zondag 14 augustus 2016

Hoe Dafne ons een gouwe plak door de neus boorde

Na Fanny Blankers-Koen in 1948, na Ellen van Lange in 1992 . . . alle (on)deskundige media bereiden ons (op)hitserig voor op die zekere gouden medaille van Dafne Schippers. ‘Zullen we boven verder kijken’, zegt mijn vrouw, en ik weet wel waarom. Want even later lig ik in bed met mijn luchtige pyjamaatje met korte broek en korte mouwtjes. Ik wacht op mijn idool, voor mijn Dafne hou ik vannacht de wacht, mijn vrouw slaapt rustig ‘ik hoor het morgenvroeg wel’.

De halve finales, drie prachtige sprints van 24 optimaal getrainde atletes gaan bepalen welke 8 een plaatsje bemachtigen in de finale. ‘Ze kan niet door versnellen . . . ‘, mompel ik voor me uit, als Dafne haar prachtige lijf als tweede over de finish drukt. Ik zit rechtop in bed bij de zoveelste herhaling in vertraagde opname. Ik probeer me in te leven, ik zie het duidelijk, normaal verlengt ze haar passen en brengt daarbij telkens haar bovenlichaam boven haar afzetpunt. En dan komt die machtige afzet die de laatste 30 meter haar laat wegzweven van de rest. Dat lukt haar niet. Een tweede plaats in de finale zou een ‘zilveren plak met een vetgouden randje’ betekenen hoor ik die hijgerige verslaggever al uitkramen.

In de dode ooghoek van onze verslaggevers maar midden in de spotlights van het Olympische ovaal verwezenlijken Nadine Broerse, Anouk Vetter en Nadine Visser hun Olympische droom op de zevenkamp. Ik probeer met mijn tablet, bovenop het dekbed rustend, hun prestaties te volgen. Klote, er is niets van te vinden, en onze informanten ter plekke hebben het slechts over ‘die zekere gouwe plak die Dafne voor ons moet gaan halen’. De Belgische Nafissatou Thiam is met een historische heroïsche zevenkamp bezig. Niemand van onze subjectieve paparazzi-Martjes heeft er oog voor. ‘Dafne verbetert zich altijd in het toernooi!’, kraait de een. ‘Dafne weet altijd te excelleren als het erop aan komt’, kwijlebalt de ander.

Mijn vrouw draait zich om in bed, ze knijpt met haar ogen, ze heeft last van het licht van mijn nachtkastlampje. Ik doe dat uit en zet het geluid van de televisie nog wat lager. Potnondedjuu, ook midden in de nacht hebben ze reclame! En ook de NOS-livestream doet mee met de boodschappen. Ik zap wat verder op de televisie. Ook dat nog, in het schemerdonker word ik op drie zenders met zwoele stemmetjes door die kleffe anti-sport-dellen uitgenodigd om een of andere sekslijn te bellen. Snel terug schakelen naar één, hoe durven ze. Ik wil kijken en genieten van perfect getrainde sportmensen, die met mij een geheel andere passie delen, mijn atletiek.

Eindelijk, met wat overdreven muziek en overbodig lichtspel stappen de acht finalistes door zo’n kleurige slurf quasi ontspannen de baan op. Potverdomme, mijn Dafne heeft baan negen geloot, dat is klote. Ik ga er weer eens goed rechtop voor zitten in bed, en dek mijn vrouw voorzichtig in met het onwillige dekbed. De atletes worden één voor één voorgesteld, ze knielen op ‘on-your-marks’ in de startblokken. ‘Ready . . . . . PANGG!’, en de acht snelste dames ter wereld lopen om het hardst op het Koninginnenummer ‘wie het eerst over de streep’ komt. Ik weet niet wie er wint, ik zie alleen dat het Dafne niet lukt om weg te zweven van de rest. Ik strijd met haar mee, ik voel dat ook-ik mijn ontspanning kwijtraak, hoe mag ik dat van haar dan wel verwachten? Ik zie dat ze ondanks alles een geweldige tijd loopt met 10.90, waarmee ze potdomme vijfde wordt op de Olympische spelen. Ik leef met haar mee, het doet ook mij pijn dat ze haar droom niet heeft kunnen waarmaken. Ik zie die klojo al op haar afkomen met zijn lul-ijzer in de hand ‘waarom ging het eigenlijk mis’. En oh jee, hij vangt iets op van fysiek ongemak. ‘Ga je ons vertellen wat het is, want anders gaan we er naar gissen’. Klasse Dafne hoe je daarop reageerde. ‘Daar hebben ze geen flikker mee te maken, dat kunnen ze wel zien als ze echt naar je gekeken hadden’. Je hebt ze teleurgesteld, je hebt hun die gouwe plak ontnomen, zelfs geen bronzen met een gouden randje. Hoe durven ze? 

God, wat was ik kwaad! Maar wees maar niet bang, ik hou nog steeds van je. Nee, niet in de sfeer van die zwoele vetdelletjes van die sekslijnen. Nee, zoals een opa van zijn kleindochter houdt. Zoals een oudere atleet zich inleeft in een jonge vrouw met wie hij diezelfde passie voelt en deelt. Dank je Dafne, ik sta te springen als je wint en bewonder je hoe je omgaat met een prachtige vijfde plaats in een Olympische finale. En de volgende keer hebben we gewoon weer een afspraakje. Ik in mijn pyjamaatje naast mijn vrouw onder het dekbed. En jij heel ver weg in Rio, maar heel dichtbij in mijn sporthart.
 
En nu ga ik op internet uitpluizen wat de zevenkampsters gemaakt hebben, want die hadden onze sportverslaggevers al bij voorbaat afgeschreven, teleurgesteld en in het niet-de moeite-waard-boekje genoteerd.