Maasschipper Orbo Titulaer woonde samen met zijn vrouw Maria Christina Ingenriet en hun twee kinderen aan het kerkstraatje in Blerick. Op de mooie zomeravond van 17 augustus 1721 zit deze Orbo met zijn vrouw rustig aan tafel wanneer er op de deur gebonkt wordt. Het is Lins Coopmans, waarschijnlijk dronken, hij dendert naar binnen en begint daar trammelant te maken en krijgt waarschijnlijk niet zijn zin. Hij maant Orbo naar buiten te komen en slaat er stevig op los met een stok. Orbo grijpt ter zelfverdediging naar zijn schippersmes en verwondt Lins in zijn oog en hoofd. Lins overlijdt ter plekke noodlottig aan zijn verwondingen. Orbo neemt het zekere voor het onzekere, neemt afscheid van zijn vrouw, loopt het kerkstraatje af en vlucht met zijn boot de Maas op.
Ik moet beginnen met een bekentenis, deze Orbo is mijn rechtstreekse voorvader. Bijna drie eeuwen later heb ik de nazaten van Lins Coopmans opgespoord en bij mij aan tafel uitgenodigd. Ze wisten er niets van, we hebben de smakelijke details doorgenomen, ze maakten geen trammelant, we hebben samen een kop koffie gedronken en onder mekaar met een ferme handdruk de zaak bezegeld. Wat weten we van deze Orbo, en wat zijn de verdere details? Een korte poging! Op 23 december 1692 wordt Urbanus op het Maasschriksel in Venlo geboren als zoon van de Luikse maasschipper Franciscus Wiliquine Titulaer en de Venlose Catharina Orbon. Orbo, zoals hij genoemd wordt, brengt zijn eerste levensjaren door op het Maasschriksel in Venlo, volgt zijn vader op als maasschipper en trouwt 17 augustus 1715 in Venlo met Maria Christina Ingenriet uit Blerick. Pastoor Judocus van Hecke uit Venlo en pastoor Theodorus van den Panhuysen uit Blerick verlenen dispensatie voor hun huwelijk. Ze krijgen hun eerste twee kinderen in Venlo, een zoon Henricus, geboren 25 juni 1717, en een dochter Maria Catharina, geboren 8 juli 1719. In 1720 gaat het jonge gezin verhuizen naar Blerick, waar ze gaan wonen in het kerkstraatje aan de Maas, tegenwoordig de Helling. In datzelfde jaar vinden we een aantekening dat Orbo Titulaer twee koeien bezat en dat hij tapper was van ‘heftige waters’. Ahaa . . wilde Lins Coopmans wat te drinken hebben, en kreeg hij dat niet ??
In extra ordinario judicio den 22 augusti 1721: De heere deser Heerlickheijt clegeren tegens Orbo Titeler fugitiven, dese dictamen is confuyselyck hier in geset en overgesch(reven) int gerichtsprothocoll.
Door meer geluk dan wijsheid las ik dit in de Schepenbankgegevens van Blerick, en werd netjes verwezen naar de Gerichtsprotocollen (RHCL- Blerick 3283; 1718-1732). Procureur de Bon klaagt hem aan, een lange rechtszaak begint, op 29 augustus 1721 wordt beslag gelegd op de goederen van Orbo. Zelf blijft hij al die tijd voortvluchtig. Op 9 december 1721 doet woordvoerder Mooren ‘vanwege’ de 28-jarige Orbo zijn verhaal voor de heren der heerlijkheid Blerick. Probeer het maar eens te lezen (en te begrijpen):
RHCL – Gerichtsprothocol Blerick [09.12.1721] - [de Heeren deser Heerlickheijt clegeren tegens orbo titeler gedaeghden] - gedingh gehouden den 9Xbr: 1721; Mooren van wegens den gedaghden seght dat de ordonnantie van den thienden deses in saecke gegeven aen den gedaeghdens huijsvrouwe geinsinuert sijnde daer inne met verwonderinghe te sien de expresse van vonnis te hooren wijsen alvoor nochtans tot desen huijdighen dagh toe niet en is gedient van eysch off aenklaght / immers tot noch toe geen pertinente conclusie genomen / men gesweijge dat iets ter saecke naer behooren en in forma juris soude sijn geprobert / prosterende dijen volgens van nulliteijt soo van den voors: decrete / als alle voorgaende ten lest voorgaenden ende voorige gerichtsdaege naerder gedudicert / sonder praejudicie van dijen seght den gedaeghden dat hij betight wordende met de nederlaege van lins coopmans salig: dijenthalven niet en kan beschuldight worden veel minder criminaliter geactionert / gelijck het schint dat de Heeren clegeren voorhebbens sijn quia naturalis defensio proprij corporis semper impune est licita dat is te weten dat de natuijrlijcke verweringe een jegelijck van sijn eijgen lief altijdt onstraffelijck is toegelaeten dat nu den gedaghden in den ongeluckigen voorval tot sijn over grote droefheijt ende bederfelijcken schade sijn eijgen lief heeft moeten verweren en nootsaekelijcke aefwer moeten doen sulx sal men suo tempore de saeken bij einterieure reljulaeringe ten thoon / daer toe gedisponert sijnde overvloedigh ad sacietatem juris proberen inval van ontkennen naementlijck / dat den voors: lins coopmans salig: in des gedaeghdens huys ten tijde in quaestie / wanneer hij gedaghden gerustelijck aen sijne taefel met sijne huijsvrouw heft sitten eten / is gekomen aldaer den selven overlastelijck vallende in sijn eijgen huijs / rusie ende quaestie maeckende / hem gedaghde uijtroepende buijten de deure / den selven daer buijten comende sonder achterdencken van quaet den selven lins coopmans salig: hem soodanigh geaggrediert gehadt en met eenen stock over hooft en armen geslaegen: waer van hij gedaghden eene blauwe plecke over sijne schouder heeft behouden gehadt / dat hij nootsaekelijck verweren van sijn lief heeft moeten gebruijcken ende sijn messe te trecken geenen anderen middel voor handen sijnde om sigh te konnen verweren / welcke nootwer des to meerder is te praesumeren om dat den voors: lins coopmans salig: het ongelucke getreffe in het ooge heeft ontfangen gehadt / tot een teecken eerst van aggressie ende ten anderen oock / dat den gedaghden niet van intentie en is gewest denselven coopmans salig: een doodelijcken steck toe te voegen want andersints soude immers sulcken steck gesocht hebben in een ander litmaet van het lichaem / eerder als naer het gesicht hetwelck oock geensints en is te praesumeren soo om de naer aen getrouwde affiniteijt / als goede vroentschap die de selve notoorlijck altijdt saemen hebben gehouden / om dese nootsaeckelijcke verweringe des lichaems den gedaghden dijen aengaende moet worden gehouden buijten schult en straffe gelijck leert ad ff: in lib: 48 tit: 8 num: 30 ad casum: quibus homicidium est extra culpam et poenam scilicet si committatur innecessariam sui defensionem quae cum a natura sit permissa etiam cum caede aggressoris / sibi enim quisq: proximior est et charitas incipit a se ipso / ponit homicidium a culpa immune / et a poena dat is te weten tot desen te gelijcke cassen in de welcken eenen nederlage is buijten schult en straffe naementlijck als het geschiet tot nootsaeckelijcke defensie van sijn selven door de welck aengemerckt van de natuijre is toegelaeten oock met de doodt van den aenvaller ofte aggresseur / want een jegelijck aen hem selven het naeste is en de reguliere liefde begint vanvan hem selven / de nederlaege van de schult en straffe onschuldigh wordt gestelt / jae selfs oock conform hebbende de canonicke rechten / soo verre / qui non defndit vitam / dum potest sui mortis causa reputatur / dat den genen die sijn leven niet en defendert als hij kan / wordt gehouden van sijne eijgene doodt de oorsaeck te wesen / et sic potius vitam propriam servare quam alterius dictat naturalis ratio / ende alsoo dat het beter is sijn eijgen leven te conserveren als dat van een ander / onderwijsen de naturlijcke redenen ende de natuijre selfs / etiam cum caede aggressoris / oock met de doodt van den aenvaller / uti habet dictus auctor loca citato / overmits welcke ende meer andere redenen naerder te dudiceren ende bij den eventuelen thoon te proberen / voorts rechten middelen ende motieven hier toe / ex officio vel via juris / bij een eersaem gerichte naerder te voegen en suppleeren soo concludert en contendert den gedaghden ten eijnde hij van dese der Heeren clegeren actie cost en schadeloos sal worden onthoffen en gehouden idq: cum expens / vel alias omni melim modo via et forma cum expor / daer toe implorerende etc: den heere capitein Romer van wegens de heeren clegeren versoeckt copije van het voorenstaende gedicterde van partije ende dat aen hem de praeparatore informatien in saecken genomen onder recepisse mogen worden gevolght
’T gericht gesien het gedicterde van den capiteijn Romer verleenen aen den selven copije van het voorenstaende gedicterde van parthije als mede copije van de praeparatore informatien maer niet de selve onder recepisse uijt te lichten en ordonneren aen den selven sijne volmacht van wegens de heeren deser Heerlickheijt in handen van den secretaris over te leveren om ten protocoll opgesloten ende bewaert te worden actum Blerick in judicio den 9 december 1721
Door dit hele drama heeft Orbo waarschijnlijk de geboorte gemist van zijn dochter Aldegonde, 19 oktober 1721. Op 11 mei 1722 wordt tegen Orbo de ‘conclusie van eis’ opgetekend: hij dient gestraft te worden zoals gebruikelijk voor dergelijke misdadigers. Vervolgens verschijnen tussen 15 mei en 6 juli 1722 een aantal getuigen ‘à décharge’ voor het eerzaam gericht, dat bestaat uit ‘clerck’ Peter van Ulft, Peter Jansen, Peter Wijnants, This Verijnen en Peter Schonck. De volgende getuigen verschijnen: Jenneken Lamers (huysvrouwe van Leonardus Ingenriet), Maria Wijnants (gewesene marte van voors: Titeler), Geurt Linsen, Anthon Ingenriet, Maria Jansen, Jan Hillen, Leonora Faessen, Petronella Janssen en Helena Breuls (weduwe wijlen Cornelis Hermans).
Meer gedetailleerde gegevens omtrent de rechtszaak staan in genoemde Gerichtsprotocollen, een definitieve uitspraak van de straf voor Orbo is niet aangetroffen. Wel emigreert hij met zijn gezin naar het ‘buitenlandse’ Venlo waar 12 januari 1724 zijn zoon Franciscus wordt geboren. Op 28 juni 1734 overlijdt Orbo Titulaer in Venlo op 41-jarige leeftijd, waarschijnlijk na een lang ziekbed aangezien z’n zoon Henricus op 12 april 1734 een burgerbrief laat opstellen. Zijn vrouw Maria Christina Ingenriet wil kort na zijn dood weer terug naar haar geboortedorp aan de andere kant van de Maas. Zij laat op 2 mei 1735 de magistraat van Venlo weten dat zij met haar kinderen naar Blerick verhuist. Wanneer de weduwe op 1 juli 1737 een som geld leent blijkt zij weer te wonen in het huisje aan de Maas, aan de ene kant naast het Kerkstraatje en aan de andere kant naast Lamert Lamerts. Op 13 april 1745 overlijdt Maria Christina, 50 jaar oud, inmiddels wel oma geworden van een kleinzoon Urbanus, genoemd naar haar geruchtmakende man.
Het slachtoffer Lins Coopmans is geboren in Blerick op 14 april 1682 als zoon van Joannes Coopmans en Catharina Linssen (getrouwd 10 april 1678). Lins trouwt 3 februari 1704 met Aldegondis Raeymaeckers, en zoals inmiddels bekend komt hij op 17 augustus 1721 tragisch aan zijn eind. Hij had drie kinderen: Mathias (geb.21.09.1709), Maria (geb.07.11.1714) en Leonardus (geb.19.09.1719). Deze laatste trouwt met een nicht van Orbo, Aldegondis Cuypers. De dochter van Helena Ingenriet, zuster van Maria Christina.
Het zal de gemoederen even bezig hebben gehouden, maar de tijd heelt alle wonden en laat alles in vergetelheid verdwijnen. Ik heb het even voor jullie teruggehaald. Orbo is de stamvader van vele Titulaer’s in Blerick, en ook die de voornaam Urbaan dragen zullen teruggaand in de tijd waarschijnlijk een ‘link’ ontdekken naar deze roemruchte Orbo Titulaer.
1 opmerking:
Geweldig verhaal Jan! Mijn oom Haij Stikkelbroeck die al vele jaren bezig is met onderzoek naar de stamboom hoopt altijd zoiets te vinden, maar helaas, wij waren brave tuinders in de bantuin van Venlo ;-)
Een reactie posten