woensdag 16 september 2015

Jeugdtrauma's

Wij babyboomers hebben de oorlog niet meegemaakt, zijn opgegroeid in vrijheid en blijheid. Wij babyboomers hebben nooit honger gekend, hebben alleen maar voorspoed en overvloed gekend. Wij babyboomers zijn volkomen gevrijwaard van jeugdtrauma's, weten niet eens wat dat betekent? Nou, ik ben geboren in 1947, en ik kan het daar niet mee eens zijn! Nog steeds lopen de rillingen me over de rug als ik denk aan de kapper. Nog steeds wordt ik badend in het angstzweet wakker als ik denk aan de tandarts.

Midden vijftiger jaren. Het is woensdag, het is schitterend weer en ik ren van school naar huis. Vlug de ouwe kleren aan en naar buiten spelen op het Liëuweriksveldje. Maar mijn moeder is deze keer resoluut: 'Jan, je moet nu toch echt eerst naar de kapper! Ik heb het al te vaak uitgesteld, maar je loopt er schandalig bij. Zondag is pap jarig, familie komt op bezoek en dan moet je er netjes uitzien'. 'Asjeblief mam, asjeblief . . . ', en sla mijn armpjes zo lief mogelijk om haar heen. Ze streelt met haar hand door m'n haar: 'zie je wel, ik kom er bijna niet meer door met m'n hand, je moet echt naar de kapper'. En even later loop ik met een paar kwartjes stijf geknepen in m'n hand de straat uit, bij Gielen de slager linksom de Pepijnstraat in. Elk steentje op de weg moet het ontgelden en wordt zover mogelijk weggetrapt. Bij kapper Cromvoets kraakt de deur en door een kort gangetje kom ik in de kapperssalon. De schrik slaat me om het hartje, de kwartjes pijnigen mijn blauw aangelopen vingertjes. 
Salon, het lijkt wel een slachthok! Haren op de grond, de kapper in lange witte jas. Keurig opgevoed zeg ik 'hallo . . ', maar niemand reageert. Niemand kijkt op. De kapper gaat door met zijn scheerbeurt, de man op de slachtbank zit doodstil. Een wachtende man blijft verborgen achter zijn krant, en nog een man kijkt voorovergebogen onbewogen naar de gele zeilen vloerbedekking. Wat zenuwachtig schuif ik op een leegstaande stoel, en het verschrikkelijke wachten begint. Want ik wil hier zo snel mogelijk weer weg, en het Liëuweriksveldje huppelt uitdagend door mijn hoofd als een smachtend beloofde land. En ik haat die onrechtvaardige regel, de volwassenen gaan altijd vóór. Leeftijdsdiscriminatie heet dat nu. De scheerbeurt is voorbij, de ene man rekent af en de volgende gaat zitten. 'Knippen? Hoe wil je ze hebben?'. 'Graag een beetje gedekt, want ik heb morgen een bruiloft!'. Potverdomme, de kapper steekt een sigaretje op en gaat eerst uitvoerig een gesprek aan van wie er gaat trouwen, waar ze gaan trouwen en hoe groot de bruiloft wel niet is. Oh jeee, de deur kraakt, als het potdomme maar geen volwassene is. Hè, gelukkig, het is Matje Kappel die ook veroordeeld is tot een strafmiddagje kopscheren. De laatste volwassene is aan de beurt, het valt mee, die wil geschoren worden. Ik schuif naar het puntje van mijn stoel, startklaar die knipzetel te bestijgen. Potnondedjuu, de deur kraakt. Mijn ogen pijnigen mijn oogkassen, ik staar naar die deur. Potverdomme nog aan toe, het is de ouwe Hermans. In zijn driekleurig grijs, zijn grijze hoed op die botte kop gedrukt, met daartussen geklemd die onafscheidelijke grote sigaar. Het Liëuweriksveldje verdampt als een fata morgana, op haast onbereikbare afstand doemt om onverklaarbare redenen verschrikkelijk ver weg de Sahara op in mijn gedachten. Dit is zo onrechtvaardig, dit is verschrikkelijk, ik heb me in mijn leven nog nooit zo ongelukkig gevoeld. Ik had al een hekel aan die ouwe Hermans, maar nu zou ik die sigaar wel andersom in zijn stomme kop willen duwen en die hoed over zijn oren willen stropen. Ik sluit mijn ogen, sla mijn armpjes over elkaar en besluit lijdzaam te lijden en te ervaren hoe pijnlijk wachten kan zijn.
'De volgende . . . ', zegt Cromvoets en ik ontwaak uit mijn kwelling en klim in die lederen martelzetel. Met een paar stevige pedaaltrappen schokt de stoel omhoog in de gewenste knipstand. Ik krijg zo'n schurend wit papiertje veel te strak om mijn zachte halsje geplakt. Een niet meer geheel schone ooit witte cape wordt over me heen gedrapeerd en alweer te strak in mijn iele nekje vastgeknoopt. 'Heeft mam je centen meegegeven?', vraagt de kapper. En ik tover de inmiddels gloeiend hete kwartjes onder dat spooklaken vandaan en leg ze op het marmeren blad van de slachtkast. De kwartjes verdwijnen in de la en Cromvoets steekt zijn volgende sigaretje aan. 'Nou potdomme, begin maar . . . ', wil ik wel uitschreeuwen. Maar tergend langzaam trekt hij aan zijn sigaret en maakt voor die ouwe Hermans zelfs de deur open.
Hij grijpt de zware zilverkleurige tondeuse, plaatst zijn linkerhand met gespreide vingers zo lomp mogelijk op mijn hoofd. De koude haarmaaier wordt met zijn scherpe tandjes in mijn nek gezet en pijnlijk knippend over mijn gevoelig schedeltje naar zijn linkerhand getransporteerd. Ik doe weer de ogen dicht en onderga die verschrikkelijke kwelling langs de hele omtrek van mijn hoofd. Hij legt dat ding neer en ik denk dat ik klaar ben. Nee hoor, hij pakt zo'n lang knipmes en slijpt die soepeltjes met lange halen over zo'n lange leren lap. Ik sluit mijn ogen weer en blijf doodstil zitten. Ik voel dat vlijmscherpe moordwapen mijn zachte nekhaardjes wegschrapen. Het wordt rood voor mijn ogen, het angstzweet loopt over m'n rug, maar ik heb het overleefd. Hij haalt die witte cape weg, klopt die uit en zwaait hem met één beweging over de stoel. Het witte papiertje wordt van mijn nekje gerukt en een grote behangkwast verwijdert met woeste halen de achtergebleven haartjes. Ik vlieg uit de stoel, roep nog snel 'hôjje . . ' en sprint naar huis. Het jeukt en kriebelt op mijn rug, blijkbaar niet alle haartjes zijn in de behangkwast terecht gekomen. Thuis vlug de ouwe kleren aan. 'Maar jongen, wat zie jij eruit, verschrikkelijk, je lijkt wel een bloempot! Ik zal toch eens tegen je vader zeggen dat die Cromvoets je de volgende keer een beetje beter moet knippen . . . ', jammert mijn moeder. Maar dat is aan mij niet meer besteed, het Liëuweriksveldje is plotseling geen fata morgana meer. En mede dankzij Cromvoets besluit ik later nooit meer naar een kapper te gaan. We hebben een eigen tondeuse aangeschaft, en mijn vrouw ontdoet mij al jaren met zachte hand zo kort mogelijk van mijn overtollige haar.
Geen jeugdtrauma's, vergeet 't maar. Nou, en dan heb ik het nog niet eens gehad over de tandarts. Dat dan maar een volgende keer.

1 opmerking:

Unknown zei

goh, ik ben niet de enige die de kapper en de tandarts vreselijk vind. Dat gefrutsel aan mijn kop haat ik.
Dankjewel voor de herkenning