Afgelopen weekend was in Veldhoven het NK-Masters, specifiek voor de onderdelen kogelslingeren, gewichtwerpen en werpvijfkamp. Dat is om het NK-Masters baanatletiek te ontlasten, en ik denk ook omdat het vanuit Eindhoven Atletiek zo geïnitieerd is. Het was twee dagen schitterend weertje en GVAC Veldhoven had het uitstekend voor elkaar op en rond sportpark de Kempencampus. Ik had ingeschreven voor alle drie de onderdelen, en Marijke al vooraf getemperd in haar verwachtingen: ‘dit jaar geen medailles’. Uiteraard hebben wij Masters daar altijd een excuus voor, en ik had er voor deze gelegenheid maar liefst drie in petto. Een chronisch versleten knie, terugkeren van een vervelende schouderblessure en een lange winterstop wegens een lichte longontsteking en ‘n virus op de luchtwegen. En helaas heb ik op mijn leeftijd inmiddels ervaren dat het héél lang duurt voor je weer in het ritme zit. Maar toch hangen er nu drie ‘medalies’ aan de wand, twee zilveren met kogelslingeren (39,76m) en gewichtwerpen (15,74m) en een bronzen ‘met een gouden randje’ op de werpvijfkamp.
Over die vijfkamp wil ik het wel nog even hebben. Eerst een statement: Lampis is een werpersplatform op internet, ik ben één van de pioniers en onze doelstelling is het stimuleren van de werpnummers in de atletiek. In dat kader geven we gevraagd en ongevraagd adviezen aan atleten, maar ook aan organisaties ‘hoe werpwedstrijden beter en aantrekkelijker te maken’. Dat wordt ons meestal in dank afgenomen, maar er zijn altijd hardnekkige uitzonderingen!
Terug naar die werpvijfkamp, de mannen 60 en ouder zaten geduldig op ’n rijtje op hun stoeltjes te wachten tot ze met hun eerste nummer, het kogelslingeren mogen beginnen. Maar ooh jee, ook de dames heupwiegden in onze richting om te beginnen aan hun 4e onderdeel, het speerwerpen. En het toeval wil dat beide werpsectoren naast elkaar liggen, sterker nog, na 20 meter kruisen ze elkaar waardoor een (levens)gevaarlijke overlappende situatie ontstaat. Dus wij van Lampis stelden aan de wedstrijdleider voor om de dames aan de andere kant te laten werpen, zo gepiept. Dames gooien max.35 meter met de speer en onze beste man ca.45 meter met de kogel, dus blijft er op een middenterrein van 90 meter nog zo’n 10 meter veilig niemandsland over. Maar nee hoor, uit het topoverleg werd besloten naast en over elkaar heen te gooien. Motivering van de wedstrijdleider ‘anders gooien de dames tegen de wind in’, en iedereen die een beetje kan speerwerpen weet dat dit slechts voordelen heeft. Nu moesten we ‘om-en-om’ gooien en een verkeersregelaar stond op het overlappende stuk zenuwachtig en volkomen onduidelijk met een rode en witte vlag te wapperen. Nou, met twee groepen van ca.20 man/vrouw gaat dat een héééle tijd duren, voor een paar van ons hoefde het eigenlijk al niet meer. Op zo'n moment voel je je geen onderdeel meer van het geheel, maar slechts lijdend slachtoffer van niet al te verstandige besluiten.
Maar ja, wel tijd genoeg om wat rond te kijken. Doordat de dames en de jury inmiddels nogal wat geïrriteerd waren ontstond er voortdurend discussie over het wel of niet geldig zijn van de speerworpen. Want ja, met wind mee vallen die speertjes al gauw plat op de buik en de veldjury raakt volledig het spoor bijster. Dus stapt een van onze dames op de scheidsrechter af en stelt voor om veldjury en atletes even een adempauze te gunnen om nog eens uit te leggen wat de regels zijn. En een heel belangrijke regel daarbij is misschien wel ‘bij gerede twijfel altijd in het voordeel van de atleet’. Maar er wordt niet naar geluisterd, iets waar moeilijk aan te wennen is.
Intussen had bij het kogelslingeren al een paar man rechts in het net gegooid. Ik bemerk dat het net rechts bovenin zeker ’n halve meter naar buiten moet en loop naar een zeer welwillend GVAC-jurylid. We zijn bezig het net correct te hangen als een keurige man in een kaki tropenkostuum zich ermee bemoeit. ‘Nee hoor, dat net hangt goed, afblijven . . . ‘. Ik kijk naar die verdwaalde carnavalsvierder en stel me zo voor ‘als hij ook nog zo’n tropenhelmpje op had gehad, zou ik dat ongegeneerd over z’n kop hebben getrokken'. Het GVAC-jurylid haalt haar schouders op, maar ik maak onverstoord de ketting los, vraag haar om het net in de goede positie te trekken en nog rustiger pas ik de schakels aan en breng het net op de juiste spanning. De chef jury kijkt tevreden omhoog ‘nou zit ie goed, bedankt’. Even later ben ik aan de beurt met gooien, loop de ring in, en wie staat daar vlak voor m’n neus geanimeerd te kletsen. Precies, diezelfde verdwaalde carnavalsvierder. Overduidelijk heeft hij geen enkele belangstelling of empathie voor het kogelslingeren dat vlak voor zijn neus plaatsvindt. Er knapt wat in me, maar toch beleefd vraag ik of hij z’n mond wil houden. Helaas heb ik nu wel mijn benodigde adrenaline verspeeld en gooi ongeldig. Ik loop uit de ring, flikker mijn leren buikband en werphandschoen op de grond en loop naar die 'man op de verkeerde plek in zijn afwijkend kostuumpje'. Nadat Bert Vreeswijk klaar is met zijn worp fluister ik hem toe dat hij dat in het vervolg maar moest laten en vraag hem uit hoofde van welke functie hij daar eigenlijk stond. ‘Ik ben de gedelegeerde van de Atletiekunie’ krijg ik met enige benepen trots te horen. Mijn maag krimpt ineen van woede en een peristaltische beweging kruipt omhoog langs de slokdarm en knijpt mijn keel gelukkig dicht om erger te voorkomen. Ik beheers me slechts tot ‘ook dat nog . . . .’.
Niet alleen mijn wedstrijd is redelijk verpest. Het erge is, dat je dat GVAC en zijn werkelijk keigoeie jurycorps niet kunt aanrekenen. Het lijkt wel of sommige mensen daar slechts rondlopen voor eigen ‘roem-en-glorie’ en het met hun eigengereidheid expres willen verpesten.
Na drie onderdelen sta ik op grote achterstand op de zesde plaats en reken mezelf nog maximaal een plaatsje omhoog. Bij het laatste onderdeel, het gewichtwerpen, doet zich weer zo'n vervelende situatie voor. Ja hoor, achter de kooi staat een scheidsrechter wijdbeens met de armen over elkaar te kletsen met een werpvijfkampster. Niet zomaar eentje, nee, eentje die al begint te mopperen tegen de wind als die het net wat zachte wiegbewegingen laat maken. Eigenlijk mogen ze daar ook niet staan. Maar ik besluit ‘bemoei je er niet mee’, en tenslotte kan ik mezelf ook goed focussen. Maar het rommelt in de groep werpers, ‘Toch vervelend dat ze net achter die kooi moeten staan kletsen’. ‘Ja, eigenlijk stoort me dat’. 'Hij draagt een groene band, dus . . . . '. 'Je gaat toch ook niet bij de start van de 110 meter horden vóór die lopers staan kletsen'. Een andere bereidwillige Lampis-dame loopt op het tweetal af en verzoekt vriendelijk om ergens anders te gaan staan. Maar wat denk je, ze blijven gewoon staan, daarmee overduidelijk makend dat ze zich ‘helemaal niks’ aantrekken van het verzoek van de werpers.
Het is erg laat geworden, iedereen is alweer naar huis, we zitten na de wedstrijd gezellig bij elkaar, en supersnelle Joke Kleinhesselink brengt ons de uitslag. ‘Heej, ik ben derde geworden, ook dat nog . . . ‘. Trots als een pauw neem ik achter Martin Regtop en Frans de Laat mijn bronzen medaille op een inmiddels verlaten sportpark in ontvangst. Met onze 'harde kern' gaan we nog even Veldhoven in, en we hebben er met z’n allen nog een gezellige boel van gemaakt.
Nogmaals oprechte hulde aan GVAC en de inzet van al die bereidwillige juryleden. En ja, topjury en gedelegeerden. Ik vraag me wel eens af wat die achteraf thuis vertellen over zo’n wedstrijd . . . . tenminste, als ze thuis wat te vertellen hebben.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten