zondag 25 november 2012

Werpers, moordkerels . .

Het is vroeg in de avond, de telefoon gaat. ‘Hallo Jan, heej wat leuk, hoe gaat het met je, hoe heb je me weten te vinden?’. Het is Jan Pronk, hij blijkt via mijn zwager in Heiloo ons telefoonnummer te hebben achterhaald. Ja, als je iemand wíl spreken, dan lukt je dat ook. Eerst moeten we aan elkaar vertellen hoe het met onze training en prestaties gaat. En hoe we als oudere atleten door sleet aan onze gewrichten daarin geremd worden maar met geen paard tegen te houden zijn, we wisselen ervaringen en behandeltips uit. Het wordt een gezellig gesprek tussen twee oude sportmaten. ‘Maar Jan, waar ik eigenlijk voor bel, ik zie van alles voorbij komen op de computer over dat domme besluit van de Atletiekunie en ons Platform. En ik dacht, laat ik even bellen. Want met elkaar praten gaat wat makkelijker, schiet beter op en dan kan ik het ook duidelijker uitleggen’.

En wie Jan Pronk kent, die hoort hem nu praten. Op zijn bekende zachte, vastberaden en milde toon wordt mij uitgelegd dat ze ‘onze eigen werpvijfkamp’, maar vooral de diverse leeftijdsklassen moeten handhaven. Het is toch niet voor niets, dat de internationale bonden die leeftijdsgroepen hebben ingesteld. En dat ze voor ons werpers die lichtere gewichten hebben vastgesteld. ‘Jan, dat lukt mij niet meer met die zware gewichten, mijn gewrichten kunnen dat niet meer aan’. Ik realiseer me ineens, dat het slechts één letter scheelt, gewichten en gewrichten. Door diezelfde milde vastberaden toon vermengt zich de emotie, het onbegrip, die teleurstelling, de pijn en het verdriet. Ik kan het niet tegenhouden, ik voel een traan in me opkomen. ‘Hoe kunnen ze dat nu doen? Ze hebben de belangrijkste argumenten, waar het in onze mooie atletiek om draait, niet eens meegenomen!’. En Jan maakt nog eens duidelijk hoe wij ‘oudere werpers’ aan de basis staan van de (inter)nationale successen van het kogelslingeren, gewichtwerpen en de werpvijfkamp in Nederland. ‘Kijk eens, hoe het slingeren en gewichtwerpen een grote vlucht heeft genomen in Nederland sinds wij daarmee begonnen. En we moeten heel snel zijn met inschrijven op onze traditionele werpvijfkampen in Eindhoven, Rotterdam, Huizen en Zutphen, want die zijn zo volgeboekt’. Hij heeft gelijk, natuurlijk heeft Jan Pronk gelijk, het succes in kwalitatieve en kwantitatieve zin spat er letterlijk vanaf. Kijk maar eens naar onze recente Europese- en Wereldkampioenen op deze onderdelen. Ingrid van Dijk, Gonnie Mik, Annie van Anholt, Erwin Suvaal en Michel Leinders flitsen snel achter elkaar door mijn hoofd, en er waren er nog veel meer internationaal succesvol voor ons kleine landje. ‘Nee Jan, ze moesten dat maar snel terugdraaien. Want ze breken alleen maar af wat wij opgebouwd hebben. Nou Jan, ik hoop dat je hier wat aan hebt, ik sta volledig achter je’. ‘Klasse Jan, bedankt voor je telefoontje. En tot gauw ergens op het atletiekveld’.

Nog wat beduusd zit ik achter mijn computer de indrukken te verwerken. ‘Pieng’, zegt dat stomme ding, er komt een mailtje binnen. Het is van Frits Martens, ook zo’n klasbak. Alles in zijn directe omgeving wordt enthousiast gemaakt voor die machtige werpnummers in de atletiek. Een paar regels uit de mail moet ik een paar keer lezen. ‘Veel van de masters zijn trainer of bestuurleden en ik denk dat verenigingen niet blij zijn als deze mensen nu stoppen. Ik heb daarom bij ons bestuur gevraagd of zij protest willen aantekenen tegen deze regeling. Misschien is het een idee als jullie ook jullie besturen vragen hier protest tegen aan te tekenen’, zegt Frits. Hij heeft potdomme gelijk, en de argumenten stapelen zich op. Je vraagt je toch intussen af wat de Atletiekunie en Platform Masters bedoelen met hun grondige analyse? Een goed idee Frits, we moeten ook via onze vereniging laten doorklinken wat de gevolgen zullen zijn.

Het is intussen nacht, ik zit nog even te bladeren in de Bestenlijsten Allertijden van de pas overleden Ton Peters. Hoe zou zijn mening geweest zijn? We zullen het nooit weten! Op bladzijde 29 staat het discuswerpen mannen M60. In de top staat Frits Martens met een worp uit 2002 van 44,97 meter! Daarboven staat Jan Pronk met 46,62 meter uit 1999. Maar weer daarboven staat Jan Smit met zijn machtige worp van 48.04 meter uit 1995! Geweldige prestaties! Maar nu even serieus. Weten jullie dat diezelfde Jan Smit tijdens zijn laatste wedstrijd, 27 oktober in Zutphen, nog 20,15 meter gooide. Ja ja, afstanden lopen snel terug met de jaren. En toch moeten jullie goed beseffen dat dit voor een 81-jarige nog een puike prestatie is!

Maar in die nieuwe aanpassingen worden deze echte toppers gedwongen zich anno 2013 in een Nederlands kampioenschap te gaan meten met 10 tot meer dan 20 jaar jongere tegenstanders? Is dit wat de Atletiekunie en ons Platform Masters werkelijk beogen?

Laat ik tot slot nog even letterlijk citeren uit de filosofie Mastersatletiek, zoals die te lezen is op de website van de Atletiekunie: ‘Uitgangspunt bij het vaststellen van Nederlands kampioenen is dat sprake moet zijn van een kwalitatief hoogwaardig kampioenschap, en dat impliceert dat er gestreden wordt om de podiumplaatsen’.

'Moet ik hier na het voorafgaande werkelijk nog iets aan toevoegen?'

'Begrijpt er iemand dat er nog steeds niet naar buiten gereageerd is?'

Geen opmerkingen: