maandag 12 december 2016

Ik mag er niet meer over praten . . .

Zomaar een intelligente jonge dame speelt al ’n paar jaar handbal samen met haar vriendinnen. Handbal is een machtige sport, heb ik zelf ook tot aan mijn vijftigste actief gespeeld. Zomaar als wintertraining naast mijn nog altijd meest geliefde sport, de atletiek. Ook wel logisch, want sprinten, springen en werpen vormen de basis zowel bij handbal als bij atletiek.

Regelmatig ging ik kijken samen met Marijke, maar de ergernis hield me weg uit de zaal. Een paar weken geleden ben ik toch nog eens wezen kijken. Alweer pure ergernis, er verandert totaal niks. Nee nee, rustig maar, geen kritiek op de scheidsrechter, de handbalclub of de tegenstander. Nee, simpelweg wat zich binnen dat meidenteam afspeelde. Of eigenlijk is het geen team, maar een stuk of vijf individueel ingestelde speelsters en een zestal pionnen ter opvulling. De bal wordt letterlijk doelloos (dus niet doelgericht) rondgespeeld, er is geen sportieve fysieke hardheid te ontdekken en alles speelt zich zowel in aanval als verdediging af in het midden. Iedereen kruipt, net zoals de F-jes bij voetbal, naar het midden. En ja, de tegenstander maakt daar dankbaar gebruik van, dus de meeste tegendoelpunten vallen vanaf de zijkanten. ‘Ben ik nou de enige die dat ziet?’. Waar is die broodnodige pure beleving, waar is dat genieten van die mooie sport, waar zit die vooruitgang?

Maar wat ik veel ergerlijker, zelfs onacceptabel kwalijk vindt? Er zijn een paar meiden, waaronder die intelligente jonge dame, die vernederende 2 à 5 minuten mogen meespelen. Terwijl er aan het spelpeil niets, maar dan ook totaal niets, verandert. Sterker nog, er ontstaat meer balans in de groep als die erin staan. Maar ik mag er niets van zeggen! ‘Hou je mond’ krijg ik te horen! Maar dat betekent echter wel dat ik met een probleem blijf zitten. Dus schrijf ik het maar van me af, want erover schrijven hebben ze me (nog) niet verboden.

Mahatma Gandhi sprak heel lang geleden de wijze woorden: ‘Wees de verandering die je in de wereld wil zien gebeuren’. Nou, daar gaan we dan. Afgelopen zaterdag toog het team weer eens naar een uitwedstrijd, 114 km ver weg. Een snelle rekensom leert dat 11 meiden daar 6 uur mee bezig zijn. Ja, als het je hobby is, en dan heb je dat er graag voor over. Ik reed vroeger ook helemaal naar Groningen om 110 meter horden te lopen. Echter, die intelligente jonge dame heeft ‘zegge-en-schrijven’ een lullige vijf minuutjes een actieve bijdrage mogen leveren aan haar hobby. Normaal gesproken als je met 11 meiden een wedstrijd speelt van 2*25 minuten, zou elk teamlid een half uur moeten spelen. Blijkbaar zijn binnen dat team speelsters die 6 keer zo goed zijn als andere speelsters? Of andersom, zijn er speelsters die 6 keer zo slecht zijn als de basisspeelsters? Feit is wel dat die intelligente jonge dame nu na zes deprimerende uren met een teleurgesteld gevoel haar huiswerk zit in te halen. Had ze niet beter??? Wat blijft er over van genieten van je hobby???

En dan praten we over meiden in een moeilijke leeftijd, toch? We hebben er allemaal wel eens verstandige dingen over gelezen of gehoord? Uit die literatuur kan algemeen geconcludeerd worden dat de begeleiding van meisjes van 12 tot 18 jaar zich zou moeten richten op het bevorderen van empowerment en hun weerbaarheid. Sociaal-emotionele leeftijdsgebonden problemen schreeuwen om empowerment en vereisen een emotioneel veilige omgeving waarin de meisjes zichzelf kunnen zijn, kunnen oefenen en positieve relaties kunnen ontwikkelen. Wel eens gehoord van de piramide van Maslow? Die geldt overigens niet alleen voor jongere dames, maar voor ons allemaal. Dat is nog altijd de belangrijkste motivatietheorie die er is, opgebouwd op basis van onze ordening van behoeftes. Maslow rangschikte de volgens hem universele behoeften van de mens in deze hiërarchie. Volgens zijn theorie zou de mens pas streven naar bevrediging van de behoeften die hoger in de hiërarchie geplaatst werden nadat de lager geplaatste behoeften bevredigd waren. Denk daar eens over na! Daarom zit ik me vaker te ergeren, daarom vind ik dat onacceptabel.

‘De beste stuurlui staan aan de wal’, zeggen ze wel eens, en dat geldt ook voor het veelgehoorde niet-mis-te-verstane commentaar vanaf de tribune. ‘Doe er dan zelf wat aan, klojo!’, hoor ik iemand denken. 

Het is zondagmorgen, van 10 tot 12 is vrije training bij Scopias Atletiek. Om 20 voor 10 ben ik op het veld, want als trainer mag je niet te laat komen. Een wisselend groepje atleetjes heeft het bed weer eens veel te vroeg moeten uitkruipen om van mij werptraining te krijgen. Dat valt potdomme niet mee! De jeugd in de leeftijd 12 – 18 jaar heeft het niet gemakkelijk met zichzelf, en door de opspelende hormonen willen ze wel eens gewoon in bed blijven liggen. Het is mijn taak om ze allervriendelijkst te blijven motiveren en ze positief uit te dagen. We kunnen het intussen goed samen vinden, ik leer ze de finesses van die moeilijke technische werponderdelen. Ondanks dat ik hun opa had kunnen zijn, kan ik ze best nog wel demonstreren hoe het moet. Wat wil je, ik ben Nederlands kampioen bij de M65+.

Ze krijgen allemaal even veel aandacht, ze mogen allemaal even vaak werpen. Met trainen zowel als met wedstrijden! De een gooit wat verder dan de ander, en de ander pakt de techniek wat vlugger op dan de een. Dat maakt allemaal niet uit. Ik wijs ze erop, dat ze naar elkaar moeten kijken! Hoe de ander het op bepaalde punten beter doet. Ik zeg nooit dat ze het ‘fout’ doen, ik doe slechts oefeningen waardoor die fouten vanzelf verdwijnen. Ik zeg alleen ‘nee’ als het niet goed gaat, en ze krijgen een ‘high-five’ als ze het goed doen. Er loopt ook een G-atleet tussen, maar laat ik potdomme niet merken dat ie buiten het groepje valt. En dat ie me ook niet de kantjes eraf loopt. Zo af en toe maak ik vertraagde opnames van hun worpen en die stuur ik ze toe. Dan kunnen ze zelf zien dat ze beter gaan werpen, het ziet er steeds beter uit. Ze ontwikkelen zich zelf, ieder op zijn eigen manier en ik help ze daarbij. Ik zet pionnen bij hun persoonlijke records, en ik zie ze genieten als ze daar steeds makkelijker overheen werpen. Ik maak een praatje met ze en vraag hoe het op school of thuis gaat. Het zijn immers geen werprobots, het zijn zoekende en zich ontwikkelende prachtige mensen.

‘Ja, maar atletiek is wat anders als handbal’, hoor ik weer iemand mompelen. Zeker, als je de 100 meter loopt dan is die afstand even lang voor jou als voor Dafne Schippers. Sterker nog, jij mag er zelfs langer van genieten, want Dafne is een stuk sneller aan de finish. Maar daar gaat het bij sport voor jongeren niet om. Wij trainers begeleiden ze alleen maar ’n paar uurtjes per week naar volwassenheid. Wij hebben een belangrijke bijdrage op die weg naar een ‘gezonde geest in een gezond lichaam’. Wij brengen ze een klein beetje meer discipline bij, ook wij geven ze iets meer waardering en erkenning. Wij leren hoe ze zich zelf kunnen ontplooien.

We zetten pionnen in het veld om te meten, om grenzen te verleggen en ze te laten zien dat ze vooruitgaan. Maar we zetten ze niet ‘als’ pionnen op het schaakveld, want dan zullen we spoedig constateren dat het schaakveld alsmaar leger wordt[1]. En dat we schade hebben toegebracht aan ontluikende schoonheid en sportbeleving. 

Ik doe komend jaar 60 jaar onafgebroken atletiek, en ik dank mijn eerste trainer Frits Vaessen nog steeds op mijn blote knieën. Als ik met Frits praat over 60 jaar geleden, heeft hij het nog steeds over ‘mijn jongens’. Dat doet mij nog steeds verrekte goed om te horen, en daarom erger ik me langs dat handbalveld.



[1] Wie met mensen omgaat als met pionnen, ziet spoedig dat zijn schaakbord leeg is. (Confucius)