woensdag 13 april 2016

Mystiek


We staan met onze camper in Varaignes, het noordelijkste puntje van de Dordogne. Een geweldig mooie omgeving, in een klein vakantieparkje. We helpen vrienden bij het bouwen van een nieuwe bar, naar het voorbeeld van een oude oorspronkelijke tabaksloods.
Ik stap uit de camper, het is ’s morgens vroeg acht uur, de nevel hangt mystiek boven het meer langs ons. Nog een beetje slaapdronken van de vele ‘Picon Bières’ van gisteravond sta ik verdwaasd voor me uit te kijken. Achter onze camper hoor ik Fleur, de prachtige lichtbruine merrie van de buren. Ze weet het als we wakker zijn en meldt zich dan met wat proestgeluiden. Marijke heeft het ook gehoord en reikt me brood aan.
‘Bonjour Fleur, lekker geslapen?’, begin ik en Fleur schudt haar prachtige dauw vochtige manen. Ze geniet zichtbaar en hoorbaar van de schijven stokbrood. Ze stoot met haar mooie kop tegen mijn borst. Is dat als dank bedoeld, of wil ze meer brood hebben? Ik streel haar zachte neus en fluister wat lieve onbenullige woorden in haar oren. Zij likt zorgvuldig mijn hand met haar ruwe tong, wrijft met haar neus langs mijn houthakkersvest en proest me in het gezicht. Na dit intieme moment realiseer ik me ineens dat ik naar de bakker moet.
Dat betekent een kilometer lang vals plat omhoog naar de historische dorpskern. Het dorp slaapt nog, de lichtblauwe luiken zijn nog allemaal dicht. De benen willen nog niet zo goed, en de laaghangende mist omfloerst de oude gebouwen. Ik volg licht voorover gebogen de geur van vers gebakken brood. We worden al wat ouder, opa. Hèhè, eindelijk stap ik de kleine bakkerswinkel binnen.
‘Ting-ting’, zegt het belletje vriendelijk boven de deur als ik die openmaak.
‘Bonjour monsieur’, zegt de jongere zus van het bakkersvrouwtje.
‘Goedemorgen juffrouw’, zeg ik in mijn beste Frans, ‘we hadden een moisson besteld’. Dat is een heerlijk maïsbrood, ook Fleur vindt dat wel lekker.
‘De bakker heeft het vergeten te bakken’, zegt de jongedame.
‘Vergeten . . . ’, zeg ik, ‘hoe is dat mogelijk? Zo groot is Varaignes toch ook weer niet, en zo oud is de bakker nog lang niet. Dat gebeurt mij nog niet met mijn 68 jaar’.
‘Oui monsieur, pardon monsieur’, en de jongedame kijkt me wat sullig aan, zij kan er immers ook niets aan doen.
‘Dan doe maar een pain complet en een baguette’, vervolg ik. Ze grist de twee broden uit het rek achter haar en draait ze allebei in een minuscuul papiertje en ik tover alvast de vereiste twee euro 50 uit de portemonnee.
‘Drie euro’, zegt de jongedame en lacht me vriendelijk toe.
‘Nee, twee euro 50 . . . ‘, vervolg ik.
‘Drie euro’, en haar blik wordt ineens ernstig streng.
‘Twee euro 50 . . . ‘. De jongedame pakt resoluut het rekenmachientje en telt de 1,55 en 0,95 bij elkaar op.
‘Drie euro’, vervolgt ze, en laat me trots het rekenvenstertje zien. Ik ga aan mezelf twijfelen. Ik draai me om en staar naar buiten, waar de laaghangende mist traag voorbij trekt. ‘Het zal toch niet?’. Is dit het moment dat de afbraak van mijn grijze hersencellen dat kritieke punt hebben overschreden? ‘Kan ik vanaf nu niet meer rekenen? Ga ik vanaf nu in mezelf praten? Moet mijn omgeving vanaf nu diezelfde nonsens verhalen tachtig keer achter elkaar aanhoren?’. Ik kijk naar de afwachtende jongedame en vraag beleefd om de rekenmachine. Ik schakel de afronding naar hele getallen uit en tik, duidelijk voor haar zichtbaar, de 1,55 en 0,95 in.
‘2,50’, verschijnt op het venstertje en ik lees compleet overbodig ‘twee euro vijftig’ hardop voor.
‘Drie euro?’, twijfelt de jongedame. Intussen ben ik fysiek klaarwakker en psychisch weer vlijmscherp. Ik kijk haar strak aan en als nieuwe zelf geïnstalleerde rekenleraar van Varaignes leg ik haar de vraag voor:
‘Hoeveel is anderhalf plus één euro?’.
‘Twee euro vijftig’, antwoordt zij. Ik overhandig haar de inmiddels opgewarmde muntstukken en loop de deur uit. En met ‘Bonne journée mademoiselle. Au revoir’, neem ik heel vriendelijk afscheid van haar.
‘Ting-ting’, zegt de deur. Buiten is de mist alweer een beetje opgetrokken. Even twijfel ik nog van ‘had ik haar maar gewoon die drie euro gegeven, het ging maar om vijftig cent’. Maar nee, je moet ten allen tijde alert blijven. En we hebben met de kleinkinderen niet voor niks altijd rekensommetjes gedaan. Hoofdrekenen is heel belangrijk en een reëel gevoel voor getallen ontwikkelen kan van levensbelang zijn. Onze oudste kleinzoon had dan ook niet zomaar een tien voor de rekentoets, wat waren we trots!
Ik wandel het pittoreske dorp uit, het doorbrekende zonnetje verjaagt de laatste flarden mist. Bergaf lopen gaat een stuk makkelijker, de laatste hersenspinsels verdwijnen ook definitief uit mijn gedachte. In de verte ontwaar ik onze camper tussen de prachtig bloeiende appelbomen. Stel ik me dat voor? Of ruik ik al de verse koffie van Marijke?
Een geruststellend gevoel maakt plaats voor die mystieke mist. Die twijfel over opkomende vergeetachtigheid maakt plaats voor intens geluk. Dit wordt zeker weer een hele mooie dag.