reikhalzend met lange nekken het kindje kunnen bewonderen. Wij stralen allebei en het moedertje lacht tevreden terug. De jonge vader draait nog wat meer onwennig met zijn hoofd de andere kant op. Een stukje verderop maken ze selfies met z’n drieën. Steeds moet het moedertje even kijken of de foto gelukt is. En telkens moet vader in een iets andere positie zijn werk overdoen. Dat gaat wel even duren, maar het prille geluk blijft ervan af spatten.
‘Moet je niet even vragen of je ze kunt helpen met een foto maken?’. Normaal zou ik dat altijd spontaan aanbieden, maar nu hield iets me tegen:
‘Die kunnen dat goed zelf en je mag nooit storen in een gelukkig huwelijk’. Marijke is het ermee eens, we staan op en lopen het park uit:
‘Zullen we maar naar de Chinees gaan?’.
En daar zeg ik nooit geen nee op!

woensdag 27 oktober 2021

Ut is pas 25 jaor geleje

Ut is mei 1992 en ik bin allein met mien twieë groeëte jónges de winter doorgekómme. Maar die wille neet met mich un stök wandele en die zièn ouk döks zelf op de joets. En zoeë huùrt det ouk. Tuurlik ging ik ouk waal in ut wiekend op paad met de handbal-veterane. Tuurlik keek ik waal ens nao andere maedjes. En zeej ouk nao mich, maar as se te doeënbeej kwame dóch ik: ‘Laot maar effe zitte, aan mien lièf nog efkes genne polonaise’.

'Waorum schafs se dich gennen hónd aan?’, hadde ze mich al ens gezag. Wie langer ik dao euver nao dóch, deste mièr sprook mich det idee aan. En zoeë leep ik op unne vreje zaoterdig door dae gank van ut diere-asiel. Un stök of tieën van die hundjes keke mich zielig aan. Sómmige blafde taege mich, die vele metein aaf. Maar ik kós gen keus make. As se d’r eine oèt zuks, mós se die andere achterlaote. Ik merkde det ik neet allein in ut asiel waas, d’r leep ouk un knap bruudje van óngevièr miene laeftièd.
‘Zuks dich ouk un hundje?’.
‘Jao, maar ik kin neet keze’, zag det met un hièl vrintelik aangenaam stumke. Ik hoord’waal det ut wat later Blièricks had gelièrd. We stoke allebei de baovekant van ós hand oèt nao zón hundje det ós zielig aanglouwde. Hae douwde zien naat neuske aafwisselend taege zien hand en taege die van mich. Ouk hae kós neet keze. Det bruudje zóch nog effe wiejer en ik waas alweer op waeg nao hoès.

Un paar waeke later, d’r waas un wielerrónde in Blièrick en ik stónd met mien vrinde op de Pepijnstraot te kièke. Ik wis neet wae ik mós aanmoedige dus ik schrieuwde maar wat taege emus dae op kop loog:
‘Det is mien broor’, huurde ik un bekind stumke naeve mich.
‘Haej, det is ouk toeval! Heb se ouk gen hundje kinne oètzeuke?’, dao stónd det leuk maedje zoeë maar naeve mich. Ik vroog of ut zoeë metein mei woel gaon nao de Witte.
‘Jao, maar ik kin neet lang bliève, want mien broor kump nao mich toe. En ik woeën allein, dus . . ‘. Mien hert makde un sprungske en in zien moèje ouge zoog ik un vunkske. We hebbe maar ein pilske same gedrónke beej de Witte en we schreve ós tillefoonnummers achter op un beerviltje. Dae nach heb ik gen oug mièr dich gedaon. En ut ergste waas, ik wis neet ens wie ut hoot of wao ut woeënde. We zuje de waek dao nao de kermis in Düsseldorf ónveilig gaon make met det losgeslage stel van de handbalclub. Ik dóch beej mich zelf, ik vraog gewoèn of ut met wilt.

De volgenden aovend leep ik wie unne dolle asiel-hónd door de kamer. Zal ik um belle? Tuurlik gaon ik um belle? Wat mót ik doon as ut neet met kin nao Düsseldorf? Zal ik um dan vraoge um wat met mich te gaon aete in Mönchengladbach? Un stumke in miene kop zag:
‘Noow pak daen tillefoon höllewölle’. Ik haolde deep aom en dreide det nummer, det met un moèj handschrif op d’n achterkant van det viltje stónd:
‘Hallo, met Marijke’, zag un leef stumke aan d’n andere kant.
‘Hallo Marijke, met Jan, meschiens kins se mich nog van zóndaag beej de Witte?’.
‘Jao zeker, wat leuk . . .’.
‘Ik woel vraoge of se zaoterdig met mich met wils nao de kermis in Düsseldorf?’.
‘Jao zeker huur, wat leuk . . .’.

En zoeë reje we dae zaoterdig met dreej wages met die schalevaegers van de handbalclub nao Pruusses. Tuurlik makde die metein van die döbbelzinnige aanspeulinge. En Marijke en ik zote wat verlaege naevenein en deje de allerièrste persuùnlikke verkinninge. We zatte de auto’s weg en ik weit ut nog hièl good. We meuste zón hoeëg taluud aafloupe. Ik reikde Marijke hièl galant mien hand. En det veulde waal zoeë good! Alle zenuwe ware inens weg, un werme óntspanning trok door mien ganse lièf. Ut veulde metein mièr dan good. En we hebbe ós de gansen aovend vasgehalde en dao nao ouk noeits mièr losgelaote.

Un paar jaor later zien we getrouwd en det veult allemaol nog zoeë kort. Ut is eigelik pas 25 jaor geleje. We viere det heej in Spanje intens met zien twieë, want dan zien we allebei ut meis gelökkig.