zaterdag 25 januari 2014

Sportmaten

Als je terugbladert in je plakboek met atletiek-herinneringen, dan staan sportmaten overal breed lachend op. Het zijn misschien dan niet je boezemvrienden, ze lopen niet je huisdeur plat maar sportmaten lopen wel als een rode draad door je atletiekcarrière. Atletiek is een individuele sport, maar sportmaten maken er een teambeleving van. Atleten zijn vaak van die egotrippers die graag over zichzelf praten, sportmaten praten altijd over hilarische zaken die het atletiekleven tot een feest maken. Atletiekwedstrijden zijn ernstige en serieuze aangelegenheden, sportmaten maken er een lachfilm van. image

  • Als de discus in de beek terecht was gekomen, waren het altijd je sportmaten die met de poten in de modder meehielpen om dat ding te zoeken.
  • In al die jaren competitie waren je sportmaten er altijd bij.
  • Wat je ook doet, met sportmaten is het altijd lachen geblazen. Zelfs als we samen de 100 meter lopen, roept de achterste steevast na 50 meter ‘heej wacht op mij uitslovers . . .’.
  • Je sportmaten staan met de allermooiste actiefoto’s in de krant, want atletiek is wel een prestatiesport.
  • Juryleden die zichzelf belangrijker vinden dan de atleten vormen voor sportmaten de ultieme uitdaging om ze te laten struikelen over hun onvermogen.
  • Competitiewedstrijd héél lang geleden, we werden gediskwalificeerd op de 4*100 meter. Kon niet, dat doen wij nooit, we gaan verhaal halen bij die wedstrijdleider van internationale allure. Sorry jongens, beslissing is gevallen, tweede wissel was niet goed. We gaan op zoek naar de betreffende wisselpunt-commissaris: ‘jaha, de wissel op die donkere jongen was niet goed’. Donkere jongen? Okay, dus vier kaaskoppen gaan op zoek naar Glen Gentle. ‘Precies, dat is ‘m’. Maar laat die nou van AVON zijn en wij van Festina. Terug naar de wedstrijdleider met het corpus delicti. Sorry jongens, wedstrijd is voorbij, besluit is genomen. Een echte wedstrijdleider laat zich toch niet vermurwen door een paar sullige sportmaten, en wimpelt ons breed grijnzend af. ‘Neehee’, roepen de sportmaten in koor, die toevallig ook alle juryfuncties in drievoud vertegenwoordigen. Henk leest hem het gewraakte wedstrijdreglement voor, waaruit blijkt dat we ‘in het onderhavige geval’ binnen een uur mogen overlopen. Met een rooie kop en een alles vernietigende blik in de diepliggende varkensoogjes ‘Oh ja?, okay, okay, bereid je meteen voor, de jury zit al aan de koffie, maar wel in dezelfde samenstelling lopen’. ‘Nee hoor, over drie kwartier zijn we er klaar voor en hier staat niets over volgorde’. Drie high-fives en weer voldoende hilariteit voor onderweg naar huis.image
  • Bij ontelbare atletiekwedstrijden stonden de sportmaten met z’n drieën aan de meet als starter, speaker of jury tijd.
  • We hebben maar één woord nodig om elkaar te begrijpen en kunnen alle drie dezelfde komische roman schrijven over Kareltje Knetter.
  • Met je sportmaten richt je een nieuwe atletiekvereniging op, momenteel de grootste loopgroep van Noord-Limburg.
  • Je sportmaten nemen altijd je vrouw in de maling.
  • Sportmaten onderbreken meteen de wedstrijd als Lei aangeeft dat de worsten klaar zijn op de barbecue.
  • Sportmaten sluiten altijd als laatsten de kroeg of de kantine. En is er maar een krat Altbier beschikbaar, dan verdwijnt die onder de tafel van de sportmaten en zijn ze niet meer beschikbaar voor de (reserve)estafette.image
  • Een groep meisjes op de atletiekbaan zijn hun onschuld niet meer zeker als sportmaten in de buurt zijn.
  • Sportmaten weten wie die insteekbak van de polsstok stiekem in de beton heeft gegoten, maar zwijgen als het graf.
  • Sportmaten lopen maar 10 minuten in, en om dat enigszins draaglijk te maken zochten we altijd die ene top-marathonloopster op en vroegen slechts: ‘enne, hoe is het ermee?’. Gedurende het complete inlopen hoefden we niet te praten, hadden we een tempovaste ‘haas’, en kregen we in rateltempo te horen hoe het met haar trainingen, voedingen, wedstrijden, moeilijke stoelgang en problemen met haar trainer ging. Ze gunde ons weliswaar geen blik waardig, want die was gefocust op het gras 1½ meter voor haar. Het werd een hilarische slapstick, die we jarenlang hebben volgehouden en ze heeft nooit, maar dan ook nooit aan ons gevraagd hoe het ermee was. Maar het leverde ons voldoende voer voor talloze lachsalvo’s.
  • Sportmaten weten wie er per ongeluk met de speer door de pijp van de beregeningsinstallatie heeft gegooid, maar zwijgen als het graf.
  • Sportmaten laten nieuwelingen behalve de kogel ook de polsstok wegen en Eltjo Schutter begrijpt dat meteen.
  • Sportmaten motiveer je tot uiterste prestaties door er Duits tegen te praten.image
  • Het is veel leuker flirten met drie sportmaten en één gewillige dame, dan dat je dat alleen doet.
  • Sportmaten zijn het altijd met elkaar eens.image
  • Sportmaten zijn het nooit met elkaar eens als de echtgenotes erbij zijn.
  • Sportmaten leveren altijd hun beste prestaties als ze samen in één team uitkomen.
  • Sportmaten staan nooit met de rug tegen de muur als ze naar een homobar gaan.
  • Sportmaten gaan gewoon door, en dan rol je vanzelf wel eens samen een interland in. Komt Gijs Knoppert op een dinsdagavond met zijn vetleren tas met zijn herkenbare breedsporige loopje sportpark Herungerberg opslingeren. Hij had onze prestaties gevolgd, en of wij beschikbaar waren! ‘Jazeker’, zei een van ons zonder de anderen te raadplegen, ‘op welke onderdelen?’. Gijs slaat de vetleren flap om en haalt een stapeltje papieren eruit. Zoals het sportmaten betaamt stellen we ons naast onze ‘eigen’ onderdelen ook beschikbaar als reserve voor de altijd ‘moeilijke’ disciplines. ‘Geweldig mannen!’. Even later beent Gijs op dezelfde wijze het sportpark uit als hij gekomen is, wat was dat een geweldige kanjer voor de masteratletiek!
  • Sportmaten staan ongevraagd voor de deur als je ze nodig hebt.
  • Sportmaten hebben een hekel aan trimmers, die niet willen weten wat atletiek is.
  • Sportmaten nemen je in de zeik als je zelf vind dat je een geweldige prestatie hebt geleverd.
  • Sportmaten komen naast je zitten als het even helemaal niet wil lukken.

Sportmaten verdwijnen misschien uit je leven, maar toveren altijd een brede lach bij het doorbladeren van dat fotoalbum.

Sportmaten maken van atletiek de allermooiste teamsport!

dinsdag 21 januari 2014

Atletiek en lopen?

imageEr was eens heel lang geleden een atletiekvereniging succesvol en tevreden. Een gepensioneerde kolonel en een uiterst consciëntieuze administrateur hadden van A.V.Anitsef een klein maar hecht atletiekclubje gemaakt. Rondom de altijd en nadrukkelijk aanwezige trainer Wout werd het optimale gehaald uit dat zootje ongeregeld. Maar het leidde wel tot de eerste regionale winnaar van de bekende Cross le Soir, een heuse kampioen op de 3000 meter steeple, maar ook twee junioren beklommen de hoogste treden met kogelslingeren en een hoogspringer sprong alle records aan duigen. Enkele aanstormende tienkampers vormden de verbindende factor tussen die uitschieters. De plaatselijke timmerman maakte de hordes en een ‘missionaris-van-het-dorp’ stuurde bamboestokken over van de andere kant van de wereld. Die werden gebruikt voor polsstokhoog, maar ook voor het bij Anitsef zo geliefde polsstokverspringen. De belangstelling voor de moeder aller sporten in de regio was niet zo denderend groot, maar toch draaide Anitsef volop mee in de op één na hoogste klasse van de landelijke competitie. De lokale visboer en niet te vergeten de vlaaienbakker zorgden er samen voor dat de wedstrijden financieel haalbaar en culinair aantrekkelijk bleven. Zo leefden ze nog lang en gelukkig, steevast maar niet tegen beter weten in op zoek naar dat ene potentiële Olympische talent.

De jaren vlogen succesvol en gelukkig voorbij totdat zich een losloper uit het kille noorden meldde bij de club. Je kent ze wel, zo’n typische expatriate, die plotseling ergens verschijnt als de grote verlosser en akelig precies op het moment dat z’n fouten ontdekt dreigen te worden weer van het toneel verdwijnt. Het was zo’n vreemde figuur, zo’n gespierde breinaald, die als hobby ’s avonds een paar blokjes om de kerk liep. Ik noem hem maar even Pietje Pedant. We hielden hem steeds voor de gek, maar dat gleed volledig langs zijn knokerige lijf. En lullen dat ie kon. Hij bleef maar kwekken, het leek allemaal nergens op, maar hij dwong iedereen tot luisteren en wurmde zich overal tussen. Ik weet niet hoe die het heeft geflikt, maar ineens was hij de nieuwe voorzitter. Gewoon zonder jaarvergadering, zonder ballotage en niemand sputterde tegen. Er werd ineens vergaderd in onze club, en allerlei ‘flyers’ met leuzen werden over het wedstrijdprogramma geplakt. Anitsef moest op de kaart, we kregen ‘een week van de communicatie’, er moest meer structuur komen en Anitsef moest meegroeien in de vaart der volkeren.

imageEn verdomd, hij kreeg het voor elkaar. Zijn eerste plan heette Rood-Wit-Blauw en was gericht op groei. Er kwam een aparte groep wandelen, er werd getrimd op de zaterdagmorgen en rondom zijn eigen persoontje ontstond een zootje sjokkers. De autochtone groep wedstrijdatleten werd gevraagd zich wat strakker te houden aan de trainingstijden. En als het kon, iets later beginnen om de tweevoeters wat meer ruimte te geven. Onze coöperatieve Wout toonde de gewenste flexibiliteit, en wij trokken ons nergens iets van aan. Het ledental groeide van 70 naar 200. De eerstvolgende jaarvergadering begon met een inleiding met van die toen heel moderne overhead-sheets! Pietje Pedant had zijn streepjespak aangetrokken en lulde drie kwartier achter elkaar over ‘van Filosofie naar Beleid’. We snapten er geen reet van, en sommigen verlieten voortijdig de zaal. Het startpunt van de nieuwe aanpak vereiste wel een compleet nieuw bestuur. Je snapt het al, met Pietje Pedant als voorzitter aangevuld met een aantal competente, gekwalificeerde en zelf uitgezochte kandidaten, allemaal sjokkers. De harde kern haalde de schouders op, als wij maar kunnen blijven atletieken samen met onze Wout, ze doen maar.

Maar er was iets geknakt, het voormalige bestuur had zich ‘en bloc’ bedankt als lid. Ons Unieraadslid was niet meer welkom op de vergaderingen, hij had daar immers te weinig inbreng!!?? En daar bleef het niet bij. Binnen het kader van het nieuwe change-management besloot het nieuwe management dat de baanatleten een trainingsavond moesten afstaan aan de sjokkers. In plaats daarvan kwam er wel een vrije training op de zondagmorgen. Oh ja, en Wout moest op cursus, want alleen geschoolde krachten mochten nog maar training geven. Potverdomme, wat nu? Die zondagmorgen hebben we toch niks aan want meer als de helft ging in het weekend op wedstrijd. En onze arme Wout voelde zich verschrikkelijk in zijn kruis getast. Gebroken en terneergeslagen hobbelde hij nog even door totdat we een brief kregen van hem: ‘Vanaf 1 mei ga ik het handbalteam van mijn zoon trainen en coachen. Met pijn in het hart neem ik afscheid en wens jullie en ons Anitsef veel succes’.

Nondedju, potverdomme nog aan toe, potnondedju, alles naar de klote. Wout weg, zijn zoon weg, onze beste speerwerper. Onze toplopers zoeken hun heil bij een andere atletiekvereniging, competitie kunnen we ook vergeten. Onze baanwedstrijden maken plaats voor trimlopen. ‘Meer mensen, minder werk, meer geld is het nieuwe criterium’. Wat doen we, kappen we ermee? Nee hoor, we zijn niet zomaar atleet voor even, maar voor heel ons leven. Maar het is niet meer gezellig. We missen Wout, we missen de gesprekken over onze wedstrijdervaringen met de toplopers. Een voor een houden de wedstrijdatleten het voor gezien. Heel pijnlijk wordt het als de kantine ’s avonds sluit om negen uur. Het licht gaat uit exact als wij ons trainingsmateriaal gaan opruimen en stilzwijgend maar innerlijk kokend druipen we af naar huis.

imageDe volgende jaarvergadering besluiten we een en ander aan de kaak te stellen in de rondvraag. Maar die zal er niet meer komen, of toch wel, heel kort! Pietje Pedant heeft een nieuw krijtstrepen pak aan, zijn tengere lijfje valt bijna in het niet tussen die streepjes. Hij drukt zijn stropdas tegen zijn uitpuilende strottenhoofd en toont de eerste sheet ‘van Beleid naar Strategie’ en stort de komende drie kwartier compleet zinloze informatie over ons uit die ook nog eens geen klote met atletiek te maken heeft. Ik word pas weer alert als er een sheet wordt getoond met de volgende heel belangrijke stap naar eeuwige roem: . . . een nieuwe naam! Atletiekvereniging Anitsef is te lang, te vaag en zegt niemand (lees Pietje Pedant) iets! Vanaf nu moeten we ATLO gaan heten, dat staat voor Atletiek en Lopen. De voorzitter sluit af met zijn ineens wel erg irritante stemmetje: ‘het komende jaar is het jaar van de overweging: moeten wij nog wel aangesloten blijven bij de Atletiekunie?’. ‘Jaha’, vult de penningmeester aan, ‘er komen vragen van onze leden wat de toegevoegde waarde van die bondscontributie is? Wat krijgen we ervoor? En die wedstrijdlicentie, we kunnen toch gewoon inschrijven voor elke wedstrijd zonder licentie!

Er knapt iets in me, alle opgekropte woede en frustratie van het afgelopen jaar balt zich samen en veroorzaakt kortsluiting in mijn bovenkamer. Ik ram met twee vuisten op tafel, de kopjes thee van de sjokkers en onze bierglazen springen van schrik op. De grofste vloek- en scheldwoorden tergen mijn stembanden tot impertinente erupties. Maar de stem van m’n moeder weerhoudt me ‘altijd netjes blijven, Jan’. Trillend van woede sta ik op, maar alle op mij gerichte ogen doen me plotseling beseffen dat dit een onomkeerbaar moment is.

Ik schraap m’n keel en probeer ondanks m’n droge mond te slikken:‘Meneer de voorzitter, beste Sprietje Arrogant, geachte aanwezigen. Onze, en ook jullie atletiekvereniging Anitsef kent een rijke historie die ver teruggaat tot 1920. Onze club is qua ledenaantal nooit een hoogvlieger geweest, maar een kleine groep echte atleten heeft ervoor gezorgd dat Anitsef steevast zijn bijdrage leverde binnen de nationale atletiek. Zowel organisatorisch als prestatief heeft Anitsef respect en aanzien verworven. We hebben altijd gestaan voor de Olympische leus Citius, Altius, Fortius. Deze drie woorden ondersteunen de drie poten waar atletiek voor staat: lopen, springen en werpen. Sneller, hoger en sterker! De Atletiekunie ondersteunt ons daarin, bindt ons en faciliteert wedstrijden op alle Olympische onderdelen. En daar horen de overigens heel gezonde onderdelen wandelen, trimmen en sjokken niet bij’.

image‘Meneer de voorzitter, beste Sprietje Arrogant, geachte aanwezigen. Met deze voorliggende voorstellen en eerdere acties minachten wij niet alleen iedereen die ons voorging in Anitsef. Maar veel erger nog, we draaien de atletiek de nek om. Atletiek en lopen is net zoiets als kippen en pluimvee, oftewel gelul als een kip zonder kop. Waar ATLO voor staat is wandelen, trimmen en sjokken zonder prestatieve doelstelling. Dat is niets voor atleten, dus ook niet voor mij . . .’.

Een ijzige stilte valt, waar heb ik het lef vandaan gehaald? Een paar technische atleten naast en achter me beginnen schoorvoetend te klappen. Pietje Pedant staat op en zegt ‘jammer dat er elementen zijn in onze club die positieve veranderingen in de weg staan, maar we zullen het meenemen in de volgende vergadering’.

Enkele maanden later, Pietje Pedant is terug verhuisd naar het ijzige noorden. Geen afscheid, geen stukje in het clubblad, niets. Nee, gewoon foetsie, net zoals het huisvuil elke donderdagmorgen. Alleen laat de ophaaldienst een schone bak achter. Pietje Pedant laat een ontmantelde en ontredderde club achter, niemand praat er meer over, misschien wel uit schaamte? Enkele jaren later bestaat Anitsef niet meer, is er nog slechts één baanatleet te vinden binnen een straal van 25 kilometer! Binnen diezelfde straal tellen we wel minimaal tien ‘loopgroepen’. Dé atletiek wacht nog steeds op nieuwe initiatieven.

Nu zit ik thuis op de bank en lees de Column van Jeroen Straathof nog eens door! Deze nieuwe medewerker van de Atletiekunie praat toch wel ergerlijk consequent over Atletiek en lopen . . . ik denk terug aan die goeie ouwe tijd, aan Pietje Pedant en voel me opeens beroerd worden,

het zal toch niet?

maandag 6 januari 2014

Kalverliefde bij atletiek

imageEindelijk moest ik het toch maar eens bekennen. Als ik terugdenk aan mijn eerste jeugdliefde, was ik toch meer de onnozele hals en zij toch wel de aanhankelijke ‘leading lady’. Ze noemen dat kalverliefde, ook weer zo’n stomme term die ik lang niet begrepen heb. Ja, in onze jeugd zag je de kalfjes nog wel samen met de koeien in de wei staan. Geweldig om te zien hoe ze huppelden door de wei, elkaar besnuffelden of rustig en lief tegen moeder aan stonden. Terug denkend aan vroeger herken je daar veel in, wij speelden en huppelden altijd op en rond het Leeuweriksveldje met alle andere kalfjes uit de straat. ’s Avonds voor het slapen gaan kroop ik dan ook nog even tegen mam aan, daar werd je zo rustig en ontspannen van. De oogjes vielen dan vanzelf dicht. ‘Je hartje slaapt al’, zei m’n moeder, tijd om naar bed te gaan.

Knuffelen was er vroeger ook al niet bij. Nou ja, mijn tantes deden dat wel heel fanatiek, die kwamen af en toe bij ons op bezoek. Meestal werd je dan gegrepen en geheel tegen je zin in volkomen onwennig tussen twee vrouwenborsten in geklemd. Een paar van die werkhanden woelden door je blonde stroharen. De lucht van Sunlight-zeep ontnam je even de adem, maar tijdig kon ik me steeds weer bevrijden uit die benarde positie. Als beloning ging dan meestal een hand in de schort en kwam daar een dubbeltje uit. Of als je pech had een vochtig pepermuntje waar wat stof of dunne draadjes aan kleefden. ‘Wat is ie toch groot geworden!’ was meestal de verlossende slotzin waarna ik gelukkig weer m’n eigen gang kon gaan.

Tegenwoordig knuffelen en zoenen we er betekenisloos op los, potverdomme wat heb ik een verschrikkelijke hekel aan die kale-kak ‘luchtzoenen’. Daar doe ik niet aan mee, als ik zoen doe ik het goed. Drie keer en op de wang! Nou ja, behalve dan bij m’n vader, die was niet zo van dat lijfelijke. Maar die gaf ik toch af en toe een zoen op z’n kale voorhoofd, en de reactie gaf steeds aan dat hij dat goedkeurde.

Tegenwoordig heb ik daar wat meer structuur in aangebracht. Even knuffelen met je kleinkinderen moet, en voelt ontzettend goed, je volgende generatie je hartslag als ritme van verbondenheid laten voelen. Maar ook die kleintjes worden intussen al wat groter en dan dwalen mijn gedachten toch stiekem terug naar die knuffels van mijn tantes. Of ook wel naar die eerste jeugdliefde, alleen toen was ik die onnozele en nu overduidelijk de aanhankelijke. Lijfelijk contact toont simpelweg respect, medeleven of pure verbondenheid. In de sport geef je iemand een hand als die gewonnen heeft of een bijzondere prestatie heeft geleverd. Maar schaam je niet en sla ook eens ‘n arm om iemands schouder, als die verloren heeft of als het even tegen zit. En sorry, als ik zelf een persoonlijk record geworpen heb, dan vlieg ik iemand om de hals. En als mijn Marijke toevallig niet in de buurt is, moet iemand anders het zomaar ontgelden. Man of vrouw, maakt niet uit. Het heeft immers geen amoureuze betekenis maar een puur menselijke uiting, je wilt iets samen beleven en delen.

Maar wat heeft dat allemaal te maken met je eerste jeugdliefde. Nou ja, je wist in 1962 nog niks van dat alles, zeker niet van knuffelen en zoenen. Je was de hele dag druk in de weer met school, studie, spelen en atletieken. Meisjes droegen in die tijd nog rokjes, ’s zondags ook nog met petticoat, en bezigden compleet andere dingen als jongens deden. Je had toen ook nog een ambachtsschool en een huishoudschool, hoe duidelijk wil je het nog hebben. De enige overeenkomst was dat wij hen niet begrepen en zij zich niet begrepen voelden. Mijn zussen moesten altijd thuis meehelpen met afwassen en ik mocht dat niet. Zij vonden dat ik werd voorgetrokken en ik voelde me achtergesteld. Want nu doen Marijke en ik dat gewoon samen, ondanks dat we een afwasmachine hebben, en dat zijn steeds mooie momenten van de dag. Ik heb niet bedacht dat er zowel meisjes als jongens nodig zijn om de schepping in deze perceptie in stand te houden.

Terug naar die jeugdliefde. Vanaf m’n tiende was ik lid van atletiekvereniging Festina. We trainden elke dinsdagnamiddag, donderdagnamiddag en zondagmorgen onder de bezielende leiding van Frits Vaessen, en ik was er altijd. Dit was echt mijn ding, niet alleen dat lopen, maar ook al die technische disciplines, heerlijk om te doen! Hoogspringen zonder matten, gewoon met de schotse sprong in de zandbak. Polsstokhoog met bamboestokken! Werpnummers zonder werpkooi, toch wel een beetje link, maar ja, dat was toen gewoon. Er was blijdschap als je naar de training kon, en jammer als het weer voorbij was. En daar zat Carla in het gras, bij elke training zat ze te kijken, samen met de dochter van de penningmeester. Het was een mooie meid, en qua postuur zouden we best een goed stel gevormd hebben. Als ik ging hoogspringen, dan zaten de twee vriendinnetjes samen achter de zandbak. Als ik ging discuswerpen, haalde zij de discus voor me op. Geen haar op m’n hoofd dacht aan ‘waarom-ze-dat-deed’, en ik had me toen een stevige haarbos! Totdat de penningmeester ’n keer tegen me zei ‘Carla vind je wel leuk!’. Nou ja, ik vond Carla ook wel leuk, ze haalde immers de discus voor me op. Een paar weken later, we hadden een wedstrijd in Eindhoven aan de Aalsterweg. De penningmeester herhaalde nog ‘ns tegen me:

image‘Carla vind je toch wel erg leuk, waarom praat je niet eens met haar?’

‘Okay’, en even later zocht ik behoorlijk onwennig de twee vriendinnetjes op de tribune.

‘Hallo Carla . . .’

‘Hallo Jan’, zeiden de twee vriendinnetjes in koor.

‘Vinden jullie het wel leuk hier’

‘Jaaahaaa . . ‘, keelden de twee vriendinnetjes.

‘Ik vond je erg goed op 100 en ver, Jan’, vervolgde Carla en streek haar petticoat glad en ging rechtop zitten. Ze keek me schuin aan, armpjes gestrekt, handjes rustend op de bovenbeentjes. Maar het wilde niet tot een inhoudelijke uitwisseling van verstandige volzinnen komen en de pauzes werden me te benauwend lang dus ik zei maar eens:

‘Ik ga kijken bij het hoogspringen . . .’ sprong op en was verdwenen.

Toen ik mijn sportvriendjes even later stond aan te moedigen voelde ik ineens een zacht handje de mijne pakken. Als verlamd ging de daaraan vastzittende arm slap hangen en ik voelde m’n hartje in m’n keel kloppen. Ik keek naast me en Carla gaf me haar allermooiste glimlach. De atletiekwedstrijd speelde zich plotseling heel ver op de achtergrond af, ik onnozele hals stond me bloednerveus af te vragen wat ik hiermee moest. Geleidelijk besefte ik me dat dit een heel bijzonder moment was. Iemand volkomen wildvreemd wilde graag bij me horen, maar hoe moet dat nu verder? Hoe geef je daar ook maar een enigszins zinvol vervolg aan? Mijn vader had me wel eens vaker toevertrouwd ‘dat je me altijd netjes met meisjes omgaat, potdomme’. Maar ja, wat bedoelde die daarmee, ik voelde me ineens heel nerveus, onzeker, beperkt, verlegen, verantwoordelijk en heel bijzonder tegelijk.

imageVanaf dat moment waren we ‘samen’, we spraken nooit af. Want zij kwam immers altijd kijken naar de trainingen met haar vriendinnetje en als er ‘iets’ was bij Festina dan waren we een stelletje. Elkaars hand vasthouden was onze belangrijkste band. Verder als zoenen, een omhelzing met mijn gezicht in die mooie zwarte lange welriekende haren en een voorzichtige aai over de rug is het nooit gekomen. Na de HBS ging ik naar de Koninklijke Militaire Academie in Breda. Die lieve brieven van Carla pasten (nog) niet in de zich ruig ontluikende militaire carrière. De eerste jeugdliefde doofde langzaam uit nog voor het een relatie genoemd kon worden.

Wat is er van haar geworden? Ik weet het echt niet! Maar door haar voel ik wel nog steeds wat kalverliefde betekent. Die hand vastpakken en die aai over de rug als eerste lessen in verbondenheid en genegenheid. Die eerste liefdevolle blik die een onnozele hals doet smelten en overtuigen dat samen oneindig veel meer is als zomaar alleen.

Hèhe, ik ben het kwijt, maar tegen niemand verder vertellen hoor . . . .