Met de fiets van Blerick naar Baarlo is natuurlijk het fijnste langs de Maas. Net buiten het Meuleveld zeilen we bergaf de Romeinenweg. Wel effe opletten, want onderaan is een vervelende slinger over het bruggetje. Rechts zien we dan de oude Watermeule van Holt-Blierick liggen. We stappen even van de fiets en kijken samen terug in de tijd. Een stukje historie en een paar foto’s van ‘vruueger en noow’.
De exacte ouderdom van de voormalige monumentale watermolen aan de Hout-Blerickse Molenkampweg 3 is niet bekend, maar in een overeenkomst uit 1443 is er al sprake van een watermolen op deze plek. De molen heeft waarschijnlijk eerst toebehoord aan de heren van Kessel en ging later over naar het Venlose klooster Mariaweide. De molen was een bovenslagmolen, die zijn activiteiten verrichtte op de kracht van het water van de Springbeek. Het beekwater werd opgespaard in een vijver, die door een sluiswerk kon worden gesloten totdat een voldoende hoog waterpeil was bereikt.
De Watermeule ligt op de Springbeek, aan de landzijde was het gebouw laag, aan de beekzijde hoog met een verval van vier meter. Het gebouw was voorzien van een schilddak met pannen. Aan de voorzijde twee dakkapellen, waarvan een met luiwerk om de zakken op de graanzolder te hijsen. Boven het waterrad was een lessenaarsdak. De lage zijde rustte op een landhoofd, de hoge zijde sloot aan bij het dak van de molen. Hierdoor ontstond een harmonisch geheel, zoals te zien is op bijgaande krantenfoto links uit 1955. Twee koppels stenen maalden het graan, terwijl er tevens een kollergang op de molen stond voor het persen van olie uit koolzaad.
In het midden van de negentiende eeuw had de Watermeule twee maalsluizen met elk een bovenslagrad. De molen lag op de linkeroever en vlak langs de muur draaide het eerste rad voor de korenmolen met een middellijn van 3,24m en een breedte 1,35m. Daarnaast bevond zich een vaste losschuif, die alleen bij calamiteiten werd geopend. Daarnaast het tweede rad voor de oliemolen met een middellijn van 2,84m en een breedte van 1,19m. De watermolen werd in 1940 stilgelegd. De molen had twee koppels 17er maalstenen (1,50m doorsnede), een koppel blauwe Duitse stenen voor het malen van boekweit en tarwe. En een koppel kunststenen voor het malen van bakrogge en voergraan. Vanaf 1935 installeerde Frans van de Hombergh in het pal tegenover de watermolen gelegen woonhuis een inrichting, bestaande uit een maalstoel met een Deutz-dieselmotor, een mengmachine en een graanreiniger. De molen diende verder als opslag. Na een verwoestende brand in 1976, werd het gebouw gerestaureerd en voorzien van een extra verdieping.
In WatWasWaar (zie boven) vinden we dat begin 19-de eeuw de Watermeule eigendom was van Donathe van Meijel c.s.. Hij was ook eigenaar van de standaardmolen St.Annakamp in Blerick. Via vererving en koop gingen beide over naar de broers (zoons) Hendrik Mathijs Bruno van Meijel (Venlo 1803-1867), aannemer en Mathijs Hendrik van Meijel (Venlo 1792-1868). Tussen 1847 en 1856 verhuurden beide broers de molens aan Joannes Braekers uit Kessenich. Vanaf 1856 werd Joannes Braekers molenaar op de Elisabethsmolen in Nunhem. Veel geluk bracht het hem niet, in hetzelfde jaar overleed zijn vrouw Barbara Seuntjes. Op Sinterklaasdag (06.12.1863) verdronk zijn 10-jarige zoon Jan Jacob Joseph en in 1868 overleed hijzelf, nog een dochtertje Maria Judith achterlatend.
Vervolgens gingen de Blerickse molens over naar het echtpaar Receveur-van Meijel. Willem Eduard Hubert (Eduard) Receveur (Venlo 1819-1889), koopman, getrouwd Venlo 1 juni 1857 met Maria Carolina Hubertina (Caroline) van Meijel (roepnaam Caroline, Venlo 1836-1859), dochter van Hendrik Mathijs Bruno van Meijel en Maria Catharina Carolina van Wijlick. Op 15 juli 1872 liet weduwnaar Eduard Receveur beide molens openbaar verkopen door notaris Clercx in Blerick.
Het eerste lot was de watermolen (graan-en oliemolen) in de Molenkamp, met woonhuis, tuin en bouwland te Hout-Blerick. Nieuwe eigenaar werd Karel Nefkens (1828-1910), molenaar te Sevenum, voor 6000 gulden. Het tweede lot, de standaardmolen te Blerick, ging voor 3000 gulden naar Jan Goofers, koopman in Blerick.
Karel Nefkens en zijn vrouw Hendrina Beterams (1826-1900) vestigden zich met hun drie kinderen in Blerick. Zoon Leonard werd steenfabrikant in Blerick, en Henri was koopman van beroep. Hun dochter Anna (1872-1949) werd in 1904 de Watermeule toegewezen. Zij trouwde met de molenaarsknecht Frans van den Hombergh (1876-1916) uit Velden, die haar vader had aangenomen. Samen kregen ze zeven kinderen, hun vijfde kind Sjraar (ook wel Sir) koos voor het molenaarsvak. Na het overlijden van zijn vader hield eerst moeder Anna Nefkens en een aantal knechten de molen draaiende, terwijl Sjraar het vak elders leerde. Vanaf 1925 nam hij de Watermeule over. In 1956 werd hij eigenaar, acht jaar later werd de vervallen Watermeule verkocht aan de Venlose bankdirecteur Gerardus Petrus Antonius Gussenhoven.
Intussen is het grondig gerestaureerd, helaas niet in de oorspronkelijke staat. Enige tijd was het een restaurant, en momenteel een woonhuis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten